Gedurende twee jaar schreef Frits maandelijks een ‘camperkolom’ in het blad Kampeerauto, het officiële orgaan van de Nederlandse Kampeerauto Club.
Modderfiguur
Het kampeerseizoen is nog niet echt begonnen. Na jaren niet gekampeerd te hebben, rijd ik nu rond in een gehuurde, splinternieuwe camperbus en dit wordt mijn eerste overnachting.
Op het uitgestrekte kampeerterrein staan welgeteld twee andere gasten. De aardige eigenaresse zegt me, dat ik mijn bus mag neerzetten waar ik wil. Verspreid over het keurig onderhouden grasveld liggen betonnen platen waar je een camper kunt parkeren. Prima toch? Maar in mijn enorme eigenwijzigheid denk ik mijn busje naast zo’n plaat neer te zetten, zodat ik een mooi schoon in- en uitstapje heb (….). Het grasveld blijkt echter boterzacht te zijn en binnen de kortste keren werk ik mijn voorwielen tot aan de bumper in de grond. M’n busje wil geen centimeter meer voor- of achteruit!
Met het schaamrood op mijn kaken meld ik me weer bij de vrouw van de camping, die haar man gaat halen. Samen met hem en de twee andere kampeerders zijn we een dik uur in de weer met een schop en planken en na veel ‘gemodder’ krijgen we m’n camper weer los. Ik bedank uitvoerig en parkeer onder hun toeziend oog keurig netjes op een betonnen plaat.
De volgende morgen zit ik aan het ontbijt.
De eigenaar van de camping komt voorbij en zeult een volle vuilniszak met zich mee. Het gaat langzaam en hij loopt moeilijk.
Voor ik vertrek, knoop ik nog een praatje met hem aan.
‘Ik zag u voorbijkomen vanmorgen. U loopt zo moeilijk. Last van het uitgraven van mijn camper gisteren?’
Hij kijkt me van opzij aan.
‘Nee hoor, gewoon artritis. Heb ik al jaren. Heeft niks te maken met het graafwerk van gisteren.’
Het zal allemaal wel. Toch voel ik me behoorlijk bezwaard als ik de motor start en met een brede armzwaai afscheid van hem neem.
In the picture
Natuurlijk wist ik, dat wild kamperen verboden was in het land waar ik rondtoerde. Maar er is zoveel verboden. Speurend naar een geschikte plek viel mijn oog op een lieflijk pleintje: een door bomen omzoomd parkeerplaatsje voor een kerk, met mooie, nostalgische straatlantaarns. Er stonden wat auto’s geparkeerd van winkelende mensen. Ik manoeuvreerde mijn camper helemaal achteraan het pleintje vlak voor de kerk, stapte uit en bekeek mijn plek-voor-de-nacht. Perfect!
Toen ik ’s middags na een stevige wandeling bij mijn camper terugkeerde, was het winkelpubliek naar huis en het kerkpleintje totaal verlaten op mijn camper na.
Na het avondeten liep ik nog even naar buiten. Het was inmiddels schemerig geworden en mijn overnachtingsplek werd met de minuut mooier. De straatlantaarns floepten aan en ‘mijn’ pleintje veranderde in een oase van rust.
Terwijl ik daar zo stilletjes genoot van dit romantische plekje knalde plotseling een serie schijnwerpers aan, die de kerk (en dus ook mijn zorgvuldig achterin geparkeerde camper) in een verblindend licht plaatste. Die lampen had ik even niet gezien toen ik er ’s middags arriveerde… Weg lieflijkheid. Weg romantiek.
Ik realiseerde me, dat ik op deze manier wel erg ‘in the picture’ stond voor passerende voorbijgangers of (erger nog) eventueel patrouillerende politie. Het kostte me die avond moeite in slaap te vallen. Reed daar een auto het pleintje op? Stopte die auto? Hoorde ik portierdeuren dichtslaan? Regelmatig stapte ik mijn bed uit, sloop door de camper, gluurde door de gordijntjes, maar iedere keer was het loos alarm. Om twaalf uur doofden de schijnwerpers en viel ik eindelijk in een (onrustige) slaap.
De volgende morgen werd ik te vroeg gewekt door voorbijdenderende landbouwtrekkers.
De volgende morgen kroop ik met dikke slaapogen achter het stuur van mijn camper.
De volgende morgen ging ik op weg naar een rustige, spaarzaam verlichte camping…
Geachte heer Frits,
Middels dit e-mailtje willen wij, twee relatief jonge (veertigers) camperaars, u hartelijk bedanken voor het prachtig geschreven stukje in het laatste NKC blad. Het was voor ons zo herkenbaar! Wat hebben wij genoten van uw relaas. Heerlijk.
Wij zien het ons zelf ook al doen, midden in de nacht luisteren of er inderdaad een auto richting onze camper rijdt en om in de ochtend enigszins vermoeid weer naar een nieuw plekje te rijden waar het wel rustig is.
Onze complimenten en hopelijk volgen er nog veel meer van dit soort verhalen.
Vriendelijke groeten uit het hoge noorden van het land.
Han en Chantal Meijer, Bedum.
