Inhoud
Boeren en Bratwurst
Ferry nice
Eeuwig zingen de bossen
Eeuwig de weg kwijt
Oslo!
Boink #1
Beeldig
Boink #2
Regen
Krøntenbrød
(Zeven)bergen
Ferry pay?
Bergen
Af en toe droog
Flåmsbana
Tunnelvisie
Elly
Elf
Aan de deur
Nidaros
Boink! #3
Op 1
Saai
Dag en nacht verschil #1
Dag en nacht verschil #2
Legendarisch
Geen Belgenmop
Christelijk?
Vroeger
66.33
PHPD
Losse flodders
Schapen en bommen
Blokje om
Respect
Kristin en Ottøy
Spiegeltje, spiegeltje
Ferry far
Onder moeders paraplu
Doodlopend
Woest!
Volkomen verlies?
Milieubewust?
Expertise
Woef, woef
Restaurantgedrag
Meeting point
5000 v.Chr.
Meridiaan
Eindelijk!
Birgit
Filosofisch foutje
889
Nordkapp
In drieën?
Bratwurst
Finland
Siida
Te eerlijk?
Fins
Omslagpunt?
Guilty pleasure
Het bloed kruipt…
Zweden
Kiruna
Sámi + kirke
Verschoning
Beperkingen
Järnmalmsgruvan utflykt
Pelle
Gammelstad
Ikea
Geen versnelling?
Nee!
Geen versnelling!
Trygve
Merja en Heino
Marsman
Eva
Pielinen Hotelli
15 tot 20
Toppie!
Hugo en Vladimir
Poetin?
Aki en Rebecca
Forum Marinum
Hella
Exit Finland
Stockholm
Schip en groep
Kungliga Slottet
Mensen in Stockholm
Katrineholm?
Amalia en Ida
22 juni
De grens. De druppel
499 kilometer
Einde verhaal
Heimreise
En toch…
Boeren & Bratwurst
Heb ik dat! Uitgerekend op de dag, dat ik eindelijk weer on the move kan, word ik geconfronteerd met een wel erg hedendaags oponthoud: stikstofprotesterende boeren. Tot drie maal toe meldt Claire-mijn-Garminnetje, dat er een A-zoveel geblokkeerd -dus afgesloten- is door trekkers, brandende balen hooi of ladingen mest. Geen probleem: Claire berekent razendsnel een alternatieve route en leidt me keurig Duitsland in.
Lekker toch wel: geen 100 km/uur snelheidsbeperkingen zoals in Nederland. Dus de cruise control op 120, de radio op WDR, dikke sigaar tussen m’n lippen en de hele rit maar één klein Stauchen. En -je bent in Duitsland nietwaar?- voor de lunch gestopt voor een Bratwurst mit Bratkartoffeln…
27 juli 2022
Goudswaard
Quickborn-Heide
53 44.307
09 57.714
607 km
Ferry nice
‘Dus je rijdt naar Frederikshavn in Denemarken en daar vaar je over naar Göteborg. En heb je die overtocht gereserveerd?’
‘Eh, nee.’
‘Maar het is hoogseizoen! Zal toch wel druk zijn?’
‘Ja, misschien. Ik zie het allemaal wel: stap gewoon dat kantoor binnen en zeg dat ik naar de overkant wil. Heb ik pech, moet ik wachten. Een dag, misschien twee. En met geluk kan ik vrij snel mee. Wat is al zei: ik zie het wel…’
En ik heb geluk als ik me om kwart voor twaalf in het kantoor van Stena meld.
‘De boot van kwart over twaalf haalt u net niet meer’, concludeert de baliemedewerkster, ‘maar om kwart over vier gaat de volgende. Dan bent u half acht in Göteborg. Schikt dat?’
Natuurlijk schikt dat. Ze maakt de papieren in orde, ik tik DKK 2101 af (geen poezenurine: € 282 voor een overtocht van nog geen honderd kilometer) en drie kwartier later sta ik moederziel alleen als eerste in lane 5. Ik eet op m’n gemak een boterhammetje (want vanavond aan boord een lekkere warme maaltijd in het restaurant) en ‘knøp a lytse ølchen’. Minpuntje: links en rechts van me komen twee koelvrachtwagens te staan, beide met een voortdurend reutelend dieselaggregaat.
Nog een minpuntje: als ik aan boord tegen vijven (toch al te vroeg naar m’n zin) me meld in het restaurant, krijg ik te horen dat het om kwart over vijf sluit (…). Een uurtje later haal ik bij de bar dan maar een salade.
En het is druk. De boot is afgestampt vol. Heel veel jonge gezinnetjes met kinderwagens en overal de banken en tafeltjes bezet. Met moeite vind ik nog een plekje, maar dat is tegenover het kinder-klauter-paradijs. Drie uur lang zit ik in het gejoel, gekrijs, geblèr en gejank. Een gesprek voeren met mijn Zweedse ‘tafeldame’ is praktisch onmogelijk. Wat een heerlijke stilte als ik in m’n bussie stap en wiel aan wal zet in Zweden!
28 juli 2022
Quickborn-Heide
Göteborg
57 44.774
11 59.949
dagteller:597 km
tripteller: 1204
Eeuwig zingen de bossen
Wat is het mooi, wat is het prachtig!
Links en rechts van me bos zover het oog reikt in een overweldigend schitterend, glooiend landschap. Ik rijd op de E6, de belangrijkste tweebaans autoweg van Göteborg (Jeutebòr, heeft mijn Stena-tafeldame me geleerd) naar Oslo. De maximum snelheid is tot aan de grens met Noorwegen 110 km/uur. Ik tik m’n cruise control op 100 en geniet. Een enkele keer haal ik een van de weinige vrachtwagens in, soms word ik ingehaald door een personenauto, maar verder is het uitgestorven stil: ik heb de weg praktisch voor mezelf alleen. Moet nog oppassen, dat ik mijn concentratie behoud en op mijn eigen rijstrook blijf rijden.
Het kan natuurlijk te maken hebben met het tijdstip. Het is rond acht uur in de morgen, maar aan de andere kant: rijd om die tijd in Nederland eens van Rotterdam naar Amsterdam…
Tot aan de Noorse grens blijft dat zo. Daarna verandert het landschap: meer bebouwing, industriëler en ook wat meer verkeer op de weg. Maar nog steeds relaxed, ook als ik Oslo binnen rijd.
Oslo. Ik kijk er naar uit. Het Munch Museum met ‘De schreeuw’. Het operagebouw. Het koninklijk paleis. Vulkan, de kunstenaarsbuurt. Het Vigelandpark. Het… Oslo, ik ben er klaar voor!
Eeuwig ben ik de weg kwijt
Zonder mankeren leidt Claire-mijn-Garminnetje me rond tien uur door de ochtenddrukte van Oslo naar het Munch Museet. ‘Bestemming bereikt’, zegt ze met haar immer opgewekte computerstem, ‘aan rechterzijde.’ Aan rechterzijde? Aan rechterzijde staat een kolos van een gebouw. Leeg. Uitgestorven. Geen bord, geen aanduiding dat hier het Munch Museet is gevestigd. Ik schiet een jong stel aan. ‘Het Munch Museum? Dat zit hier niet meer hoor. Dat is twee jaar geleden verhuisd.’ Fijn! Goed gedaan Claire. En ik thuis m’n Garmin updaten met de meest recente kaartversies… De man scrolt inmiddels al druk op zijn mobiel en geeft me het nieuwe adres. Kan niet missen toch?
Nou, kan wel missen. Ik heb in aardig wat wereldsteden rondgetoerd met dat bussie van me. Me nooit druk gemaakt. Ook nu niet, maar Oslo is (hoogseizoen!) een toeristisch gekkenhuis. Claire moet heel wat keren herberekenen als ik op een van de vele rotondes de verkeerde straat in rijd, als ik midden in een lange tunnel de afslag mis, als ik per ongeluk op een busbaan terecht kom, als ik… Ik besluit het roer om te gooien, een parkeerplek te zoeken en de stad per fiets te verkennen. Zo’n drie kwartier later heb ik nog steeds geen plek gevonden en ben steeds verder van het centrum verwijderd.
Ik geef het op en programmeer Claire me naar de camping van Oslo te brengen. Dat doet ze keurig, maar -net als bij het museum- is er bij ‘bestemming bereikt’ geen camping te bekennen. ‘Als je een advocaat nodig hebt’, zegt de man in het zonnetje op een bankje, ‘ben je hier aan het juiste adres, want dit is hun hoofdkantoor, maar een camping, wacht even, hier (hij wijst op zijn mobieltje), hier heb ik het adres voor je.’
Het loopt inmiddels al tegen twaalven als ik me meld bij de receptie van Topcamp Ekerdale, even buiten Oslo. Vol! Nog nooit meegemaakt, maar ook nog nooit in het hoogseizoen on the move geweest. Ik draai de weg weer op en ontdek een paar kilometer verderop een onooglijk, gravelig parkeerpleintje waar meerdere campers staan. Niet bepaald een ideale overnachtingsplek, maar ik ben het zat, wurm mezelf tussen de medecamperaars, tik met mijn fietsendrager een door hoog gras verborgen kei aan en doe de rest van de middag niks meer, helemaal niks. Morgen weer een dag. Vanavond maar eens uitzoeken hoe ik mijn bezoek aan Oslo ga regelen.
Tegen zessen wordt er een papier onder mijn ruitenwisser gestopt:
Of ik zo vriendelijk wil zijn hier op te krassen voor zaterdag 30 juli om 6:00 uur. Begint er morgen hier de Norway Cup, het internationale jeugd-voetbaltoernooi.
Nooit van gehoord. Ik moet wegwezen dus. En terwijl ik dit schrijf, beginnen ze op het festivalterrein de geluidsinstallatie te testen. De honkerdebonk-muziek is niet mijn koppie thee…
Ik knoop een praatje aan met een jong Hollands stel in een buscamper. Zij zijn niet van plan morgenochtend voor dag en dauw te moeten vertrekken en zoeken naar een oplossing. Ik wil eerst een hapje gaan eten, maar dat is geen probleem. ‘Als we iets hebben gevonden, stoppen we een briefje onder je ruitenwisser.’
Terug van een flauwe hamburger met ribbelfriet vind ik dat briefje: een grote parkeerplaats bij een skipiste met op loopafstand een bus en een metro. Ik maak m’n bus rijklaar en vertrek. Hoewel ik ook in de vakantie een vroege vogel ben, is vertrekken voor zes uur morgenochtend me toch iets te gortig. En stel dat ik me verslaap. Wegwezen!
29 juli 2022
Göteborg
Oslo
59 53.600
10 46.589
dagteller: 312 km
tripteller: 1516
29 + 30 juli 2022
Göteborg
Oslo
59 53.600
10 46.589
dagteller: 312 km
tripteller: 1516
Oslo!
Geen zin om voor een dagje de app te downloaden waarmee je -als enig betaalmiddel- met de metro van Oslo kunt reizen, rijd ik zwart vanaf mijn overnachtingsplek in twintig minuten naar het Centraal Station van de stad.
Dat is op loopafstand van twee van de beroemdste bouwwerken: het Munch Museet en de Opera. Maar eerst koop ik -zoals ik dat in veel steden doe die ik bezoek- een kaartje voor de hop-on-hop-off-bus die mij in een uurtje langs de highlights van de stad voert.
