In het magazine Camperkriebels van de Camperclub Nederland schreef Frits een tweetal columns.

CAMPERKRIEBELTJES
Jarenlang zwierven Nel en Frits Mahn tijdens de vakanties met hun boot over de Nederlandse wateren. Toen Nel in 2007 plotseling en onverwacht overleed, besloot Frits hun boot te verkopen en een andere manier van reizen te ondernemen.

Anders, omdat hij die reizen nu alleen moest maken. Anders ook, omdat hij besloot de watersportvakanties te verruilen voor ‘landrot-activiteiten’.
Sinds een aantal jaar zwerft Frits regelmatig met een camper rond, die hij liefkozend zijn ‘bussie’ noemt.

Camperkriebels 8 – december 2011 

Propere Hollanders

Het is dat er een groot bord ‘Camping Wesertal’ staat langs de Rue de l’Invasion in Membach, op enkele kilometers van Eupen, anders zou je denken bij een oliegroothandel te zijn aangeland. Dat is het van oorsprong ook en nog steeds, maar zo’n kleine drie hectare van het bedrijf is ingericht als camping.
Eigenaar en beheerder is Jacques Daum, die me afwisselend in het Frans, Duits en Nederlands vriendelijk te woord staat en de formaliteiten voor een overnachting regelt.
Met een blik op mijn gehuurde zevenpersoons camper kijkt Jacques me vragend aan: ‘Eén persoon?’. Als ik dat bevestig, trekt hij verwonderd een wenkbrauw op: ‘Zo helemaal alleen in zo een grote motorhome?’. Vermoedelijk kan hij zich daarbij niets voorstellen, maar ook zijn volgende vraag moet ik helaas ontkennend beantwoorden: ‘En ook geen hondje?’.
Als ik aangeef maar één nachtje op zijn camping te willen blijven, komt Jacques achter zijn bureel vandaan en begint uit een rek de een na de andere folder voor me te pakken. Hij maakt me duielijk dat Membach, dus zijn camping, een uitstekende basis is voor allerlei uitstapjes. Of ik van wandelen houd, want dan heeft hij wel tips voor me. Of ik al eens op het hoogste punt van België ben geweest, want dan legt hij me uit hoe daar te geraken. En dan kan ik ook nog naar een natuurpark, naar grotten, naar een oude leisteenmijn… Bij iedere suggestie legt Jacques een bijbehorende folder op de groeiende stapel. ‘Zeg dat ik u gestuurd heb en u krijgt korting op de toegangsprijs. En wilt u morgenochtend nog verse broodjes? Heeft u kaas nodig? Melk?’. Ik onderbreek hem vriendelijk, leg uit dat ik in alles voorzien ben, maar Jacques is niet te stuiten. Dat ik vooral gebruik moet maken van het watertrapbekken naast het toiletgebouw. Aangelegd volgens de methode van Kneipp mijnheer, bloedsomloop stimulerend, zodat u zich weer helemaal fris en monter zal voelen. En of ik last heb van spierpijn of wellicht verkouden ben, want dan kan hij me de sauna aanraden. En als ik met een bruine tint wil terugkeren in Holland moet ik zeker even van zijn zonnebank gebruik maken. ‘Maar als u eens echt wilt ontspannen, mijnheer, moet u ons ontspanningsei gebruiken. U zweeft dan in 300 liter water, vermengd met 300 kilo zeezout! Alleen uw gezicht blijft buiten het water en u hoort lichte, ontspannende muziek!’ Het kost me moeite op een beleefde manier zijn enthousiasme te temperen en ik spreek mijn waardering uit over zoveel hulpvaardigheid. ‘Eigenbelang, mijnheer’, antwoordt Jacques. ‘Als ik u enthousiast kan maken voor de camping en de prachtige omgeving blijft u misschien wel meer dan één nachtje…’

Waarschijnlijk omdat ik die nacht de enige gast ben, krijg ik vervolgens een rondleiding over zijn camping. Terwijl hij achteloos een papiertje van de grond opraapt en dat in de prullenbak gooit, wijst Jacques me bij de toiletten erop, dat hij het allemaal graag proper en kuis wil houden. Daarom ook hangt aan de binnenkant van iedere toiletdeur een briefje, dat nog eens wijst op het juiste gebruik van de toiletborstel:

‘En hoe werkt dat op uw camping met de douches?’, Gaat dat met geld of moeten er speciale muntjes in?’ ‘Geen muntjes, mijnheer en ook geen geld. U maakt zo vaak en zo lang als u wilt gebruik van de douche. Morgenochtend, als u af komt rekenen, vertelt u mij hoe vaak u gedoucht heeft, dan bereken ik de kosten en tel dat op bij uw overnachtingsprijs.’ Ik vind het een vreemd systeem en heb er ook nog nooit van gehoord.
Terug in zijn kantoortje vraag ik Jacques of de camping ook een restaurant heeft. Dat is er nou net niet, maar ‘als u van Italiaans houdt, kunt voor vier euro vijftig bij mij een pizza bestellen.’ Dat spreekt me wel aan en Jacques neemt me mee naar een zijkamertje waar een manshoge vrieskast staat. Uitnodigend doet hij de deur open. De vrieskast is van onder tot boven volgestouwd met Dr. Oetker diepvries-pizza’s. Glimlachend kies ik voor de spinaziepizza en spreek af dat ik die om half zeven kom afhalen.
Als ik tegen die tijd het kantoortje nader, hoor ik bij binnenkomst het belletje van de magnetron. Jacques haalt net mijn pizza uit het apparaat, legt hem keurig op een bord en schuift het geheel in de kartonnen verpakking. ‘Het bord krijg ik morgen wel van u terug. Eet u smakelijk!’

Als ik de volgende morgen klaar ben om te vertrekken, stap ik met het schoon-gewassen pizzabord het kantoortje binnen om af te rekenen. Jacques somt alles netjes voor me op: ‘Dat is dan één motorhome, één persoon, gebruik van stroom, één pizza enne… heeft u nog gebruik gemaakt van de douche?’.
Het was die nacht vijf graden geweest en ondanks het dikke dekbed had ik het behoorlijk koud gehad. Toen ik opstond, zag ik het douchen al voor me: met mijn tasje toiletspullen door het natte gras naar het toiletgebouw lopen, me in een tochtige, koude doucheruimte uitkleden en in m’n blootje lang aan de mengkraan morrelen tot ik de gewenste temperatuur had. Het trok me niet aan en dan, er zat toch niet voor niks een boiler in die camper? Ik besloot die dag te volstaan met een poezenwasje en het douchen uit te stellen tot ’s avonds.
‘Heeft u nog gebruik gemaakt van de douche?’.
Ik leg Jacques uit dat ik het douchen heb overgeslagen en vertel hem er ook bij waarom. Jacques kijkt me met een twinkel in zijn ogen aan: ‘Jullie Hollanders zijn toch zo’n proper volkje. Maar ook een beetje gierig. Onze douches zijn gewoon gratis. Maar bij de Hollandse gasten vertel ik altijd het verhaal dat ze later per douchebeurt moeten afrekenen. En weet u, mijnheer, geen enkele Hollander doucht hier ooit! Dat is dan € 18,30 totaal en ik wens u een goede reis…’

Camperkriebels 9 – januari 2012 

Schiefferstollen

Even buiten het plaatsje Recht is na een restauratie van tien jaar een oude leisteenmijn (Schieferstollen) in ere hersteld. Sinds kort is deze mijn weer opengesteld voor het publiek. Er zijn rondleidingen om elf uur en twee uur.

Met de routeplanner heb ik de avond ervoor berekend, dat het naar die mijn een uurtje rijden is vanaf de camping waar ik met mijn huurbak een overnachting maak. Rekening houdend met eventueel oponthoud vertrek ik de volgende morgen om half tien en mijn navigatiesysteem geeft dan ook keurig aan, dat ik om twee minuten over half elf bij de leisteenmijn zal aankomen. Ruim op tijd dus om de rondleiding mee te maken. Maar als ik nog geen kwartier op weg ben, kom ik hopeloos vast te zitten in een Vlaamse woon-werk-verkeer-file. Ik zit me te verbijten, schiet nauwelijks op en zie mijn aankomsttijd later en later worden. Na een half uur lost de file op en kan ik het gaspedaal weer indrukken.
Ik maak me niet echt druk om dat oponthoud van een half uur. Ik ben immers in België? Zo’n gids zal heus niet precies om klokslag elf uur met zijn rondleiding beginnen en dan nog: als het moet, heb ik zo’n groep natuurlijk razendsnel ingehaald…