Propere Hollanders
Eigenaar Jacques van Camping Wesertal op enkele kilometers van Eupen, staat me afwisselend in het Frans, Duits en Nederlands te woord en regelt vriendelijk een overnachting. Na een blik op mijn gehuurde zevenpersoons camper, trekt hij een wenkbrauw op: ‘Eén persoon?’. Als ik dat bevestig, kijkt hij me meewarig aan: ‘Zo helemaal alleen in zo een grote motorhome? En ook geen hondje?’.
‘En hoe werkt dat op uw camping met de douches? Gaat dat met geld of moeten er speciale muntjes in?’. ‘Geen muntjes, ook geen geld’, antwoordt Jacques. ‘U doucht zo vaak en zo lang als u wilt. Morgenochtend, bij uw vertrek, vertelt u mij hoe vaak u gedoucht heeft, dan bereken ik de kosten en tel dat op bij uw overnachtingsprijs.’ Ik heb nog nooit van zo’n vreemd systeem gehoord.
Bij het afrekenen de volgende morgen somt Jacques alles netjes voor me op: ‘Dat is dan één motorhome, één persoon, gebruik van stroom, enne… heeft u nog gedoucht?’.
Het was die nacht vijf graden geweest en ondanks het dikke dekbed had ik het behoorlijk koud gehad. Ik zag het douchen al voor me: door het natte gras naar het toiletgebouw, me uitkleden in een tochtige, koude doucheruimte en rillend in m’n blootje lang aan die mengkraan morrelen tot ik de gewenste temperatuur had. Ik besloot te volstaan met een poezenwasje en het douchen uit te stellen tot ’s avonds.
Ik vertel dit aan Jacques. Hij kijkt me met een twinkel in zijn ogen aan: ‘Gij Hollanders! Zo’n proper volkje, hè? Maar ook een beetje gierig. Onze douches zijn gewoon gratis. Maar aan Hollandse gasten vertel ik altijd dat ze per douchebeurt moeten afrekenen. En weet u, mijnheer, geen enen Hollander doucht hier ooit! Dat is dan € 18,30 totaal en ik wens u een goede reis…’
Schat van een vrouw
Ik zit nog te ontbijten als er een autootje stopt.
Er stapt een dame-op-leeftijd uit.
‘Ik heb gehoord, dat u internetverbinding zoekt. Pak je laptop maar en stap in. Ik heb een aansluiting in mijn caravan en die mag je wel gebruiken.’
Als ik even later haar overbemeten stacaravan binnenstap, verontschuldigt ze zich voor de ’troep’: ‘Ik ben laat vanmorgen en het schiet niet op. Ik moet nog afwassen, mijn bed nog opmaken, douchen en ik heb om elf uur een lunchafspraak. Koffie?’
Terwijl ik mijn laptop aanzet, rommelt ze wat in de keuken en kletst intussen honderduit. Over haar medicijnen die ze nog moet innemen (waarbij ik het hele verhaal te horen krijg over haar bypass-operatie), over de trouwfoto van haar zoon en schoondochter op het kastje (ze is Aziatisch en een schat van een meid), over haar man die op dit moment in Noorwegen aan het werk is en dat ze al veertig jaar op deze camping staat.
Intussen vindt mijn laptop een draadloos netwerk. Om verbinding te maken, heb ik een toegangssleutel nodig. Ze stopt met afdrogen en begint in allerlei mappen en boekjes te zoeken. We proberen verschillende wachtwoorden, maar geen van de combinaties blijkt te werken.
Jammer, dat de vrouw niet langer tijd heeft. Jammer, dat ze nou het juiste wachtwoord niet bij de hand heeft. Maar ja, het bed moet nog opgemaakt en die afspraak, hè? En ze moet ook haar was nog uit de machine halen. Ik pak m’n laptop weer in, ze trekt nog snel haar bed glad en brengt me terug naar mijn camper, waar mijn koffie inmiddels steenkoud is geworden.
Ik maak verse koffie en ga verder met mijn ontbijt, me ondertussen bedenkend aan hoeveel onbekende mensen ik thuis het wachtwoord zou geven van mijn eigen beveiligde netwerk…
Vier agenten
Ik parkeer mijn camper bij het bezoekerscentrum van de Isle of Arran Distillery. Zo vroeg in het seizoen, zo vroeg op de dag, ben ik om half elf de enige bezoeker.
Geen enkel probleem voor gids Ian: ik krijg een persoonlijke rondleiding en maak ook kennis met de ‘mannen op de werkvloer’. Als Gordon -de voorman- in mij een medegenieter meent te herkennen, knipoogt hij samenzweerderig en neemt me mee ‘naar achter’ waar hij zijn kantoortje heeft. Uit een la van zijn bureau diept hij een flesje op. Van het aanrecht pakt hij een noser en giet daarin een stevige scheut. ‘Als je zo van whisky houdt, proef dit dan eens’. Ik laat de drank in het glas ronddraaien, nose voorzichtig en neem een slokje. Het is elf uur ’s ochtends en ik drink een Arran Single Malt die nog de hele dag in mijn mond zal blijven nasmaken. Goedkeurend kijkt Gordon toe hoe ik sta te genieten. ‘Elf jaar oud’, zegt-ie trots, ‘en 56% alcohol…
De rondleiding wordt besloten met de onvermijdelijke bar en winkel.