Reed ik in de metro al zwart, in de bus doe ik dat weer: met mijn geldige ticket is er bovenin die overvolle bus nog welgeteld één plekje vrij, temidden van een zeer donkerbruin getint vakantiegezelschap van een man/vrouw of negen, met even zovele kinderen, in leeftijd variërend van servet tot placemat. De volwassenen hebben geen enkel oog voor de omgeving waar we doorheen rijden, maar kletsen onophoudelijk luidkeels met elkaar. De talrijke kinderen van het gezelschap ‘kwek-kwek-kwek-juffrouw-snaterbek’ zijn allemaal in de weer met hun mobieltjes. Spelen een spelletje. Kijken een video. Luisteren naar muziek. En dat niet met een oortje, maar luidkeels door de bus. Ik hoor en zie het allemaal aan en voel me oud en niet meer van deze tijd.
Ik stap weer uit bij het Centraal Station en loop als eerste naar de nieuwe Opera van Oslo. Wat een fantastisch mooi gebouw, schitterend gesitueerd aan de Oslofjord, een wijk die de afgelopen jaren een ware metamorfose heeft ondergaan. In de bijbehorende brasserie geniet ik -met uitzicht over de baai- van een heerlijke lunch om daarna het Munch Museet te bezoeken. Ook al zo mooi en indrukwekkend. Ondanks de vele loftuitingen over de schitterende architectuur aan dit waterfront, is er ook kritiek van de inwoners van Oslo. Immers: de voormalige locaties van o.a. het Munch Museum en de Opera in het centrum van de stad staan nu leeg en hebben nog geen nieuwe bestemming gekregen.
Na vijf verdiepingen uiteenlopende en imponerende kunst hangt -op de zesde verdieping van het Munch Museet– het meest bekende werk van Edvard Munch: De Schreeuw. Meer verdiepingen hoef ik niet te zien, vooral omdat ik inmiddels helemaal kapot ben. Sinds kort loop ik met een stok, maar zelfs met dat hulpmiddel is lopen -voor zover je dat nog lopen kunt noemen- een ware beproeving. Ik heb het (noodgedwongen) gezien. Dan maar geen Koninklijk Paleis, dan maar niet de prachtige beeldentuin in het Vigelandpark. ’t Is mooi geweest. Ik stokstrompel terug naar het metrostation en ben blij als ik m’n bussie heb bereikt. Waar is de tijd gebleven, dat ik… nou ja: je wordt ouder papa, geef het maar toe en heb er maar vrede mee om niet verder te kunnen springen dan je stok lang is. Letterlijk dus in mijn geval.
Boink! #1
Tot nu toe is mijn ervaring, dat er in Noorwegen overal van de verraderlijke verkeersdrempels liggen, vooral op wegen waar de maximumsnelheid 40 km/uur is. En niet van die kleintjes: houd ik me keurig aan de snelheid, is het toch raadzaam bij zo’n drempel flink af te remmen. Doe ik dan ook braafjes.
Eén keer zie ik zo’n drempel net iets te laat. Ondanks mijn slakkengangetje stuiter ik er overheen. Ik hoor een stevige boink, denk nog dat het de kratjes zijn onder m’n bed, maar zie in mijn achteruitrijdcamera het stuur van mijn fiets niet meer. Foute boel. Zo snel als de situatie dat toelaat, zet ik m’n bussie aan de kant. Foute boel inderdaad: de borging van mijn fiets is losgeslagen en mijn e-bike ligt plat op de weg. Nog een geluk, dat-ie aan de fietsendrager is blijven hangen met de wielborgingen. En dan te bedenken, dat ik iedere morgen voor vertrek controleer of alles nog goed vast zit. Hoe ver zal ik die fiets zo achter me aan hebben gesleept voor ik veilig aan de kant kon? Vierhonderd, vijfhonderd meter? En zo snel kon ik de kant niet opzoeken of er is aan de linkerkant een flink stuk van mijn stuur ‘afgeschaafd’. Resten van metaal en het complete handvat zijn aan het Noorse asfalt toegevoegd. Ziet er niet uit! Nog een geluk, dat ik alleen op de weg reed.
Kijk, schadevrij rijden tijdens mijn omzwervingen komt zelden voor. Maar nu al trammelorem? Ik ben pas vijf dagen onderweg. En dan niet eens schade aan m’n bussie (wat ‘normaal’ is), maar aan m’n fiets. Maar elk nadeel heeft zijn voordeel: ik ben op tijd gestopt, want het afslijpen is precies tot aan de bediening van de ondersteuning en die doet het nog…
31 juli 2022
Oslo
Jevnaker
60 13.621
10 22 512
dagteller: 90 km
tripteller: 1606
Beeldig
Een poosje geleden stond er in mijn krant*) een aantal artikelen over Oslo. Daar stond ook een tip bij voor een dagexcursie naar het plaatsje Jevnaker, waar zich het Kistefos Museum bevindt. In en rondom een voormalige papierpulpfabriek verrezen architectuur van wereldklasse, een industrieel museum, twee kunstgalerijen en een van Europa’s belangrijkste beeldenparken met vijftig hedendaagse sculpturen in een natuurlijke omgeving.
Wie ben ik om die tip te negeren? En natuurlijk had mijn krant gelijk: een schitterend museum. Ik laat de beelden voor zich spreken.
*)
Oplettende lezertjes weten dat het hier om De Volkskrant gaat.
1 augustus 2022
Jevnaker
Horten
dagteller: 128 km
tripteller: 1734 km
59 25.447
10 28.308
Boink! #2
Vanmiddag op m’n dooie gemakkie aan het sleutelen geweest aan die gehavende fiets van me. In de krat-je-weet-maar-nooit-waar-je-het-nog-eens-voor-kunt-gebruiken vond ik een lange, ronde, massieve grondpen en een stukje tuinslang. Uit de keukenlades viste ik een bolletje wit koord (nog van de boot) en de rol duck tape. Die grondpen ragde ik met (beheerst?) geweld in de afgeslepen stuuropening. Muurvast, maar wel te lang. Met een los ijzerzaagje (want geen houder te vinden) zaagde ik die pen op maat. Dat duurde nogal. M’n vader zou zeggen: ‘In tijd van een uur zit je in een arebeienboom.’ Daarna die pen een paar keer omwikkeld met koord en tape. Tot slot als finishing touch, een stukje tuinslang er overheen en kijk: het lijkt weer een beetje op een echt stuur. Een uurtje bezig geweest en met voldoening naar het centrum gefietst voor een warme maaltijd. Ging best lekker. Ik miste wel mijn achteruitkijkspiegel en de linker handrem, maar een kniesoor die daar over zeurt.
Halverwege de terugweg naar m’n bussie schiet plotseling mijn zadel los. Gelukkig bleef het wel aan de stang zitten, maar het kon vrijelijk voor- en achterover wippen. De verwensing toen dat zadel losschoot en het gevolg daarvan voor het meest gevoelige lichaamsdeel van een man kan hier beter niet woordelijk herhaald worden. Meer dan ongemakkelijk mijn weg vervolgend, besluit ik morgen onderweg een fietsenmaker op te zoeken, die professioneel het een en ander -desnoods provisorisch- kan oplossen.
Esper heet de monteur die in Risør m’n fiets bekijkt en me vertelt, dat-ie het ‘met een goed uurtje’ voor me kan oplossen. Hij sloopt alles er af, wat ik gisteren heb aangebracht, behalve die pin, die ik muurvast in het stuur heb geslagen. Hij zet die pin wat om, zodat die meer in lijn staat met het stuur, zet er een handvat overheen, verwijdert de oude voorremkabel en vervangt die voor een nieuwe set, zet m’n zadel muurvast, oliet voor de zekerheid ook mijn achterrem, zet en passant mijn standaard vast, loopt de hele fiets voor de zekerheid nog even helemaal na, draait hier en daar wat aan en geeft her en der een likje vet of olie. Tevreden met het resultaat gaat-ie me voor naar de kassa. ‘Wil je een bon schrijven voor de verzekering?’
Nu zou je denken, dat met mijn fiets weer helemaal rijvaardig het zonnetje wel zal doorbreken. Niets is minder waar. Nog als ik mijn fiets weer achterop de standaard zet (en voor de zekerheid een extra spanband aanbreng), begint het zachtjes te miezeren. Nu was het vanmorgen toen ik vertrok al behoorlijk bewolkt en had ik tijdens de koffiestop m’n T-hempie verwisseld voor een shirt met lange mouwen, maar als ik eenmaal goed op weg ben, slaat het weer totaal om: harde rukwinden en constante plensbuien. De ruitenwissers draaien op dubbele snelheid en ik besluit zo snel mogelijk een plek voor de nacht te zoeken. Dat valt tegen. Ik maak veel te veel kilometers naar mijn zin en eindig uiteindelijk in de stromende regen bij een kerkje-met-kerkhof (…) in een plaatsje, dat op de kaart niet eens een naam heeft. Ik zet de kachel aan, doe warme pantoffels aan m’n voeten en maak een kop sterke koffie.
2 augustus 2022
Jevnaker
Grimstad
dagteller:243 km
tripteller: 1977 km
58 16.153
08 28 701
Regen
Ik word om zes uur wakker van de kletterende regen op het dak van m’n bussie.
Ik stop rond half een vanwege de nog steeds stromende regen.
Daar tussendoor maak ik een stop in Kristiansand, voornamelijk om een Noorse simcard te kopen in mijn tp-link, zodat ik beter en sneller internet in m’n bussie heb. Een week lang heb ik dat via mijn mobiele telefoon gedaan, maar dat is traag, trager of geen bereik. Vingertrommelend wachten op verbinding als ik m’n website bijwerk, is niet bevorderlijk voor mijn vakantierust…
Zo’n regendag is prima geschikt om een museum te bezoeken natuurlijk. In Flekkefjord is zo’n museum, met bovendien de Solstrand, een museumboot. ‘Kan ik daar bij dat museum mooi overnachten’, denk ik dan. Die vlieger gaat niet op, want het museum bevindt zich in de smalste straatjes van Flekkefjord, waar ik stapvoets doorheen tuf om doodlopend te eindigen bij een piepklein parkeerplaatsje, waar alle plaatsen bezet zijn. Met pijn, moeite en licht klotsende oksels weet ik te keren.
Leuk stadje hoor, dat Flekkefjord. Gezellig ook als je van slenteren langs de winkeltjes in het voetgangersgebied houdt. Ik zie ze lopen hoor, die toeristen onder hun paraplu. Ik zie ze zitten op het terras onder de grote parasols, normaal bedoeld om de gasten schaduw te verschaffen, nu om eventjes droog te zitten.
Ik draai in een soort camperfile de grote parkeerplaats van een winkelcentrum op. Met moeite kan ik tussen de talrijke andere campers m’n bussie nog kwijt. Ik scoor een meeneempizza bij de Pizzabakeren, eet de helft daarvan in m’n bussie op en verlaat daarna -ruitenwisserzwiepend- de stad. Van het schitterende landschap is nauwelijks iets te zien, ik moet heel geconcentreerd op de weg en het overige verkeer letten en als ik op de 465 een grote parkeerkom zie, draai ik daar in. Geen zin meer. Mooie plek wel: vanuit mijn schuifdeurraam heb ik zicht op de Fedafjord. Door het raam er tegenover raast het verkeer voorbij. Ik heb op leukere plekken overnacht.
Om een uur of vier wordt het droog en verschijnt er zelfs een mager zonnetje. Als dat zo blijft, ga ik misschien nog ‘verhuizen’.