Ik draai inderdaad exact om 11:02 de parkeerplaats van de Schieferstollen op. Een totaal lege parkeerplaats. Vreemd, maar ik heb geen tijd daar lang bij stil te staan. Om de mijn zelf te bereiken, moet ik nog een aardig stukje bospad aflopen en enigszins buiten adem open ik de deur van het bezoekerscentrum. In één oogopslag zie ik, dat ik te laat ben. Op een mevrouw achter de balie na is de hele ruimte leeg.
‘De rondleiding is zeker al begonnen? Ik ben te laat natuurlijk. En ik heb me nog wel zo gehaast, maar ja het was druk onderweg en ik kwam in een file terecht’, struikel ik over mijn woorden. De vrouw achter de balie kijkt me wat meewarig aan en antwoordt: ‘Er is vandaag helemaal geen rondleiding. Ik heb een half uurtje geleden de gids afgebeld omdat er geen bezoekers zijn…’. Ik plof neer op één van de stoelen die in rijtjes staan opgesteld voor een groot televisiescherm waarop de bezoekers een documentaire over de mijn kunnen bekijken en wis het zweet van mijn voorhoofd.
De vrouw kijkt me aan, keurt me en zegt: ‘Maar als u wilt, mag u wel alleen de mijn in. Zal ik eerst de film starten en ondertussen een lekker kopje koffie voor u maken?’ Verbluft over zoveel gastvrijheid laat ik het me allemaal welgevallen: ik trek mijn jas uit, bekijk moederziel alleen de documentaire, ondertussen genietend van mijn koffie-met-een-koekje.
Na afloop van de documentaire nodigt de vrouw, die zich heeft voorgesteld als Linda Margreve, me uit de mijn in te gaan. Of dat wel veilig is, vraag ik bezorgd. Kan ik niet verdwalen? ‘Hab’ kein Angst’, verzekert Linda me, ‘het is een route van achthonderd meter. U loopt de mijngang uit, gaat bij de Y-splitsing rechts, loopt een rondje en komt via diezelfde gang weer bij mij terug. Kan niet mis gaan. Zullen we dan maar?’

Via een wenteltrap dalen we af naar het begin van de mijngang. Halverwege krijg ik een felgele jas en een helm. Daarna brengt Linda me naar de mijningang, wijst de weg, wenst me veel plezier en gaat terug naar haar balie.

Het is een vreemde gewaarwording zo helemaal in mijn eentje door een verlaten mijn te lopen met alleen de geluiden van tikkend water, dat op mijn helm en jas druppelt. Helemaal gerust ben ik er niet op, maar gelukkig heb ik gezien, dat er onderweg overal camera’s hangen, zodat Linda-boven een oogje in het zeil kan houden.

De route is inderdaad kinderlijk eenvoudig. Zelfs voor mij is het onmogelijk te verdwalen, vooral omdat er nergens een zijgang is! Via geluidspanelen kan je veelvuldig uitleg krijgen en om het allemaal nog echter te maken, sta je regelmatig oog in oog met verouderde etalagepoppen die verstard en slim belicht de vroegere werkzaamheden in de mijn uitbeelden.

Terug bij de balie is Linda zo vriendelijk nog een kopje koffie voor me te maken. Ik reken af (natuurlijk was de koffie gratis…), neem hartelijk afscheid van mijn gastvrouw, klauter het bospad weer omhoog en start op het nog steeds verlaten parkeerterrein de motor van mijn camper.

Mini-kriebeltje
Leermomentje…
Nu heb ik toch ruim dertig jaar pleziervaart achter de rug, dus mag je enige ervaring verwachten in het stormvast inrichten van kastjes.
Ga ik voor het eerst in mijn leven met een gehuurde camper op pad en hobbel ik over de (slechte) binnenwegen van de Ardennen, kom ik er achter dat ook een camper ‘stormvast’ moet zijn ingericht.
Ik dacht onderweg al het een en ander te horen vallen boven het motorgeraas uit, maar wat een ravage als ik bij de eerste koffiestop de kastjes open doe! En wat een troep in die natte cel! Alles op de grond! (het rook er de hele verdere week wel heerlijk fris naar after-shave…)

(more or less) Translate »