Ian slaat de winkel over en staat erop dat wij samen nog het een en ander proeven in de bar. We hebben het reuze gezellig tot iemand komt melden, dat de volgende rondleiding al had moeten beginnen en dat er bezoekers op Ian staan te wachten. Nog nooit van mijn leven ben ik ’s morgens voor twaalven al zo stevig aan de whisky geweest. Ik vertel Ian, dat mijn oorspronkelijke plan was meteen na de rondleiding naar de ferry te rijden. ‘Maak je geen zorgen’, antwoordt hij laconiek, ‘die ferry is hier vijf minuten vandaan en controle? Ach, er zijn welgeteld vier agenten op het hele eiland…’
Als ik naar buiten loop en mijn camper op de parkeerplaats zie staan. vind ik het eigenlijk een prima plek om te overnachten. Die ferry vaart morgen ook nog wel…
Oceaandepressie
Om vijf uur word ik wakker van de kou. De regen striemt op het dak van de camper. Het busje staat te schudden in de bulderende storm, die met een kracht 8 tot 9 vanaf de Atlantische Oceaan over de camping raast.
Er zijn welgeteld nog drie andere kampeerders op het terrein. Ik ontmoet ze in het sanitairgebouw. Het zijn veertigers en fanatieke bergbeklimmers. Ze hadden het plan dit weekeinde hier in de omgeving twee bergen te beklimmen, maar door het barre weer kon dat niet doorgaan. Noodgedwongen hebben ze toen op deze camping hun kruiptentjes opgezet. Eén van die twee tentjes is de afgelopen nacht omgewaaid en onherstelbaar kapot.
‘Hij’, zegt de man met de bril, terwijl-ie op zijn vriend wijst die zijn tanden staat te poetsen, ‘hij heeft in het tentje geslapen, hij daar heeft in onze auto overnacht en ik heb hier binnen geslapen. In de douche. Op de grond.’
Hij kijkt even naar buiten.
‘U heeft maar geluk, met zo’n stevige camper’, zegt-ie zonder een spoortje afgunst, ‘maar we blijven optimistisch! En er mag dan een klein beetje wind staan, het is gelukkig niet koud!’ De buitentemperatuur wijst op dat moment 2 graden C aan…
‘We gaan inpakken en terug naar huis. Jammer van die bergen. Maar we komen nog wel een keer terug. Fijne vakantie nog!’ Ze pakken hun bagage bij elkaar en lopen gekromd tegen de storm naar hun auto.
Ik zet de verwarming in mijn camper aan, maak een kop koffie en neem daarna een lange, hete douche in het behaaglijk verwarmde sanitairgebouw. Als ik daarna aan het ontbijt zit, gaan mijn gedachten even uit naar mijn grote, fijne, stevige, ruime, centraal verwarmde huis in Nederland.
En toch. Toch sta ik bij het afwassen van de ontbijtboel vrolijk te fluiten…
Goedgelovig
Als ik in de kantine langs het tafeltje van het Engelse gezin loop, verbergt hun zesjarige Bryan zich verlegen achter zijn moeder. Hij fluistert wat in haar oor en zij schiet in de lach. Op mijn vraag wat haar zoontje zei, antwoordt ze: ‘Bryan zegt, dat je op Santa lijkt…’
Ik zet meteen m’n bril op het puntje van mijn neus, leg twee handen op m’n buik en schal ‘Ho, ho, ho!’ door de kantine. ‘Je hoeft niet bang te zijn, Bryan’, zeg ik met een diepe stem, ‘kom maar even bij de kerstman.’ Als ik uitnodigend twee armen naar hem uitsteek, komt hij verlegen naar me toe en kruipt bij me op schoot.
‘En vertel eens, Bryan, ben jij het hele jaar braaf geweest? En wat zou je graag van de kerstman willen hebben?’
Als ik het mannetje serieus zie nadenken, maak ik een eind aan de act.
‘Het is maar een grapje hoor, Bryan. Natuurlijk ben ik de kerstman niet. Ik ben op vakantie net als jullie. Ik kampeer hier. Met een busje. Ik kom gewoon uit Nederland.’
Hij laat zich van mijn schoot glijden en gaat weer naast zijn moeder zitten. Af en toe werpt hij nog een steelse blik op me.
Na een poosje stapt het gezinnetje op. Ik bestel nog een kop koffie.
Ik zit nog na te denken over dit voorval als moeder weer binnenwipt en naar mijn tafeltje toekomt: ‘Prachtig! Bryan gelooft er niks van dat je uit Nederland komt. Hij zegt net, dat hij opa en oma gaat bellen, dat hij de kerstman op vakantie heeft gezien. Nou heb ik nog een verzoekje: wil je zo vriendelijk zijn even in de deuropening te gaan staan en naar hem zwaaien als we zo meteen van de parkeerplaats wegrijden?’
En ach, wat doe je dan? Kleine moeite toch om zo’n little guy gelukkig te maken?
Je doet maar
Toen ik aan boord van de veerboot mijn laptop uitpakte om mijn reisverslag bij te werken, merkte ik dat mijn aantekeningen nog in de camper lagen. Ik keek om me heen. Er was maar een persoon in de ruimte aanwezig. Nors keek hij voor zich uit. Hij had stug, strak achterover gekamd, grijs haar. Op zijn forse, rood opgezwollen neus stond een bril met een dik montuur. Zijn handen lagen onverzettelijk op z’n wandelstok die tussen zijn knieën stond geklemd. Ik stapte op hem af.