3 augustus 2022
Grimstad
Fedafjord (465)
dagteller: 187 km
tripteller: 2164 km
58 15.944
06 50 957
3 augustus 2022
Fedafjord (465)
Egenes Camping
dagteller: 29 km
tripteller: 2193 km
58 17.013
06 43 021
4 augustus 2022
Egenes Camping
Nordbrø Rasteplass (E39)
dagteller: 161 km
tripteller: 2354 km
59 06.892
05 41 915
(Zeven)bergen
‘Je gaat ook naar Bergen, zie ik’, zei goede-vriend-uit-Brabant toen hij -twee weken voor mijn vertrek naar Scandinavië- bij hem thuis mijn voorbereidingsmap doorbladerde. ‘En je weet, dat Bergen in Noorwegen vernoemd is naar ons Zevenbergen toch?’ Ik schoot schamper in de lach. Ja hoor: goede-vriend denkt waarschijnlijk, dat-ie me alles kan wijsmaken? Hij kijkt er heel serieus bij, maar de kleine twinkeltjes in zijn ogen verraden hem. Hij geeft de map aan mij en wijst gedecideerd op wat ik daar heb opgeschreven: ‘Bergen dankt zijn naam aan zeven bergen die de stad omringen, waaronder de bekende Fløyen.’ Kijk, daarom mag ik hem zo graag…
En dit staat er ook in die map: ‘Bergen ligt in een prachtige omgeving en is de toegangspoort tot de Noorse fjorden.’ Als Bergen in zo’n prachtige omgeving ligt, hoe mooi moet dat dan wel niet zijn, want de afgelopen week heb ik zeker niet te klagen gehad over het landschap waar ik doorheen toerde. Wat is Noorwegen mooi! Wat een ruige, ongerepte natuur. Wat een schitterend zicht vanaf de goed begaanbare wegen op bossen en fjorden. En die bergen met de vele, soms kilometers lange tunnels. De eerste keren wel een vreemde gewaarwording als er in zo’n tunnel gewoon een afslag is een andere tunnel in, met even verderop een invoegstrook.
Natuurlijk zijn er ook saaie (industrie)steden, maar de welvaart die Noorwegen kent, moet ergens verdiend worden toch? Maar de prachtige natuur heeft de overhand. Genieten!
Ferry pay?
Bouwers van buscampers zijn zo slim om hun voertuig te fabriceren met een lengte van exact 5.99 m. Da’s met name handig bij veerboten, waar het lage tarief berekend wordt op voertuigen tot zes meter en het -soms aanmerkelijke- hogere tarief op voertuigen met een lengte hoger dan zes meter. Handig bekeken van die buscamperbouwers!
Op de ferry meldt een geelgehesde jongeman zich bij mijn openstaande raampje.
‘Goede morgen, mijnheer, hoe lang is uw camper?’
‘5 meter en 99 centimeter.’
‘En is dat inclusief uw fietsendrager?’
‘Eh… ik ben een gierige Hollander, dus laten we zeggen: ja.’
Hij werpt een blik op een stukje elektronica in zijn hand.
‘Dan moet ik u teleurstellen, mijnheer. U bent bij het oprijden van de terminal gedetecteerd. Op dit kenteken krijg ik een lengte door van 6.28 m. U valt dus voor die bijna dertig centimeter in het hogere tarief. Wilt u cash of met een card betalen?’
Ik geef hem m’n bankpas, maar die blijkt niet te werken op dat kastje van hem. Hij verontschuldigt zich (‘ligt niet aan u, mijnheer; ons systeem werkt niet’) en raadt me aan online te betalen. ‘Dat kan via onze website. Maar doet u dat wel binnen 48 uur, anders krijgt u een extra boete. En dat is zonde, toch? U kunt het immers ook niet helpen, dat ons systeem het even niet doet. Excuus voor het ongemak en nog een plezierige reis verder.’
28 centimeter: aanslagje op m’n vakantiepotje.
Bergen
Prachtige stad hoor. En vandaag en morgen extra feestelijk vanwege een soort vlootdagen. In de haven liggen mooi gepavoiseerde schepen (ik hou’ van dat woord; dateert nog uit de tijd van de Frikkenbrik toen we de lange lijn met pavoiseervlaggetjes in de zomervakantie hesen bij de verjaardag van onze dochter). Gepavoiseerde schepen dus, met op de achtergrond de beroemde houten huizen in de wijk Bryggen. Ondanks de regelmatige regenbuien trekken de toeristen in drommen aan die versierde schepen voorbij. Diezelfde mensenmassa schuifelt ook over de markt. Ik moet er maar aan wennen, dat het -hoogseizoen!- overal zo onaangenaam druk is.
Een plek om m’n bussie te parkeren is er niet. Wel zijn er de nodige parkeergarages, maar daar kan ik nu eenmaal niet in, zonder van m’n bussie een cabrio te maken. Langs de havenkant zet ik de bus dan maar neer op een lange strook parkeervakken. Het bord dat die plekken uitsluitend voor laden en lossen bestemd zijn, negeer ik voor het gemak maar even.*)
Ik slenter wat rond en stap voor de lunch binnen bij een groot visrestaurant, waar ik gebakken makreelfilets met aardappelen, komkommer en groente bestel. Lekker? Mwah: er liggen vier minimale reepjes ongekruide makreel op mijn bord, welgeteld vijf gekookte krieltjes en een kwart geroosterde, onaangemaakte spitskool. Oh ja, en komkommer. In een apart schaaltje liggen drie flinterdunne schijfjes. En dat is dan niet eens een lunch-, maar een hoofdgerecht. En wat kost me dat? Noorse prijzen hoor. Omgerekend € 48 …
Ik laat Bergen verder voor wat het is. Geen Hanzemuseum. Geen Schøtstuene (het ontmoetingscentrum van de Hanzekooplieden). Geen Bergenhus-Burcht. Niet naar de grootste Noorse openluchtmarkt en al helemaal niet wandelen door de winkelstraten. Gemiste kansen? Wellicht. Ik zit er niet mee. Wil gewoon het stadsgewoel uit. Middels een grote-stad-verkeersinfarct rijd ik drie kwartier later weer door het platteland. Heerlijk!
*)
Als ik later terug kom bij die verboden parkeerplaats staat er een Zwitserse camper pal achter me geparkeerd. Net zo brutaal als ik of gewoon een Zwitsers kuddedier?
5 augustus 2022
Nordbrø Rasteplass (E39)
Games
dagteller: 189 km
tripteller: 2542 km
60 26.480
05 27 708
Af en toe droog
Uit de folder:
Vanaf Bergen verder noordwaarts rijdend, zult u getroffen worden door het bijzonder fraaie fjordenlandschap. De E16 slingert hier tussen hoog oprijzende rotsformaties door, langs bruisende watervallen en schitterende rivieren, met woest kolkende stroomversnellingen.
Het zal allemaal wel, maar dat is niet mijn ervaring als ik die route rijd. Voor de zoveelste dag op rij is het regenachtig. Die ‘hoog oprijzende rotsformaties’ zijn overwegend in dikke nevelen gehuld en ter weerszijden van de weg kan ik het landschap zo’n vier-, vijfhonderd meter bewonderen, verder weg is het door mist aan het zicht onttrokken. Jammer, want wat ik bij flarden zie, is inderdaad prachtig.
Dat de E16 slingert, zoals in de folder beschreven, kan ik alleen maar beamen. Er zijn nauwelijks rechte stukken, de ene bocht gaat naadloos over in de volgende. En de weg is ook nergens vlak: doorlopend stijgen en dalen, zeker de eerste zeventig kilometer vanaf Bergen. En tunnels, heel veel tunnels. Ik heb ze niet geteld, maar met tussenpozen van hooguit een kilometer duik ik zo’n gat in die ‘hoog oprijzende rotsformatie’ in. De langste tunnel vandaag was 11,4 kilometer lang.
In een van die tunnels moet ik terugdenken aan een eerdere reis door Italië, die vriendin-en-ik (wat is het lang geleden dat ik die term gebruikte), die vriendin-en-ik dus op net zo’n druilerige regendag als vandaag maakten. Met zwiepende ruitenwissers reden we de een na de andere tunnel in. Zei vriendin na een poosje: ‘Best wel fijn toch, al die tunnels? Rijden we tenminste af en toe nog even droog…’
Flåmsbana
Welgeteld vijfhonderd inwoners telt het dorpje Flåm, maar per jaar wordt het bezocht door zo’n half miljoen toeristen. Dit jaar ben ik er daar een van. En wat kom ik -en het merendeel van die 499.999 anderen- hier doen? Een ritje maken met de Flåmsbana, de trein die een traject aflegt van twintig kilometer van Flåm naar Myrdal, dwars door -zegt de wervende folder- een verbluffend mooie natuur. Met een fotostop van tien minuten bij de waterval Kjosfossen. Door de 1320 meter lange Nålitunnel. Duurt een uurtje. En een uurtje terug. Ik heb het gedaan. Ik heb het gezien. Eén van de steilste en mooiste trajecten ter wereld? Mwah. Ik ben oud, in de loop der jaren redelijk bereisd en heb in meer van dit soort treintjes gezeten. Klinkt wel erg decadent, dit…
Aan de overkant van het looppad in mijn coupé zit een jong Nederlands stel.
Uit hun rugzak komt een plastic koelkastdoosje tevoorschijn. De man begint de inhoud smakelijk op te lepelen. Als hij me ziet kijken, zegt-ie: ‘Ja, da’s mijn ontbijt hè? Lekker hoor: havermoutpap. Zelf gemaakt.’
‘Enne, je partner? Hoeft die niet te ontbijten?’
‘Toch wel’, zegt de vrouw, ‘als-ie het bakje half leeg heeft, geeft-ie het aan mij.’
Op het stationnetje van Myrdal nemen we afscheid. Zij gaan niet -zoals ik- met dezelfde trein terug. ‘We hebben onze fietsen met de trein meegenomen’, leggen ze uit. ‘Wij gaan terug fietsen.’
Dat had ik moeten weten! Had ik ook kunnen doen! Lekker twintig kilometer heuveltje af met een hoogteverschil van bijna 900 meter. Gemiste kans!
Vijf minuten later zet mijn trein zich weer in beweging. In die lange tunnel doe ik even m’n ogen dicht. Relaxed. Je dacht toch niet echt, dat ik het meende van die fiets?
Een enorme, bomvolle camping op loopafstand van het station van de Flåmsbana. Ook in de buurt: grote parkeerplaatsen met campers, campers en nog eens campers. Eigenwijs rijd ik naar het dorp Flåm, sla daar een doodlopende weg in en parkeer niet veel later m’n bussie voor de nacht hoog in de fjord op een onooglijke rustplaats voor fietsers en wandelaars.
Daar sta ik helemaal alleen, een paar kilometer verwijderd van het kampeergewoel. ’s Avonds val ik in slaap met op de achtergrond het geluid van een waterval.
Mijn ultieme Noorwegengevoel!
6 augustus 2022
Games
Flåm
dagteller: 151 km
tripteller: 2694 km
60 49. 847
07 07.103
Tunnelvisie
Noorwegen, het land van de fjorden? Beslist.
Maar ook: Noorwegen, het land van de tunnels.
Anderhalve week ben ik nu onderweg en het aantal tunnels waardoor ik de rotsformaties van de fjorden ‘doorboorde’, is niet meer te tellen. En schreef ik eerder onder de indruk te zijn van een tunnel met een lengte van 11,4 kilometer, vandaag gaat daar nog een stevig schepje bovenop. Na de stad Lærdal rijd ik namelijk de Lærdalstunnel in, de langste autotunnel ter wereld (staat in m’n boekje), onderdeel van de hoofdroute van Oslo naar Bergen en ooit aangelegd omdat de E16 ’s winters vanwege de sneeuw vaak afgesloten was. Lengte? 24,5 kilometer! Knap stukje hak- en breekwerk van die Noren
Ik tuf er met een gangetje van 60 km/uur op m’n gemakkie doorheen. Geen probleem, dat ik met die snelheid medeweggebruikers hinder, want enig ander verkeer is er niet op de weg. He-le-maal in m’n eentje rollen die bijna 25 kilometer onder m’n wielen door. Niet zo verwonderlijk trouwens, dat ik de enige ben, gelet op het tijdstip: zondagochtend, kwart voor zeven…
Aardig is ook, dat op drie plekken in die tunnel de verlichting een paar honderd meter blauw is. Feeëriek lichtblauw, een beetje druipsteengrottig. Misschien niet gedaan vanwege het mooi, maar om de aandacht op scherp te houden?
Als ik later door tunnels rijd van 5, 6 of 7 kilometer lang, reageer ik daar uitsloverig geringschattend op: ‘Tss, zes kilometer? Stelt niks voor toch? Ik reed de Lærdalstunnel…
Elly
Als ik in Olden bij de Bunnprix wat boodschappen heb gedaan, besluit ik hier ook maar meteen te lunchen. Elly, van Per’s Kafe, neemt mijn bestelling op en vraagt of ik van het cruiseschip ben dat zojuist hier is aangekomen. Ik leg uit met mijn camper rond te reizen en dat ik al anderhalve week geniet van het schitterende Noorwegen. ‘Hm’, zegt ze, ‘dat is lang zat. Blijf vooral niet veel langer, want eh… kijk naar buiten: it’s raining cats and dogs. En dat doet het hier de hele zomer. Zelf kom ik uit Denemarken. Ik snap niet dat die Noren hier hun hele leven willen wonen…’
Haar Kafe hangt vol met leuke humor-bordjes. Deze kende ik nog niet: If you think the music is too loud, you are old. Die kan ik in m’n zak steken. Dat bordje niet, want als ik Elly uitleg op mijn reizen bordjes te verzamelen, glimlacht ze lief, maar dat bordje blijft aan de muur hangen.
7 augustus 2022
Flåm
Innvikfjorden (60)
dagteller: 208 km
tripteller: 2902 km
61 52. 390
06 46.633
Elf
Vroeger geloofden veel Noren dat trollen het landschap in Scandinavië hebben gecreëerd. Dat was vroeger en inmiddels is geologisch anders vastgesteld, maar wat bleef was de naamgeving van een schitterende weg dwars door de Noorse bergen: de Trollstigen.
Ik pak de folder er maar weer even bij:
De Trollstigen, de trollenroute, is een smalle, steile bergweg met elf haarspeldbochten over een lengte van twintig kilometer. Je rijdt over en langs diverse machtige watervallen en uitkijkpunten. Sommige wegen moet je ooit in je leven gereden hebben. Dit is er zo één.
Dat spreekt me aan. En als je zo’n weg ooit in je leven gereden moet hebben, dan vandaag maar. Berg op is het al mooi, maar als ik op het hoogste punt ben aangekomen, hangt er een dikke nevel in de bergen. Schitterend uitzicht? Niks van te zien. En door die nevel moet ik naar beneden. Dat stuk met die elf haarspeldbochten. ‘Jammer hoor’, zegt de Duitse mede-camperaar, die ook op het punt staat aan de afdaling te beginnen, ‘wirklich Schade die nevel, die mist. Zien we straks niks van het landschap. Rijden we door dicke Milch’.
Hij heeft gelijk: vooral op het eerste stuk van de afdaling is er niets te zien en oriënteer ik me op de weg door nauwlettend de achter- en remlichten van mijn voorganger in de gaten te houden. Opmerkelijk feitje: drie motorrijders vinden het waarschijnlijk te veel getuttel van die campers, want in de dichte mist slalommen zij (veel motorrijders eigen) tussen de andere voertuigen naar beneden.
Halverwege de afdaling wordt het helder en in het dal aangekomen schijnt zelfs de zon. Mooie bekroning van mijn ritje berg op-berg af. De Trollstigen, ik heb het gedaan hoor. Eens in m’n leven.
8 augustus 2022
Innvikfjorden (60)
Hustad
dagteller: 275 km
tripteller: 3177 km
62 57. 355
07 05.806
Aan de deur
Rondom de kerk waar ik overnacht ligt een groot kerkhof. Regelmatig komen er mensen langs om een graf te bezoeken. Mijn deur staat open en dat nodigt sommigen uit een praatje met me aan te knopen, nieuwsgierig misschien ook om te zien wie die ‘vreemdeling’ is die in hun dorpje is neergestreken.
Meestal -als ik vertel waar ik vandaan kom- is de reactie, dat Nederland zo’n mooi land is. Als ik dan vraag of ze Holland kennen, reageert men vaak met het noemen van Amsterdam of Rotterdam, waar ze ooit geweest zijn.
Dat gaat niet op voor de meer dan aardige vrouw-op-leeftijd die een praatje met me begint. Ze ziet er trouwens niet uit: d’r peper-en-zout-haar heeft al langere tijd geen kapper gezien en te oordelen naar de ongelijke pieken neemt ze zelf regelmatig de schaar ter hand. Ze is behoorlijk overwichtig: haar bh-loze stevige boezem vormt één lijn met haar riante buik. Ze draagt een vier maten te groot vaal roze shirt boven een groene joggingbroek. Maar ze is supervriendelijk en geïnteresseerd in mijn verhaal.
‘U bent dus weleens in Nederland geweest?’, vraag ik haar.
‘Zeker wel’, antwoordt ze, ‘kent u toevallig eh… Barendrecht?’
Barendrecht! Dat antwoord verrast me.
Zegt de dikbuikige oud-vrachtwagenchauffeur: ‘Dus u gaat helemaal naar de Noordkaap en dan via Finland weer terug naar het zuiden? Jammer. U had de route beter andersom kunnen doen: eerst Finland en dan via Noorwegen terug. Dan houdt u het mooiste voor het laatst.’
Tikkie chauvinistisch, denk ik dan, maar benieuwd naar zijn motivatie vraag ik hem dat uit te leggen.
‘Nou ja, Finland, het land van duizend meren. Ik heb er vaak gereden toen ik nog op de vrachtwagen zat. Scania hè? Maar duizend meren? Ik heb er in al die jaren niet een gezien. D’r stonden altijd bomen voor. Saai!’
Ze spreken nauwelijks Engels, het gepensioneerde echtpaar aan de deur.
‘Mijn beide ouders liggen hier begraven’, vertelt de vrouw in handen-en-voeten-Engels, ‘en (wijzend op haar man) zijn vader. We hebben net verse bloemen bij het graf gezet.’
Aan het einde van het gesprek wensen ze me nog een fijne vakantie toe en stappen in hun auto. Ik hoor de motor al lopen als de vrouw nog even haastig weer bij mijn deur verschijnt. ‘Hier’, zegt ze, terwijl ze me een rol koekjes geeft, ‘lekkere, gezonde Noorse koekjes. Omdat u zo helemaal alleen reist…’
‘Zomer? Noem je dit zomer?’
De man krabt achter z’n pet en spuugt verachtelijk een stevige, groenige fluim precies op mijn uitstaande trapje.
‘Zomer?’, gromt hij. ‘We hebben nog nooit zo’n slechte zomer gehad in Noorwegen. En ik kan het weten, want nou ja zomer, dit is toch geen zomer? Al die regen bijna elke dag. Het lijkt wel herfst!’ Binnensmonds nog na mompelend stapt-ie de begraafplaats op.
Normaal gesproken ben ik ook niet zo blij met al die neerslag, maar in dit geval zou ik het niet erg vinden als het de komende nacht even stevig regent. Hoef ik m’n trapje niet zelf schoon te maken. Spoelt die gore spuugklodder er vanzelf af.
Het Nederlandse echtpaar is hier even gestopt om een hapje te eten.
‘U overnacht hier? Werkelijk? Nee, wij rijden na de maaltijd nog even door. Naar een camping. Met sauna. Trouwens: wat een duur land, dat Noorwegen, vindt u niet? Waren we laatst in de supermarkt, wilde ik zo’n beker Griekse yoghurt kopen. Nou, die kost bij ons in Nederland om en nabij de twee euro en hier… hoeveel was het nou, Arie?’ ‘Zeven euro’, vult haar man aan.’ ‘Zeven euro!’, sputtert de vrouw. ‘Dat bedoel ik. Zeven euro! Ik begrijp best, dat u hier overnacht. Kost u lekker niks. Zeven euro! En dan nog een kleiner bekertje dan bij ons thuis, hè? Zeven euro! Ja, als ik daar gek was…
Naschrift
Als ik de volgende morgen (vroeg) vertrek, zie ik de camper van het Griekse-yoghurt-stel nog geen kilometer verderop geparkeerd staan op de parkeerplaats van een school. Hebben daar dus overnacht. Gratis. Waarschijnlijk toch te prijzig, die ‘camping-met-sauna’?
Nidaros
Twee weken ben ik nu onderweg, dus er moet maar eens een kathedraal bezocht worden. En dan maar meteen de grootste en bekendste middeleeuwse kerk van Scandinavië (herkent u de foldertekst?) in Trondheim, in vroegere tijden de hoofdstad van Noorwegen. In die Nidaros kathedraal (ik ga nog even door met de folder) werden vroeger de Noorse koningen traditioneel gekroond. De kerk is voor veel pelgrims een belangrijk bedevaartsoord.
Maar eerst rijd ik -op weg naar Trondheim– de schitterende Atlanterhavsveien, een kustroute langs de Atlantische Oceaan tussen de plaatsen Bud en Kårvag. Vooral het tweede gedeelte maakt indruk: de eilanden rond Kristiansund worden met elkaar verbonden door acht bruggen. Ik kijk m’n ogen uit. Vooral de in een krul gebouwde Storseisundbrug is (letterlijk) een plaatje.
Dat snap je toch niet? De straten rondom de Nidaros kathedraal staan aan beide zijden vol geparkeerde auto’s, waaronder ook de nodige campers. Bumper aan bumper. Ik zie rechts een straatje met kinderkopkeitjes, dat me pal langs de kathedraal voert en dat dood loopt… bij een enorm plein. Helemaal leeg! Lijkt me een prima plek om daar m’n bussie even te parkeren. Snap werkelijk niet, dat niet meer mensen dat doen. Kan natuurlijk ook zijn, dat ik een verkeersbordje heb gemist…
9 + 10 augustus 2022
Hustad
Storsand Gård Camping (Malvik)
dagteller: 262 km
tripteller: 3439 km
63 25.953
10 42.151
Boink! #3
Eerder was het niet bepaald weer om eens een lekker eindje te fietsen, maar hier op de camping besluit ik met twee volle kussenslopen vuile was naar het gebouwtje met wasmachines en drogers te rijden.
Maar eerst lekker uitgebreid douchen en haren wassen natuurlijk.
Shit! Heb ik dat! Blijk je voor die douche een muntje te moeten hebben. Dacht dat douchen hier wel gratis zou zijn op een bedrag van € 45,- per nacht… Hadden ze wel even kunnen zeggen toen ik me gisteren bij de receptie meldde en bovenop de overnachtingsprijs ook nog € 4,50 aftikte voor het gebruik van de wasmachine en eenzelfde bedrag voor de droger.