‘Ik moet even iets uit mijn camper pakken’, begon ik vriendelijk, ‘kunt u in die tussentijd een oogje op m’n spullen houden?’
Hij verroerde geen vin, keek me niet aan en bleef nors voor zich uitkijken. Omklemde alleen zijn wandelstok wat steviger. ‘Dat is wel het stomste wat je kunt doen. Je spullen onbeheerd achterlaten. Voor je het weet, is het gestolen. Je moet de mensen niet vertrouwen!’
‘Please sir, het is maar voor even.’
‘Je doet maar’, was alles wat-ie zei.
Ik besloot de gok te wagen, haalde mijn spulletjes en ging aan het werk.
Toen ik klaar was en alles had ingepakt, sprak ik -tegen beter weten in- de man nog even aan. Hij was noch van plaats, noch van houding veranderd.
‘Zo, ik ben klaar. Ik ga nu eerst lunchen en daarna buiten een sigaartje roken.’
‘Je doet maar!’, beet de man me fel toe. ‘Lunchen! Welja! En dan een sigaartje. Verbaast me niks. Ik rook je al van afstand…’
Tegen de tijd dat we afmeerden zat ik op een bank met m’n ogen halfdicht wat te dommelen. De man stond op en kwam mijn richting uit. In het voorbijgaan gaf-ie met z’n wandelstok een ferme tik tegen mijn bank. ‘Zit je nog te slapen ook’, snauwde hij, ‘dat doet maar….’
Recept
Een verlaten parkeerplaats aan de rand van een snelstromend riviertje. Geen sterveling te bekennen. Wat een geweldige plek om ‘wild’ te overnachten! Geen restaurant in de buurt. sterker nog: geen bewoonde wereld in de buurt. Geen nood. Je doet een graai in de koelkast, gooit een en ander in de pan en ziedaar:
Camper-nood-eieren
Ingrediënten
– 3 vrije inloopeieren
– 2 eetlepels Bertolli vloeibaar
– 1 eetlepel Gulpener Limburgse mosterd
– 2 eetlepels Heinz sandwichspread naturel
– 2 witte broodjes (bij voorkeur een paar dagen oud)
– gezouten smeerbare roomboter
– ketchup
Bereiding
– verhit de vloeibare boter in de koekenpan
– breek de eieren en bak ze al roerend bijna gaar
– voeg de mosterd en de sandwichspread toe en verhit het geheel
– snijd de witte broodjes doormidden en besmeer beide helften dik met roomboter
– verdeel het eimengsel over de halve broodjes
– naar smaak aftoppen met ketchup
En, ongelogen: heerlijk!
De afwas doen we al net zo eenvoudig: alle vuile vaat nemen we mee naar het snelstromende riviertje, waar we de boel omspoelen (scheelt weer water uit de tank). Voor we met de gespoelde vaat terugkeren naar de camper, doen we eerst nog een bruisende plas in hetzelfde riviertje (het is raadzaam het spoelen van de vaat en het plassen in de beschreven volgorde te doen…).
Terug in de camper maken we een klein, heet sopje en wassen nu echt af. Als we klaar zijn, dweilen we met datzelfde sopje ook nog even de vloer. Klaar is Frits: gegeten en alles weer schoon. Morgen maar weer een normale maaltijd…
Geachte redactie,
Ik lees Kampeerauto altijd met veel belangstelling, maar de laatste keer heb ik mij vreselijk geërgerd aan de camperkolom van Frits. Hij doet de vuile vaat in een snelstromend riviertje en plast er later ook nog in! Door met name de olie in de vuile vaat maakt hij veel dierenleven dood. De oppervlaktespanning verandert en schaatsenrijders en schrijvertjes verdrinken, doordat ze door de oppervlakte zakken. Vuil water moet je in de camper opslaan en op de daarvoor bestemde plaatsen lozen!
Gas? Gas!
Jarenlang voer ik in de vakanties en weekeinden met mijn boot over de Nederlandse wateren. Tegenwoordig rijd ik in een camper rond. De verschillen zijn groot, maar één ding is onveranderd: op het meest ongelegen moment is het gas op!
Sta ik net te koken (een wel erg groot woord voor wat ik aan het doen ben…), dooft de pit. Het begint al donker te worden op deze ‘wilde’ en totaal onverlichte plek en ik voel er niets voor zonder warm eten, maar vooral zonder verwarming de koude avond in te gaan.
En -net als destijds aan boord- sta ik weer te prutsen met die gasflessen die maar net in dat kastje passen en waar ik dus niet goed bij kan. Net als aan boord zit de sluiting van de trekbandjes natuurlijk uitgerekend aan de achterkant (handig losmaken!).
Ik zoek tevergeefs naar een passende steeksleutel in de van-alles-wat-voor-onderweg-krat die het verhuurbedrijf heeft meegegeven. Nog een geluk dat ik er thuis aan dacht mijn gereedschapskist van de boot mee te nemen. Ooit kocht ik speciaal voor de gasaansluiting een passende steeksleutel.