Goed. Haal ik dus dat stalen ros van me van de fietsdrager en prop ik m’n fietstassen vol vuile was. Stap ik op, knalt dat zadel weer los! Hè? Dat was toch in orde gemaakt bij die fietsenmaker in Risør? Mooi niet dus. En die remmen waren toch ook vervangen en nagekeken? Nou, ze piepen meer dan doordringend, iedere keer als ik vaart wil minderen. Ik kan me het tevreden gezicht van de monteur nog voor de geest halen toen hij mijn fiets weer rijklaar had gemaakt. Vooral tevreden -denk ik nu- over de rinkelende kassa, waar een bonnetje uitrolde van NK 2248,-.
Nou ja, ik kijk wel wat ik doe als ik terug ben in Nederland. Misschien koop ik hier onderweg nog wel een nieuw zadel, maar dan moet het weer wel omslaan, want om in de regen te fietsen, dat nodigt niet uit voor een ontspannen fietstochtje.
Op 1
Kijk ik op de Nederlandse televisie naar het Journaal en Op 1, hebben ze in het laatstgenoemde programma een onderwerp over de hoge prijzen voor energie en de dagelijkse boodschappen. Komt daarbij ook Noorwegen ter sprake. Zeggen ze, dat Noorwegen kampt met een groot probleem, namelijk -net als in Nederland- een enorm watertekort. Denk ik: hoe dan? Waar dan? Ik toer al een dikke week door een zwaar bewolkt landschap met regelmatig enorme plensbuien!
Saai
Bij mijn vertrek van de we-zijn-er-bijna-camping even ten noorden van Trondheim regent het. Ik heb al een poosje gewacht in de hoop dat het misschien droog zou worden, maar die hoop is ijdel. Ik trek mijn jas aan, zet mijn pet op en sla de pijpen van mijn broek een slag om (vanmorgen schoon aangetrokken, die mag niet meteen vuil worden toch?). In de druipende regen vul ik mijn drinkwatertank, gooi mijn vuilnis weg en leeg de koffer-met-pis (de toiletcassette dus).
Mijn route voor vandaag gaat me weer wat dichter bij de kust brengen, via de E6 om precies te zijn. De natuur is als altijd mooi: naaldbossen links en rechts, meren, snelstromende riviertjes en een paar watervallen. Maar wat is die E6 verschrikkelijk saai! Redelijk recht toe recht aan loopt-ie door een glooiend landschap. Nauwelijks een onderbreking van stadjes of dorpjes en bijna geen behoorlijke stopplaatsen voor een kop koffie. Het enige ‘spannende’ is een groot bord, met de vermelding, dat ik me precies op het midden van Noorwegen bevindt. Dat is alles. En de natuur. Tweehonderd kilometer een en dezelfde natuur. Vier uur op de E6. Nou, die heb ik (gaap) op een gegeven moment wel gezien. Terwijl ik dit opschrijf, denk ik: ‘Je moet je schamen, Frits! Die natuur, dat was toch een van de belangrijkste redenen dat je naar Scandinavië wilde? En dan nu mopperen? Foei! Ben je vergeten hoe laaiend enthousiast je twee weken geleden was?*)
Maar dan -ik rijd inmiddels op de 17– wordt die eentonigheid onderbroken door een supermarkt(je) langs de weg bij Foldereid. Die minimale Joker is karig geassortimenteerd met alleen de hoognodige producten. Het is tevens een post butikk, een banke en een kafe. Ik kan m’n geluk niet op en stap het kafe binnen, een sober, donker zaaltje met een tiental zwarte houten tafels en dito ongemakkelijke stoelen. Aan het lange eind hangt een groot projectiescherm. Ik ben de enige gast.
De vrouw van de Jokerkassa, regelt ook het postkantoor en de bank, dus het verbaast me niks als ze aan mijn tafel de bestelling komt opnemen. Ik vind het allemaal heerlijk kleinkneuterig en betaal zelfs opgewekt € 11,- voor een kop slappe**) koffie en een bord wokkelfrietjes met twee knakworstjes.
Als ik mijn ‘warme maaltijd’ op heb, besluit ik hier te overnachten.
Op de heuvel tegenover de Joker staat een kerk. Ik ben wel weer toe aan een gezegende nachtrust…
*)
(her)lees: Eeuwig zingen de bossen
**)
M’n vader (daar is-ie weer) zou zeggen: ‘Zo dan! Daar hebben ze de bonen doorheen geschoten!’
11 augustus 2022
Storsand Gård Camping (Malvik)
Foldereid
dagteller: 270 km
tripteller: 3709 km
64 57.789
12 10.665
Dag en nacht verschil #1
Van diverse thuisfronten heb ik begrepen, dat er in Nederland deze dagen weer een hittegolf is. Bij de Joker heb ik de Trønder-Avisa gekocht, een lokale krant met daarin o.a. het weerbericht. Letterlijk een dag en een nacht verschil: wat hier in deze streek de dagtemperaturen zijn, is in Nederland waarschijnlijk de temperatuur gedurende de nacht.
Ik klaag niet hoor. Mocht ik die indruk hebben gewekt, dan ben ik niet duidelijk geweest. Kijk, het is natuurlijk leuk als het een keer een hele dag droog blijft. Of als het zonnetje even doorbreekt. Maar ik laat er mijn vakantiehumeur niet onder lijden. Mijn kachel doet het prima en maakt ’s morgens en ’s avonds overuren. En shirts met lange mouwen heb ik voldoende van thuis meegenomen.
Trouwens: die Noren zelf moeten ook niet klagen.
Deze vette kop stond op de voorpagina van het eerder genoemde krantje:
Stil maar, er zijn ergere zomers geweest!
Dag en nacht verschil #2
Die stopplaats langs de 17 blijkt de volgende dag een keerpunt te zijn in de rijbeleving. Wat is het weer genieten! Geen saaie weg, maar weer genoeg te zien aan weerszijden. Geen eentonige naaldboombeplanting, maar een diversiteit aan bomen en struiken. Kleinschalige boerenbedrijfjes. Mooie natuurlijke parkeerplaatsen. Restaurantjes. Prachtige huizen. Leuke dorpjes. Lieflijke haventjes.
Maar vooral: ik heb weer wat te doen. Dit stuk van de 17 slingert weer heerlijk bergje op en bergje af. Ik heb letterlijk weer wat om handen, want er moet gestuurd worden. Ik moet weer gas geven en weer inhouden. Kortom: een dag en een nacht verschil met die saaie E6 van gisteren. Prima weg als je naar je werk moet, maar laat mij maar lekker tuttelen.
Legendarisch
Er was eens, correctie: er waren eens, lang geleden in het noorden van Noorwegen twee machtige vorsten: Vågakallen en de koning van Sulitjelma.
Vågekallen woonde op de Lofoten en had geen vrouw. Dat was niet zo verwonderlijk, want hij was verschrikkelijk lelijk, afschuwelijk dom en vreselijk onbeschoft. Geen vrouw die oog voor hem had. Maar hij wilde er wel een. Dus besloot-ie om er dan maar één te roven als dat zo uitkwam.
De koning van Sulitjelma had zeven dochters, die stuk voor stuk behoorlijk koppig waren. Er was geen land mee te bezeilen en ten einde raad stuurde de koning ze naar het eiland Landego. Daar -onthoud die naam- woonde ook de mooie Lekamøya.
Het kwam Vågekallen ter ore, dat Sulitjelma zijn zeven dochters naar Landego had gestuurd. Hij zag zijn kans schoon eindelijk aan een vrouw te komen, zadelde zijn paard en reed spoorslags naar Landego.
En wie woonde ook op dat eiland? Een zekere ridder Hestmannen, al jaren op zoek naar de ware liefde. Op een zwoele zomeravond ziet hij hoe Lekamøya en de zeven zusters naakt in zee baden. Eén blik op de beeldschone Lekamøya is voldoende om zijn hart in vuur en vlam te zetten en hij besluit ter plekke haar te ontvoeren.
Bliksemsnel zadelt hij zijn paard, en in volle uitrusting, met wapperende helmveren en brede mantel, komt hij op de jonge vrouwen afgestormd, die natuurlijk met bekwame spoed op de vlucht slaan. Ze rennen naar het zuiden, maar de zeven zusters moeten het al snel van vermoeidheid opgeven. Alleen Lekamøya heeft nog adem genoeg en vlucht alleen verder, nog steeds achtervolgd door ridder Hestmannen. Zij lopend, hij op zijn paard… (volgt u het nog?).
En hoe het allemaal kan, je snapt het niet, maar die achtervolging is niet onopgemerkt gebleven. De koning van de Sømnabergen volgt met bijzondere aandacht de gebeurtenissen. En wanneer de dageraad nadert, ziet hij tot zijn ontzetting dat de teleurgestelde Hestmannen zijn boog pakt om -als hij Lekamøya toch niet kan inhalen- haar dan maar te doden.
Terwijl de pijl zijn noodlottige tocht begint, werpt de koning van de Sømnabergen zijn hoed in de baan van de dodelijke pijl en redt zo Lekamøya van een gewisse dood. De doorboorde hoed valt neer bij Torgar.
Maar… de hoofdrolspelers in deze love-story worden zo in beslag genomen door alle gebeurtenissen, dat zij niet in de gaten hebben dat het inmiddels ochtend is geworden en de zon opkomt. En ter plekke verstenen ze allemaal…
Mooie legende toch? Ongeloofwaardig? De versteende bewijzen liegen er toch niet om. Lekamøya veranderde in het eiland Leka ten noorden van Rørvik, de hoed van de Sømnakoning is de huidige berg Torghatten, de zeven zusters vormen de achtergrond van Alstahaug en ridder Hestmannen werd het eiland Hestmannøy op de poolcirkel. Zelfs Vågakallen is terug te vinden als een 942 meter hoge berg bij Henningsvær op de Lofoten. Dus ongeloofwaardig? Tsja. Oordeel zelf.
En ik ben er geweest hoor bij de Torghatten, een paar kilometer ten zuiden van Brønnøysund. Ik heb die berg gezien en de vorm van de hoed herkend. En (van een afstandje) het gat gezien waar de pijl die hoed doorboorde. Flink gat wel: 160 meter lang, 15 meter hoog en 20 meter breed. Er loopt een pad met treden van natuursteen naar boven. Kost je een half uurtje klimmen. Is goed te doen, staat er in de folder, maar je moet er wel conditie voor hebben. Tsja, dan haak ik af. Deels vanwege mijn conditie, maar vooral vanwege mijn huidige stokstrompelen. Jammer. Was ik hier een half jaar geleden geweest, dan…
En dan kunnen geologen hebben vastgesteld, dat het gat in Torghatten is ontstaan door erosie, maar die legende dan? ’t Is maar waarin je gelooft. Wetenschap en geloof hebben nu eenmaal -niet alleen hier- weinig met elkaar van doen.
Geen Belgenmop
‘We waren in Kopenhagen’, begint de Vlaming zijn verhaal. Hij en zijn vrouw maken, net als ik, een rondreis met hun camper door Noorwegen. We raken aan de praat op de veerboot waar we een kop koffie drinken.
‘In Kopenhagen dus hè? Het was onze allereerste vakantiedag. Kopenhagen, fietsstad nietwaar, dus wij halen onze mountainbikes van de camper en fietsen naar de stad. Stel het je voor: hebben we één ding bezocht, komen we terug bij onze fietsen, allebei weg. Gestolen! Op onze eerste vakantiedag! Goed begin, nietwaar? En ze waren ook niet verzekerd.’
Ik hoor hun verhaal met ontzetting aan. Stelt niks voor, vergeleken met al dat geboink met mijn eigen fiets. Het kan dus altijd erger.
12 augustus 2022
Foldereid
Drevia Kirke (78)
dagteller: 231 km
tripteller: 3940 km
65 58.970
13 15.972
Christelijk?
‘Van een van mijn volgelingen van het thuisfront (normaal gesproken zou ik zeggen: van een van mijn lezertjes, maar bij het kopje van dit verhaal past ‘volgelingen’ beter), van een van mijn volgelingen dus, ontving ik het volgende berichtje:
Dag Frits,
Zoals altijd volg ik de verhalen over je reis met belangstelling. Ook nu weer maak je van alles mee (dat fietsverhaal bijvoorbeeld). Maar nu heb ik een vraag. Ik weet dat jij het liefst niet op campings overnacht, maar in de vrije natuur. Zie ik ineens overnachtingen bij kerken. Hoe zit dat? Ben je bekeerd daar in Noorwegen?
Klopt helemaal, dat ik niks moet hebben van campings, zeker niet in het hoogseizoen. Bij hoge uitzondering overnacht ik daar, maar dan ben ik toe aan een uitgebreide douche of moet er een wasje worden gedraaid.
Klopt ook, dat ik bij voorkeur ‘wild’ overnacht en dan het liefst ook nog helemaal solo en in de vrije natuur. Nu is het zo (maar dat wist ik van eerdere reizen al) dat er bij een kerk in kleine dorpjes of buurtschappen vaak een prima parkeerplek is. Bij gebrek aan een overnachting in de natuur wil ik nog wel eens uitwijken naar zo’n kerk. Het aardige hier in Noorwegen is, dat er bij zo’n kerk meestal een apart gebouwtje is met een waterkraan, een toilet en een wastafel ten gerieve van de nabestaanden die een graf komen verzorgen. En dus ook ten gerieve van mij… Ik ben dus niet bekeerd (hoe serieus was die vraag?), maar gewoon praktisch.
Vroeger
1962 (of daaromtrent)
Kwam je terug van vakantie, bracht je je volle fotorolletje naar de fotowinkel.
36 opnamen in zwart-wit, 100 ASA. Haalde je die foto’s na een paar dagen op in de winkel. Kreeg je een soort envelopje, met daarin de stroken negatieven en de afgedrukte foto’s. Had je soms nog de pee in als ze ook wazige, bewogen en over- en onderbelichte foto’s hadden afgedrukt. Moest je wel betalen, maar kon je meteen weggooien. De geslaagde foto’s bewaarde je in dat envelopje. Dat verdween in een laatje of een schoenendoos. In het meest gunstige geval werden ze in een album geplakt. Met van die hoekjes.
2022
‘Ik heb er zeven gemaakt hoor. Is er vast wel eentje naar uw zin. Kijkt u even voor de zekerheid. Anders maak ik er nog een paar hoor. Geen probleem.’
66.33
En dan parkeer ik dat bussie van me op een -voor mij althans- bijzondere plek, namelijk op 66033” NB. Ik sta op de poolcirkel. Grote borden langs de weg hadden me al attent gemaakt op dit Artic Centre. Daar rijd je toch niet aan voorbij?
Daar laat je je op de foto zetten. Daar snuffel je in de souvenirwinkel. Daar eet je een warme maaltijd met rendiervlees, aardappelpuree, sla en rode uien. Daar kijk je met afschuw naar al die hoopjes stenen die de toeristen hier hebben gebouwd. Daar vind je het zo uniek, dat je besluit er te overnachten. Commercieel is het allemaal wel natuurlijk, maar… slapen op de poolcirkel, da’s toch bijzonder?
Ook bijzonder is het weer vandaag: sinds een dikke week blijft het de hele dag droog en meer dan regelmatig schijnt er een lekker zonnetje. Zonnebril op! Nog wel een shirt met lange mouwen aan, want de temperatuur is nog niet bepaald zomers. Maar: een zonnige middag op de poolcirkel, wat wil een man nog meer?
13 augustus 2022
Drevia Kirke (78)
Arctic Cirkel Centre
dagteller: 201 km
tripteller: 4141 km
66 33.074
15 19.285
PHPD
Met de ouderdom komen de gebreken.
Ik loop sinds enige tijd al met een stok vanwege dat rechterbeen van me.
Een paar dagen geleden ging ik met mijn fiets onderuit toen dat ‘gerepareerde’ zadel losschoot en viel ik met mijn linkerschouder op de grond. Precies die schouder, waar ik een poos terug zo’n pijn in had. Het was opgelost met fysio en oefeningen. En nu kan ik vanwege de pijn weer bijna niet normaal een shirt aantrekken.
En vanmiddag stootte ik mijn elleboog tegen de schuifdeur. Precies op het plekje waar volgens mijn moeder een ‘elektriciteitsknopje’ zit.
Vooral slapen is nu moeizaam met al die Pijntjes Hier en Pijntjes Daar.
Je zou eens moeten zien hoe ik ’s morgens (gebroken) mijn bed uitstap. Nou ja, dat ziet natuurlijk niemand vanwege mijn huidige celibataire status…
Begrijp me niet verkeerd hoor: ik klaag niet. Iedere dag weer realiseer ik me hoe bevoorrecht ik ben, dat ik -met enige beperkingen weliswaar- nog steeds kan leven en doen zoals ik wil. Dat ik heerlijk op reis kan bijvoorbeeld. En hoe ik daar van geniet. Hoeveel land- en lotgenoten hebben het niet minder dan ik? Dus zeuren? Klagen? Integendeel. Dolce far niente!
Losse flodders
Kaas
Ik had in de supermarkt Noorse kaas gekocht. Niet te vreten. Zo jong. Zo flauw. Zo smakeloos. Mijn vader (alweer je vader?) zou het ‘klap-in-je-bek-kaas’ noemen. Weggooien doe ik niet, want daarin ben ik streng opgevoed. Maar ik maak het wel te pruimen, die kaas: zo’n heerlijke, donkerbruine Noorse boterham besmeer ik dik met roomboter, daarna dun met pindakaas, vervolgens een flinke lik sambal badjak er bovenop en tot slot zo’n plakkie kaas. Goed te doen!
Trouwens over mijn vader gesproken (…) als het broodbeleg te dun, zeg maar flinterdun gesneden was, zei-ie altijd: ‘Doe het raam eens dicht, want het tocht en m’n beleg waait zowat van m’n boterham.’
Dat beleg overigens liet mijn moeder expres zo dun snijden, want dan kon je -we moesten thuis ieder dubbeltje twee keer omdraaien- er meer boterhammen mee beleggen. Hoe verbaasd was ik later toen ik regelmatig bij haar ging lunchen en ze met het grootste gemak een ons fricandeau over twee boterhammen verdeelde. ‘Een mens moet wel wat proeven’, zei ze dan.
Finland
‘U gaat vanuit Noorwegen door Finland weer naar het zuiden?’, vroeg het Duitse echtpaar. ‘Fout hoor. Finland is zo saai. Van de Scandinavische landen is Noorwegen beslist het mooist.’
Waar heb ik dat eerder gehoord?
BTW
Noorwegen -ik schreef het al eerder- is een duur land. Aardig is dan wel weer, dat je als buitenlandse toerist geen MVA (btw) hoeft te betalen op je aankopen. Dan moet je bij het afrekenen een tax-ticket vragen en als je het land weer verlaat, kun je die tickets bij de douane laten zien en krijg je de BTW terug. In sommige winkels geven ze die korting zelfs meteen.
Heb ik bij het Arctic Circle Center wat inkopen gedaan, vraag ik om een tax-ticket, zegt die man: ‘Dat geldt pas vanaf een bedrag van NOK 315,- en uw totaalbedrag is maar NOK 288,-
Schapen en bommen
Wat is het mooi, die weg noordelijk van de poolcirkel! Vlakker dan ik tot nu toe gewend ben, slingert hij door het prachtige, glooiende, woest-ruige landschap. Als bovendien het zonnetje begint te schijnen, wordt het er alleen maar mooier op.
Mooi, maar dan van een andere orde, is het even verderop. Schreef ik mooi? Het is fantastisch, afgelazerd schitterend! Ik rijd (lees: tuttel) door het Saltfjellet-Svartisen Nasjonalpark. Ik zie bergformaties met glinsterende uitlopers van gletsjers, ik rijd door beboste valleien, ik zie kleinschalige boerenbedrijfjes. Tenminste, dat neem ik maar aan, gelet op de talloze in wit plastic verpakte ronde balen gemaaid gras en de trekkers bij de huizen. Denkend aan Nederland ga ik er maar van uit, dat die boeren hier met hun trekkers vast niet gaan protesteren op het Mæliefjeld in Oslo.
Regelmatig hobbel ik over een wildrooster en passeer ik waarschuwingsborden voor schapen op de weg. Die zijn er volop. Wat ik niet snap is, dat je als weldenkend (?) schaap er niet voor kiest lekker in het gras te gaan liggen, maar een beetje tegen de vangrail aan gaat schurken, loom kwispelend met dat gore harde strontstaartje van je. Of gezellig met z’n tweetjes precies midden op het asfalt gaan liggen. Links of rechts passeren kan ik niet. Zullen wel opkrabbelen en opzij gaan, denk ik dan. Mooi niet. Ze blijven liggen waar ze liggen, kijken me alleen even schaapachtig aan, maar verzetten geen poot. Toeteren helpt niet. Pas als ik m’n bumper zachtjes en voorzichtig tegen dat baaltje wol aanduw, komen ze overeind en gaan pesterig (?) traag aan de kant.
Die waarschuwingsborden voor schapen kennen wij natuurlijk ook in Nederland. Maar dit bord had ik nog nooit gezien: Bom? Is het hier gevaarlijk? Is er een bom gevallen?
Natuurlijk niet: een paar honderd meter verder is een rood-witte slagboom. Daarmee kunnen ze in de winter de pas afsluiten als de weg door sneeuw of ijs onbegaanbaar is geworden.
Kristin en Ottøy
Rijdend door Bodø zie ik masten van zeilboten. Een jachthaven. Lijkt me heerlijk om daar te overnachten. En kijk: pal aan die haven is een enorme parkeerplaats met een apart gedeelte voor campers.
‘Ja, je mag hier overnachten hoor’, zegt Ottøy, de mannelijke helft van het Noorse echtpaar, dat bezig is hun camper in orde te maken voor vertrek. ‘Wij gaan met een half uurtje weg, want we hebben deze camper gehuurd en moeten hem hier in Bodø inleveren. Dus als je wilt, kun je op ons plekje gaan staan.’
‘En kost dat nog wat om hier te staan?’
‘Ja’, zegt Kristin, ‘NOK 250 voor een nacht. En kijk: hier kun je je stroom aansluiten en daar in dat gebouwtje zijn toiletten. De code is 1987. Bij dat gebouwtje kun je ook de overnachting regelen. En waar ben je al geweest en waar ben je van plan hierna naar toe te gaan?’
Als ik zeg morgen naar Moskenes te willen rijden om daar de veerboot naar de Lofoten te nemen, struikelen ze zowat over elkaars woorden om me duidelijk te maken, dat ik dat vooral niet moet doen.
‘Die veerboot in Moskenes kost je NOK 2000. Luister goed en schrijf het anders even op: ga naar Skutvik, da’s even iets verder naar het noorden en neem daar de veerboot naar de Lofoten. Scheelt je tweeduizend kronen, want die ferry in Skutvik is gratis!’
Behalve deze gouden tip word ik overladen met alle mogelijke bijzonderheden over de Lofoten, die ik beslist moet gaan bezoeken. ‘Maar nu moeten we opschieten hoor, anders zijn we te laat met het inleveren van deze camper. Hier, deze wegenkaart mag je hebben. Wij gaan toch naar huis.’ Ik bedank beiden, wens ze een veilige thuisreis en zwaaiend en toeterend verlaten ze even later het terrein.