Natuurlijk (?) staat die gereedschapskist helemaal achterin de ‘garage’ van m’n camper. Alles eruit dus wat in de weg staat, sleutel opdiepen, aansluiting omzetten en weer klooien om die flessen terug in dat kastje te krijgen. Als ik in de schemering sta te tobben om die verrekte trekbandjes weer vast te maken, voel ik me voor het eerst tijdens deze vakantie kwaad worden…
Toch wel snel eigenlijk, dat ik er in twee weken een volle fles gas van 12,6 kg doorheen heb gejaagd. Maar ook wel te verklaren: ’s avonds koelt het snel af en ’s morgens schommelt de temperatuur net boven het vriespunt. De verwarming wordt dus veel gebruikt. Nog een geluk, dat de koelkast nauwelijks aanslaat. Dat ik die eigenlijk nog aan heb op standje 1…
Ochtendhumeur
In de folder van de camping wordt melding gemaakt van verwarmde sanitaire ruimtes. Als ik ’s morgens de doucheruimte binnenkom, is die huiverig koud. Wat nou, verwarmd? Dan ontdek ik schuin boven ieder douchehokje een elektrische verwarming en een bewegingsmelder. ‘Slim’, denk ik, ‘dat houdt de energiekosten binnen de perken.’ Als ik de douche instap en de melder passeer, hoor ik een klikje. Tevreden begin ik me uit te kleden en kijk naar de verwarming. Je zou verwachten dat die lekker begint te gloeien, maar nee, hij blijft zo dood als een pier.
Ik loop de douche weer uit, ga weer naar binnen, hoor weer een klikje, maar aangaan, ho maar. Ik wapper met m’n handen heen en weer voor die melder, ik spring ernaar omhoog, ik zwaai met m’n handdoek, ik bal dreigend m’n vuist naar dat ding, maar hij blijft uit en het douchehokje koud. Een supersnelle douche dan maar weer. Zo Spartaans ben ik nu ook weer niet bij net twee graden boven nul…
En dan nog eens wat.
Op veel campings wordt de douche niet afgesloten met een deur, maar hangt er een plastic gordijn (gelukkig niet met zo’n alleraardigst bloemetjesmotief). Zo’n gordijn hangt er in mijn camper trouwens ook (ik vertik het dan ook in m’n bussie te douchen).
Kan iemand me uitleggen waarom zo’n stom, koud gordijn altijd tegen je lijf aanwappert en nooit eens de andere kant op? Er is vast een logische, natuurkundige verklaring voor, maar doe geen moeite. Ik wil het eigenlijk helemaal niet weten. Erger me rillend kapot aan zo’n natte lap.
Verboden moeten ze worden. Wereldwijd. Lijkt me niet zo moeilijk daar een strenge wet op los te laten met harde sancties…
Hallo Frits,
Wat lees ik nu….. je artikel over die koude, plastic douchegordijnen….. De oplossing is heel simpel: koop een douchegordijn van STOF, er zit een loodveter in de onderkant (komt niet naar je toe) en je kunt het gordijn lekker wassen in de wasmachine! Leed geleden! Veel wasplezier in je eigen douche!
Met vriendelijke groet,
Marijke van Gils
Hallo Frits
Net lid geworden van de NKC en dus kreeg ik het septembernummer doorgestuurd. Daarin las ik het stukje Ochtendhumeur. Ook al wil je het niet weten, hier de uitleg waarom het gordijn altijd naar binnen gaat hangen. Het zit namelijk zo. Het water dat uit de douche komt versnelt de lucht in de douche. De lucht wordt als het ware meegetrokken door het douchewater.
Doordat de lucht sneller stroomt in de douche dan daarbuiten is de luchtdruk in de douche lager dan buiten de douche.
Verder weten we dat lucht altijd van een hoge druk naar een lage druk beweegt, waardoor de lucht van buiten de douche naar binnen de douche beweegt. Het douchegordijn gaat dus naar binnen hangen. Het maakt dan ook niet uit of je een warme of koude douche neemt, het gordijn hangt naar binnen. Een toepassing van de wet van Bernoulli. Helaas, de enige oplossing is een vaste douchewand.
Groetjes
Erik Spierings
Berggeit
‘U komt uit Nederland? Zag ik al aan uw nummerbord. Mooi land Nederland. Heb daar in de jaren vijftig een paar jaar gewoond. In Vlissingen. Werkte op een scheepswerf. Had een geweldige collega. Arnold van Houten. Misschien kent u hem? Nee? Nou ja.’
Mijn kampeerbuurman-op-jaren had me in het voorbijgaan aangesproken en me een stoel en een schnaps aangeboden. Het was duidelijk dat hij om een praatje verlegen zat. Ik hoefde alleen maar te luisteren.
‘En nu trekt u dus door ons mooie landje. Hoe bevalt het u zo in Zwitserland?’
‘Ach’, begon ik, ‘het rijden door de…’
‘Waar je hier in deze streek voor moet uitkijken zijn de berggeiten’, kletste mijn buurman verder, ‘die steken zomaar de weg over! En een geit hier in de bergen, dat weet u toch, is een dier met een kop, een staart en… twee paar ongelijke poten.’
Ik hoefde alleen m’n wenkbrauwen maar te fronsen.
‘Ja, ik zie u verbaasd kijken: twee paar ongelijke poten. De twee aan de linkerkant zijn langer dan die aan de rechterkant. En nu weet u natuurlijk niet hoe dat komt, want u komt uit Nederland. En Nederland is een vlak land. Maar hier grazen de geiten op de berghellingen. En om toch rechtop te blijven staan, hebben ze dus ongelijke poten! En dan weet u waarschijnlijk ook niet hoe je zo’n geit moet vangen. Dat is al heel simpel: dat doe je met z’n tweeën. Kijk, jullie in Nederland rennen natuurlijk achter zo’n geit aan. Wij niet. De een blijft beneden aan de helling staan, de ander loopt naar de geit toe en draait hem gewoon om. Dan komen die korte pootjes aan de verkeerde kant. Rolt die geit gewoon van de helling!’
Hij keek me met waterige pretoogjes aan en schonk nog een schnaps in.
Beste Frits,
Lees elke keer weer met plezier uw zeer herkenbare stukjes in de Kampeerauto. Bij de Berggeit kan ik u erop wijzen dat Nederland ook zo’n afwijkend dier heeft. De Friese troubadour Pieter Wilkes zingt al tijden over het beroemde Friese zeedijkschaap dat aan hetzelfde euvel lijdt, namelijk ongelijke linker- en rechterpootjes en hierdoor uitermate geschikt is bij het onderhoud aan de dijken. Zo zie je maar dat je niet eens zo ver hoeft te gaan om iets unieks te zien langs de weg.
Met vriendelijke groet,
Willem Hoebee
Zwarte pudding
Ik heb het al heel wat keren op uithangborden zien staan, maar nog nooit gegeten: black pudding. Gemis aan mijn opvoeding misschien, maar dat ga ik vandaag inhalen. Ik heb alleen geen idee wat het is. Op de naam afgaand, zou je denken met een toetje te maken te hebben, maar dat lijkt me onwaarschijnlijk, want ik sta bij een snackkraampje.
Als ik aan de beurt ben, vraag ik wat een black pudding is.
‘Black pudding?’, zegt de man naast me, nog voor de vrouw van de kraam kan antwoorden, ‘black pudding? Heerlijk! Ik heb het vanmorgen nog op bij m’n ontbijt. Moet je zeker proeven.’
‘Maar wat zit er dan in? En wat is het precies?’, probeer ik.
‘Ja, wat is het? Het is eh… heerlijk! Vertrouw me en neem het nou maar!’
‘Nou, verras me dan maar’, zeg ik tegen de ‘kraamvrouw’, ‘één black pudding…’
‘Bacon erbij? Ei erbij?’ Ik kijk naar de man naast me. Hij knikt. De vrouw legt een plak bacon op de bakplaat, breekt er een ei naast en pakt tenslotte de black pudding. Het is bijna zwart en iets kleiner, maar wel dikker dan onze hamburger. Ze legt die zwarte lap bij de bacon en het ei.
‘Is dat een eh… black pudding?’, vraag ik de man naast me, ‘wel erg donker, hè?’
‘Nogal logisch hè?, antwoordt hij, ‘ Komt van al dat bloed natuurlijk! Maar dat maakt hem nu juist zo lekker!’
Tien minuten later loop ik terug naar m’n bussie met m’n broodje black pudding. Ik neem een eerste hap. De man heeft gelijk: het is echt heerlijk! Toch nog maar eens opzoeken wat er nu precies inzit. Misschien ook beter van niet…
Startproblemen
Als ik die ochtend (te vroeg) wakker word, zijn de picknicktafels wit uitgeslagen. De voorruit van mijn bussie is bedekt met een laagje ijs. Als ik koffie wil maken om de kou uit mijn lijf te verdrijven, komt er geen water uit de kraan. Bevroren leidingen? De kachel vertoont kuren. Wil niet direct aanslaan. Kan gas bevriezen?
Ik besluit eerst maar een hete douche te nemen. Het bevroren gras knispert onder mijn voeten als ik rillend in mijn pyjamabroek naar het sanitairgebouw loop. Prima faciliteiten: de hele ruimte is verwarmd, maar vanwege het vroege tijdstip nog niet helemaal op temperatuur.
Ik trek mijn kleren uit, druk op de doucheknop en zet de temperatuurregelaar in de hoogste stand. Ik hoor een diep brommend geluid, dat even aanhoudt en dan weer afslaat. Ik voel aan de waterstraal: ijskoud. Nogmaals druk ik de knop in. Weer dat brommende geluid. Weer afslaan. Nog steeds koud water. Zeker vijf minuten sta ik op die knop te hensen. Ik begin het steeds kouder te krijgen als ik daar zo in m’n nakie sta te modderen en overweeg desnoods mijn kleren maar weer aan te trekken en het douchen over te slaan, als het brommende geluid aanhoudt en het water eindelijk warm begint te worden.
Terug in mijn bussie stel ik vast dat de kachel niet is aangeslagen. Ook geeft de kraan nog steeds geen druppel. Ik besluit te gaan rijden: opruimen, ijs krabben en wegwezen! Voor ik van mijn plekje wegrijd, controleer ik (gewoontegetrouw) of ik ‘rijvaardig’ ben: koelkast op 12V en op slot, alle luiken en kastjes dicht en de losse spulletjes opgeborgen. Ik geef gas. Na zo’n meter of twintig hoor ik ‘plok!’. Plok? Ik kijk in mijn buitenspiegel en zie dat alleen de stekker van de 220V nog in de aansluiting van mijn bus steekt. Het losgerukte snoer ligt in het gras. Da’s waar ook: die had ik nog los moeten koppelen…
Met veel plezier lees ik uw rubriek in het blad Kampeerauto.