Fijn gesprek, goede tips en een mooie plek om te overnachten. Door mijn voorruit kijk ik uit over de jachthaven. Jammer, dat er een rijtje personenauto’s ‘in de weg’ staat. Maar ja, een mens kan niet alles hebben.
14 augustus 2022
Arctic Cirkel Centre
Bodø
dagteller: 269 km
tripteller: 4410 km
67 17.622
14 24.127
Spiegeltje, spiegeltje…
Vlak voor de ingang van de zoveelste tunnel staat een Hollandse camper aan de kant. De bestuurder ervan staat aan zijn linker buitenspiegel te prutsen. Ik stop, vraag of hij problemen heeft en of ik hem misschien kan helpen.
‘’t Is al opgelost hoor’, zegt-ie. ‘Kijk dan: in die vorige tunnel heb ik een tikkie gekregen van de buitenspiegel van een tegenligger. Ze zijn ook zo smal soms hè, die tunnels, en af en toe slecht verlicht, vind je niet?. Gelukkig is de grote spiegel nog heel, die heb ik met tape weer vast kunnen zetten, maar dat onderspiegeltje, ja, dat ligt nu ergens in die tunnel. Compleet er uit geslagen. En de lampjes zijn ook stuk. Mijn vrouw zei, dat ik hier in Noorwegen bij een garage een nieuwe spiegel moet laten monteren, maar daar voel ik niks voor. Wat zal dat kosten, zei ik tegen haar, zo’n complete spiegel? Ik schat toch al gauw tegen de duizend euro. En we hebben nog heel wat tunnels te gaan. Stel je voor, dat het me nog een keer overkomt. Kost het me nog eens een nieuwe spiegel. Ik zei: Nee vrouw, dat gaan we niet doen. Dit hier met die tape gaat prima zo en straks terug in Nederland laat ik het bij mijn eigen garage wel in orde maken. Maar eh… bedankt voor je aanbod om te helpen en een goeie reis verder.’
Ik vervolg mijn route. De eerste de beste tunnel verderop is inderdaad aan de smalle kant en slecht verlicht. Rijd ik er toch wat voorzichtiger doorheen.
Ferry far
Indachtig de tip van Kristin en Ottøy in Bodø om de gratis veerboot naar de Lofoten te nemen, programmeer ik Claire-mijn-Garminnetje naar Skutvik. Ik ben verbaasd als ik zie dat de afstand daar naartoe 220 kilometer is. Dat kan toch niet kloppen? Had Ottøy niet gezegd: rij een klein stukje noordelijker en pak in Skutvik de veerboot? En dan komt Claire met 220 kilometer? Rekenfoutje natuurlijk. Ze laat me waarschijnlijk omrijden. Ik besluit haar te negeren en zelf mijn route wel te vinden.
Dat valt tegen. Voor m’n gevoel rijd ik de tegengestelde kant op en als ik bij een Coop een paar boodschapjes doe, spreek ik een vrachtwagenchauffeur aan. Die legt me haarfijn uit hoe ik wel moet rijden. Inderhaast krabbel ik zijn aanwijzingen op een stukje papier en ga vol vertrouwen op weg. En het werkt: aan het begin van de middag sta ik -opgelucht- in de lane bij de ferry in Skutvik.
Daar heb ik dan wel dik zes uur over gedaan en als ik op m’n dagteller kijk, heb ik 336 kilometer gereden… Komt natuurlijk ook doordat ik in het begin de verkeerde kant op ging, maar even zo goed.
Twee leermomentjes: vertrouw Claire nou maar en ga niet eigengereid zelf een route bedenken en weet ook, dat als een Noor het heeft over ‘een klein stukje noordelijk’, dat hij dan een Noors klein stukje bedoelt.
Maar ik sta bij de veerboot. Ik loop naar het kantoortje om de timetable te bekijken. Da’s nou jammer: de boot vaart maar twee keer per dag naar de Lofoten. De afvaart van elf uur heb ik gemist, de volgende afvaart is om half zeven. Dat is zes uur wachten. Ik parkeer m’n bussie in de schaduw, maak een kop welverdiende koffie en eet een boterhammetje met ovnsbakt leverpostei. Goed dat ik alle tijd heb. Die Lofoten drijven niet weg. Daar ben ik dan vanavond wel.
15 augustus 2022
Bodø
Svolvær
dagteller: 335 km
tripteller: 4745 km
68 14.117
14 33.108
Blokje om
Het had me al verbaasd hoor: ik ben al bijna vijfduizend kilometer onderweg en nog steeds -met uitzondering van die fiets dan- geen panne. Maar toen ik gisteren op de Lofoten in Svolvær de veerboot afreed, verscheen er op mijn display een waarschuwingslampje. Nadat ik voor de nacht op de parkeerplaats van de veerboot m’n bussie had neergezet, pakte ik het instructieboekje van mijn bus en las daarin, dat de remblokken aan vervanging toe zijn. Dat is snel. Nog thuis had ik voor deze trip alles laten controleren en in orde laten maken, zodat ik technisch tip-top op reis kon. En nu al versleten remblokken? Zal best. Ondanks dat ik bij die vele afdalingen in Noorwegen zoveel mogelijk op de motor heb afgeremd, heb ik toch zeer regelmatig ook het rempedaal moeten indrukken.
Een garage is snel gevonden in Svolvær. Daar gaat m’n bussie de brug op (vaste prik tijdens mijn reizen, nietwaar?). Daar stelt de monteur vast, dat inderdaad de achterremblokken aan vervanging toe zijn. Daar wordt me verteld (ook al vaste prik), dat die remblokken besteld moeten worden. ‘U bent op een eiland’, zegt de monteur, ‘dus dat kan een paar dagen aanduren. Maar u kunt nog wel veilig hier op de Lofoten rondrijden hoor.’
Kort en goed: de bus gaat weer van de brug en onder het genot van een kop koffie wordt de afspraak gemaakt, dat ik me overmorgen weer bij de garage meld voor de reparatie. ‘Veel plezier de komende dagen hier op de Lofoten’, zegt de monteur, ‘en tot donderdag.’
Onder moeders paraplu
‘Als ik je een tip mag geven (de remblokkenmonteur liet zijn stem wat dalen alsof-ie me een groot geheim ging toevertrouwen) als ik je een tip mag geven, rijd dan naar Henningsvær. Dat is zo’n leuk klein dorpje, hier nog geen veertig kilometer vandaan.’
Ik kijk naar de lucht. Even, heel even heeft de zon geschenen, maar nu is het een en al grijsheid en regent het. Zo’n gestage regen, waarvan je weet: vandaag wordt het niet meer droog. Dan kan ik wel hier in Svolvær blijven, maar voor hetzelfde geld is het in Henningsvær droog. Ik maak mezelf ook maar wat wijs…
Mooi hoor trouwens, die weg naar Henningsvær. Vooral de laatste zeven kilometer als ik met zo’n 30 kilometer per uur in een sliertje van vijf auto’s over een smal weggetje rijd. Er zijn heel veel met een grote M gemarkeerde kleine verbredingen aan weerszijden. Daar gaat mijn sliertje dan regelmatig aan de kant om een tegemoetkomend rijtje auto’s te laten passeren. Twee lange bruggen moet ik over, beide voorzien van verkeerslichten, want eenbaans. Het heeft wel wat.
En druk in dat Henningsvær. Met moeite vind ik een plek om m’n bussie te parkeren in dit Valkenburg-van-de-Lofoten. Ik wacht tot het even wat minder hard regent en verken dan het stadje. Samen met die andere verregende toeristen onder paraplu’s en in regenpakken. Tsja, souvenirwinkels (meervoud) en restaurants (ook meervoud), dat is het wel zo’n beetje. En gorgelende regenpijpen. En borrelende afvoerputten in het wegdek.
Ik heb het gezien, ik heb er geluncht en zoek daarna een plek voor de nacht.
‘Eigenlijk is het privé’, antwoordt de vrouw op mijn vraag of ik bij haar voor de deur mag overnachten. ‘Het is onze eigen parkeerplek. Die camper en die auto die er staan, zijn van ons.’ Ik kijk de vrouw aan. De regen druppelt van de klep van mijn pet, mijn baard druipt, mijn brillenglazen zijn beslagen. Ik laat mijn kletsnatte schouders nog iets dieper hangen. ‘En mijn man is niet thuis, dus eh… nou ja, doet u maar. Er is nog plek zat en uw camper staat er toch al. Dus…’
Dus overnacht ik in Kleppstad (waarschijnlijk vernoemd naar de castagnetten) met uitzicht op de Noorse Zee.
Tegen zessen wordt het droog.
16 augustus 2022
Solvær
Kleppstad
dagteller: 50 km
tripteller: 4795 km
68 17.373
14 19.207
Doodlopend
Over het algemeen zit ik niet zo snel om woorden verlegen, maar hier in Noorwegen wordt dat een beetje een probleem. Ik kom namelijk superlatieven tekort om te beschrijven hoe prachtig het landschap is. Neem de omgeving hier nu weer, op de Lofoten: rauw, kale bergen, schitterende, slingerende wegen, lieflijke dorpjes (ik heb er geen ander woord voor) en veel visserij-activiteiten. Ik rijd via prachtige bruggen van het ene eiland naar het andere, op weg naar het plaatsje Ǻ op het eiland Moskenesøye. Om me heen een vakantieparadijs. En dat blijkt wel, want om de haverklap passeer ik locaties met vakantiewoningen. En campers. Wat een campers! Bomvolle bobils (campercampings) en overal waar maar een uitkijkpunt is of een inhammetje: campers. En dat is niet voor niets, want -zoals ik al schreef- het is hier schitterend. Tenminste, wat ik er van zie, want de neergutsende regen en de harde wind belemmeren het zicht behoorlijk. De Lofoten in de zomer: de reisgidsen bejubelen deze eilandengroep. Terecht, maar niet in mijn zomer. Ik ben al dik tevreden als de ruitenwissers even op de interval kunnen.
Ǻ is het allerlaatste plaatsje op de zuidwestelijke punt van dit eiland. Daar loopt de weg dood. Daar is ook het Norsk Fiskevært Museum. Prima weertje vandaag om dat te bezoeken. ’t Is maar een klein stukje lopen van het grote parkeerterrein naar het museum, maar als ik daar aankom, zie ik dat het niet -zoals ik dacht- om tien uur open gaat, maar om elf uur. Jammer. Ik maak wat foto’s van de huisjes er omheen en keer terug naar m’n bussie. Onderweg besluit ik dat museum te laten voor wat het is en een stukje de weg terug naar Svolvær te rijden. Opgelucht omdat het inmiddels droog is geworden, start ik de motor.
Woest!
Opgelucht omdat het inmiddels droog is geworden, start ik de motor.
Nou, die opluchting is maar van heel korte duur. Als ik het parkeerterrein van het museum verlaat, hoor ik in de bocht een vreselijke herrie aan de rechterkant van m’n bussie. Direct na die bocht is een tunneltje. Ik kan daar met geen mogelijkheid stoppen. Direct na het tunneltje, schuif ik de kant in en stap uit.
Het eerste wat ik zie, is mijn elektrische traptrede die half onder m’n bussie op het asfalt ligt. Dat was die herrie. Pas daarna zie ik de enorme deuk in m’n schuifdeur. Tegen beter weten in kijk ik of er misschien een briefje onder de ruitenwisser zit. Mooi niet.