In het laatste nummer beschrijft u hoe u na een uitgebreide controle binnen de camper wegrijdt terwijl de 220V kabel nog niet is losgekoppeld. Dat overkwam ons ook een keer afgelopen najaar vlakbij de Bodensee. Ik had een losse schotel – die naast camper stond – losgekoppeld en opgeruimd, en maakte vervolgens binnen de camper alles gereed voor vertrek. We reden weg en na ca 200 meter werden we door een ons tegemoetkomende medewerker met dramatische armgebaren tot stoppen gemaand. De elektriciteitskabel sleepte mee, met daaraan nog enkele onderdelen van de stroompaal. Het was gelukkig mogelijk om die onderdelen weer terug te monteren, en uiteindelijk konden we zonder schade vertrekken. Maar ik schaamde mij diep. Uw verhaal bracht deze ervaring weer boven.
Met vriendelijke groet,
Aart Matsinger
Weekend
‘Een camping?’. De Schot die uit de loods naar buiten was gekomen, stak eerst op zijn gemak een sigaret op. Het was drie uur en ik had geen zin nog veel langer achter het stuur te zitten.
‘Een camping? Je rijdt hiervandaan een klein stukje terug, gaat linksaf de A83 op, bij de rotonde in Lochgilphead naar links, over de brug en dan ligt de camping meteen links. Midden in de stad. Ik schat zo’n 8 miles vanaf hier.’
Eenvoudiger kon het niet en inderdaad, zoals het ‘sigaretje’ me had uitgelegd, stond ik in minder dan een kwartier bij de stadscamping, waar het verkeer voorbijraast, maar wel met mooie plekken met gravel. Ik zag voornamelijk onbewoonde stacaravans en reed naar een rustig plekje in een hoekje van het terrein.
Ik had me niet gerealiseerd, dat het vandaag vrijdag is, het begin van het weekend. Daar kwam ik al snel achter. Toen ik aan de koffie zat, kwam de een na de andere volgepakte auto het terrein oprijden. Er stapten even zovele modale gezinnetjes uit met grote honden en kleine kinderen. Sommige van de kinderen waren waarschijnlijk zo uit school geplukt, want ze liepen nog in hun Schotse schooluniformpjes. Tijd om zich te verkleden, gunden ze zich niet. Vreemd gezicht om kinderen met overhemd en stropdas om je camper heen te zien voetballen en steppen. En alle gezinnen blijken elkaar te kennen. Hartelijke begroetingen over en weer. En steelse blikken naar die ‘vreemdeling’ die daar in z’n motorhome achter z’n laptop zit. Een klein kereltje-met-helm stopt met z’n fiets naast de openstaande deur van m’n camper. Wat ik aan het doen ben, vraagt-ie.
‘Ik schrijf een verhaaltje’, antwoord ik naar waarheid.
‘Waarover?’
‘Over jou.’
Hij kijkt me even onderzoekend aan, haalt dan zijn schouders op en gaat er vandoor. Het gravel schiet onder zijn achterband vandaan.
Dieter und Ilse
‘Dan loop ik nu even met u mee om een plaatsje aan te wijzen.’
Met stevige stappen beent Ilse voor me uit en wijst gedecideerd naar een stuk gravel: ‘Platz 19. Dat is uw plaatsje. Mijn man helpt u wel verder.’
Haar man blijkt een goedmoedige lobbes. ‘Dieter, ik heb mijnheer hier plek 19 gegeven. Wijs jij hem de weg?’ Dieter sloft voor me uit naar plek 19. Mijn bussie staat nog geen vijftig meter verderop. ‘Rijd maar even achteruit’, zegt Dieter, ‘dan geef ik wel aanwijzingen.’
‘Wat gaat mijnheer doen, Dieter’, roept Ilse vanuit de deuropening van het kantoortje.
‘Hij rijdt even een klein stukje achteruit, Liebling, om bij z’n plekje te komen.’
‘Maar we hebben hier toch eenrichtingverkeer, Dieter. Als mijnheer achteruit rijdt en er komt iemand aan, dan hebben we problemen.’
‘Maar er is verder niemand op de camping’, probeert Dieter zwakjes, ‘er is helemaal geen verkeer en ik let heus wel even op.’
‘Verkeer? Wat dacht je van voetgangers, Dieter? Als mijnheer die aanrijdt?’
Ik krijg medelijden met Dieter, stap in mijn busje, rijd een zinloos rondje over de uitgestorven camping en keer bij plek 19 terug. Ilse heeft zich inmiddels bij Dieter gevoegd en samen kijken ze toe hoe ik mijn busje parkeer.Als ik uitstap, kan ik een brede grijns niet verbergen.
‘Waarom lacht u?’, vraagt Ilse.
‘Omdat het hier zo keurig is. Zo netjes. Zo met regeltjes.’
‘Ja, daar zijn wij hier erg op gesteld en dat willen we ook graag zou houden, nietwaar Dieter?’
Dieter kijkt me even aan, maar geeft geen antwoord.
‘Kom Dieter, we hebben nog meer te doen! Mijnheer, ik wens u een prettige overnachting!’ Ilse draait zich om en stevent in de richting van het kantoortje. Dieter werpt een nieuwsgierige blik in mijn busje. ‘Mooie camper hebt u…’, begint hij.
Ilse draait zich om. ‘Dieter?’
Dieter kijkt me aan, mompelt ‘wiedersehen’ en sloft richting kantoor…
Losse sanitairflodders
Schoon #1
Heeft u dat nou ook? Dat je in de sanitaire ruimte wilt douchen en dan eerst alle deuren opent om te kijken welke douche het schoonst, dan wel het minst vuil is? Wat overigens in nog sterkere mate geldt voor de toiletten… En dat je dan ook nog bij gebrek aan voldoende haakjes (er zijn er nooit genoeg) in diezelfde doucheruimte iets moet overwinnen om je kleren dan maar noodgedwongen over het muurtje te hangen, waarvan je het idee hebt dat ze dat randje nooit schoonmaken?
Schoon #2
Gisteravond al een schone spijkerbroek neergelegd om morgen na het douchen aan te trekken. Vind dat ik mezelf weleens mag verwennen na een week in dezelfde broek te hebben rondgelopen…
Maar de volgende morgen valt de regen met bakken uit een loodgrijze hemel en de toch al drassige camping is veranderd in één grote blubberzooi. Zonde toch van zo’n schone broek? Snel weer in het kastje terug gestopt. Later…
Milieubewust?
Ik ben de enige gast op deze camping en heb het sanitairgebouw dan ook helemaal voor mezelf alleen. Ik sta op een eco-camping. Alle bouwmaterialen zijn meer dan verantwoord en op energiebesparende maatregelen is niet beknibbeld. Zo wordt bijvoorbeeld alle stroom hier opgewekt door een eigen windmolen en een grote hoeveelheid zonnepanelen op het dak.
Het is april. Het stormt en regent. Geen weer om je natte douchehanddoek even lekker buiten te hangen. Gelukkig dan maar, dat ze hun elektriciteit hier zo milieubewust opwekken. Hoef ik me tenminste niet bezwaard te voelen als ik mijn na-het-douchen-even-snel-uitgepoedelde-onderbroek droog ‘föhn’ onder zo’n automatische handendroger op het toilet…
Opgevangen
Reuze gezellig hoor, zo’n weekeinde met gelijkgestemde camperaars. Je wisselt ervaringen uit, je leert van elkaar, enne… je hoort nog eens wat.
> Prachtig land hoor, Frankrijk, maar wat je er absoluut niet moet doen, is je heup breken…
> Nee, wij zijn echte wandelaars. Altijd al geweest. Onze huwelijksreis was een wandeltocht van Hoek van Holland naar Den Helder…
>Ja, wij gaan veel weg met onze camper. Vorig jaar hebben we vijfentachtig overnachtingen gemaakt…
> En dan rijden we een poosje en dan zie ik dat besteklaatje weer langzaam open gaan bij iedere bocht…
> Mooie tocht was dat door de Baltische Staten. En typisch: op het platteland nergens stromend water, maar wel overal internet…
> Nee, wij zijn geen kilometervreters. Soms rijden we op een dag twintig kilometer en dan zien we alweer een mooi nieuw plekje…
> Daar moeten we nog eens iets aan doen. Op slechte wegen schiet de vergrendeling van de koelkastdeur los en dan denk ik: ‘Oh, daar gaat m’n kilo verse kwark…’
> Mooie overnachtingsplek in Zweden. Kan ik je aanraden. Naast het kerkhof, dus rustige buren…
> Dus jij bent die man, die twee jaar geleden schade heeft gereden aan die splinternieuwe huurcamper. Wij waren de huurders na jou…
> Wij zijn lid van de club van alleenstaanden. Ja, natuurlijk melden zich wel eens mensen bij ons aan die bewust op zoek zijn naar een relatie. Maar die worden al snel geroyeerd. Nou ja, behalve Sonja, maar ach, die zal wel nooit aan een man komen.
> Een Belgisch echtpaar luistert mee in een gesprek over de ontluchting van de gasflesruimte. ‘Maar dat hebben wij toch ook’, fluistert de vrouw tegen haar man, ‘ zo een gaatje in de bodem met kippendraad…’
Beste Frits,
Je had het al gezegd, dus telkens keek ik of het al kwam….. Leuk om die dingen terug te lezen! Ter geruststelling:
– de heup doet het weer prima
– voor die koelkastdeur heeft mijn echtgenote een letterlijk en figuurlijk sluitende oplossing gevonden; je kunt het tijdens de Camper Experience komen bekijken!
Veel succes met je columns en tot ziens,
Ruud Gardenbroek
Gestopt
Frits Mahn heeft afscheid genomen als schrijver van de column CamperKolom.
De redactie heeft zijn inzet enorm op prijs gesteld.
Naschrift Frits
Formeel klopt het dat ik ‘afscheid heb genomen als schrijver.’
Ik hecht eraan te vermelden, dat dit niet op mijn initiatief is geweest, maar het gevolg van een meerderheidsbeslissing van de redactie van de Kampeerauto, die mijn kolommetjes als ‘flauw, niet aansprekend en niet leuk’ beoordeelde.
Frits,
Jammer dat we geen stukjes meer van je kunnen lezen. Ik vond het altijd erg leuk. Als het blad op de deurmat lag was het eerste wat ik las jouw kolom, dus voortaan zal ik meer op jouw site gaan lezen.
Groetjes,
Peter en Jannie Mens
(ook Pössl-rijders, degene die na jou gehuurd had)