Ik ben woest. Ik ontplof. Kan me niet heugen hoe lang geleden ik zo kwaad ben geweest. Sta te trillen op mijn benen. Kijk, schade rijden hoort bij mijn reizen (ik hoor sommige thuisfronten al grinniken), maar daar had ik dan altijd zelf schuld aan. Dit ligt anders: hier heeft iemand zijn/haar voertuig fors in mijn zijkant gedrukt. Zo fors, dat de schuifdeur geforceerd is en niet meer open kan.
‘Dat ziet er niet best uit’, concludeert een passerende man. ‘En hier kun je beter niet blijven staan hoor. Rijd maar honderd meter door en parkeer dan daar, iets beneden, naast mijn garage. Plek genoeg en je staat er veiliger.’
Met mijn trap slepend over het asfalt rijd ik naar zijn garage, waar hij al op me staat te wachten, samen met zijn oom. Gedrieën bekijken we de schade wat nauwkeuriger. ‘Enne… wat is dat daar naast dat trapje’ vraagt oom, ‘dat ding met die afsluitkraan er op?’ Dat is de afgebroken afvoer van mijn vuilwatertank leg ik uit. ‘Heb je trouwens gezien, dat ook je voorportier gedeukt is?’, gaat oom verder. Hij legt me omstandig uit wat er volgens hem gebeurd is: ‘Kijk, het moet een groot voertuig geweest zijn. Waarschijnlijk een camper. Die is achteruitrijdend tegen jouw bus geknald. Vanaf je achterkant. Hier (hij wijst een plek aan nog ver voor de schuifdeur) hier is het begonnen en tot aan je buitenspiegel is-ie doorgegaan. Dat moet-ie gemerkt hebben. Kan niet anders. En niks geen briefje? Gewoon weggereden. Een boef is het!’
‘Waarschijnlijk een Duitser’, doet neef een duit in het zakje. ‘Ja, of een Italiaan’, vult oom aan. Hoe ze aan de schade kunnen zien door welke nationaliteit die veroorzaakt is, is natuurlijk klinkklare nonsens. Ondanks de ellende schiet ik toch in de lach.
‘Ik denk’, gaat oom nog even verder met zijn expertise, ‘dat er een hele nieuwe schuifdeur en voorportier in moet. Goedkoper dan als je dit allemaal moet uitdeuken.’
Ik pak de verzekeringspapieren erbij en bel naar Nederland.
‘Wij verontschuldigen ons voor onze wachttijd. Deze is langer dan u van ons gewend bent. Wij proberen u zo spoedig mogelijk te helpen. Blijft u aan de lijn?’
Dat doe ik natuurlijk, maar ik raak de tel kwijt hoeveel keer ik die boodschap heb gehoord. Intussen hebben beide mannen me uitgenodigd in hun garage. Ik krijg een beker koffie (‘blijft u aan de lijn? Nog een ogenblik geduld’) en ze nodigen me uit in een van de drie kringloopfauteuils te gaan zitten. Wordt het nog gezellig ook. Ik presenteer er een sigaar bij (‘er zijn nog enkele wachtenden voor u’) en na vijfenveertig (45) minuten word ik doorverbonden met iemand van de SOS-dienst. Ik leg de situatie uit, zeg erbij dat ik niet meer kan rijden vanwege dat trapje dat onder m’n bus bengelt en de schuifdeur die aan twee kanten kiert en niet meer op slot kan. Of ik die traptrede niet zelf onder m’n bus vandaan kan slopen, is mijn vraag. Het wordt me verzekeringstechnisch (?) afgeraden.
Lang verhaal kort: ze gaan regelen, dat ik word weggesleept naar de dichtstbijzijnde garage. ‘En’, zegt de man van de hulpdienst, ‘dit is een no-blame-case, dus gaat u ook naar de politie om aangifte te doen. Dat proces verbaal heeft de verzekering nodig.’
‘Ik weet wel waar dat bergingsvoertuig vandaan moet komen’, zegt oom. ‘Die garage is hier zestig kilometer vandaan. Normaal rijd je dat in een uurtje, maar met die drukte op de weg (Duitsers en Italianen verduidelijkt neef), met die drukte dus gaat-ie er minstens twee uur over doen, misschien iets korter,’
Ik gebruik de wachttijd om te gaan lunchen in het nabijgelegen restaurant en inderdaad na twee uur komt een Noorse Pløk-van-de-Pløkkefløt met zijn kraanwagentje het terrein oprijden. Hij zegt geen woord, pakt wat gereedschap en snijdt, hakt en knipt de traptrede en de afvoerpijp met een paar fikse halen los.
‘Jammer’, zeg ik tegen Pløk, dat ik niet de weg op kan, want die deur is zo ontzet, dat-ie niet meer dicht kan en op slot.’ Hij kijkt naar de deur, gooit zijn schouder er tegenaan en knalt hem dicht. We kijken er met bewondering naar, want dat hadden wij zelf ook al geprobeerd. Zonder succes. De monteur haalt zijn schouders op, laat zijn spierballen zien en maakt een gebaar, dat ik kan wegrijden. Nee, hij hoeft me niet te slepen. Hij stapt in en rijdt weg.
Zo blij als een kind dat ik daar op eigen kracht weg kan, bedank ik beide mannen en ga op weg. Ik besluit meteen terug te keren naar Svolvaer en naar de garage te rijden waar ik morgen een afspraak heb voor die remblokken. Ze zullen opkijken als ze morgenochtend m’n gehavende bussie zien.
Drie opmerkingen tot slot.
Dat bordje achter mijn voorruit kan ik net zo goed weghalen. Anderhalve meter afstand werd er vanmorgen niet gehouden. Duitsers en Italianen trekken zich daar toch niks van aan had oom gezegd…
Het plaatsje Ǻ wordt in het Noors uitgesproken als ôh
Hoe toepasselijk…
Als ik vertrek uit Ǻ is het droog en schijnt er een mager zonnetje. De temperatuur blijft nog wat achter (12 graden zie ik onderweg), maar de Lofoten zijn nu een stuk mooier. Niet langer vijftig tinten grijs zoals vanmorgen. Het water is blauwer, de huisjes zijn roder, het gras is groener en de dobberende bootjes zijn witter. Toch nog iets positiefs op deze dag.
Weinig actief geweest vandaag en toch ben ik hondsmoe. Ga vroeg naar bed. En morgen? Morgen weer een nieuwe dag.
17 augustus 2022
Kleppstad
Solvær
dagteller: 247 km
tripteller: 5042 km
68 13.701
14 33.384
Volkomen verlies?
‘U bent lekker vroeg’, zegt de remblokmonteur, ‘als u wil, kan ik u nu meteen wel helpen’. Niet zo moeilijk hoor om vroeg bij de garage te zijn: ik was er gisteravond al aangekomen en had voor de deur overnacht. Hij rijdt m’n bussie de brug op, stapt uit en ziet dan de opgelopen schade. Hoe dat in vredesnaam gebeurd is, vraagt-ie. Ik vertel hem het hele verhaal, inclusief het vermoeden dat die twee deuren niet gerepareerd kunnen worden, maar waarschijnlijk moeten worden vervangen door nieuwe. Hij knikt, gaat door zijn knieën en bekijkt de diepste deuk onderaan de schuifdeur. Zijn gezicht staat zorgelijk als hij weer overeind komt. ‘Dat van die deuren, daar heb je gelijk in, maar dit hier (hij wijst onder de schuifdeur) dit hier is je deur niet, maar de carrosserie. En of ze dat nog kunnen maken? Gaat in ieder geval heel veel geld kosten. En samen met al dat andere, tsja of weet niet of de verzekering dat wel laat repareren. Dan zijn de kosten hoger dan de waarde van je auto en dan eh…’
‘Total loss?’, vul ik aan.
‘Misschien’, houdt-ie zich op de vlakte, ‘maar ik ga nu eerst je remblokken vervangen. Zijn die tenminste in orde.’
Terwijl de monteur aan het werk gaat, pak ik een krukje uit de garage en posteer me lekker in het zonnetje naast de ingang. Lekker in het zonnetje inderdaad, want het is heerlijk, stralend weer. Met een half uurtje staat m’n bussie weer buiten. De monteur vult op mijn verzoek ook nog even mijn drinkwatertank, brengt de banden op spanning en wijst me waar het dichtstbijzijnde politiebureau is: schuin aan de overkant van de straat.
Het is druk in het politiebureau. Als ik me na lang wachten aan het loket meld met de mededeling dat ik aangifte kom doen, neemt officer Kristin me mee naar een soort verhoorkamertje. Net als in de film. Daar moet ik een formulier invullen, waar ze een dossier van maken, dat dossiernummer krijg ik met een paar dagen per mail toegezonden en dat nummer kan ik dan weer doorgeven aan de verzekering. Ik ben nog ouderwets. Dacht dat die Kristin een proces verbaal zou typen en dat aan me meegeven. Nou ja, als het maar werkt.
Met dat alles is het inmiddels al rond twaalf uur geworden. Ik tik bij de receptie van Volvo € 545,- aan remblokjes af en vertrek. Bij het eerste de beste tankstation gooi ik mijn tank weer vol diesel, eet er een sandwich, drink een kop koffie en gooi mijn vuilnis weg. Helemaal aan kant kan ik weer verder. Niet veel verder trouwens: acht kilometer buiten Svolvær duik ik langs de E10 een parkeerhaven in. ’t Is weer genoeg geweest voor vandaag. Ben nog steeds erg moe. Ik ga een tukkie doen en daarna genieten van het ronduit schitterende uitzicht en het dito weer. En vanavond sluit ik deze dag feestelijk af met lomper. Dat zijn Noorse (kant-en-klare) pannenkoeken, niet -zoals bij ons- gemaakt van beslag, maar van aardappel. Geen idee of dat een beetje te pruimen is, maar met die pot Hollandse stroop erbij komt dat vast goed.
18 augustus 2022
Solvær
Solvær
dagteller: 8 km
tripteller: 5050 km
68 15.665
14 39.435
Milieubewust?
‘U bent goed bezig’, zeg ik tegen de Noorse camperaar, wijzend op de fel gele emmer die bij zijn bovenmaatse camper onder de afvoer van het vuile water staat, ‘maar eh… als u morgen weer vertrekt, wat doet u dan met die volle emmer?’
Hij kijkt me glimlachend aan en wenkt me met hem mee te lopen naar zijn camper. ‘Dat is een speciale emmer’, legt-ie uit, ‘heel veel gebruikt door kampeerders hier in Noorwegen.’ Hij pakt de emmer vanonder zijn camper vandaan en toont me… dat er geen bodem in zit. ‘Je koopt een emmer’, vertelt-ie niet zonder trots, ‘haalt de bodem er uit en zet hem onder je afvoer. Denkt iedereen dat je lekker milieubewust bezig bent. Kennen jullie dat niet in Nederland?’
Nee, dat kennen we niet, althans ik kende het niet.
Expertise
‘Als je toch naar het noorden rijdt’, had de remblokmonteur gezegd, ‘in Sortland zit een officiële Fiat-dealer. Misschien hebben die een oplossing voor je deurenprobleem.’
Dat deurenprobleem komt er op neer, dat door die gekneusde schuifdeur de centrale deurvergrendeling niet meer werkt. Geen probleem als ik onderweg iets wil bezoeken, want dan draai ik ouderwets handmatig beide voorportieren op slot. Maar van binnenuit kan dat niet. Slaapt toch niet helemaal gerust met de deuren niet op slot…
De monteur in Sortland loopt naar m’n bussie, snapt het probleem, denkt even na en heeft de oplossing: ‘U zet als u binnen bent het portierraam open. Dan draait u door dat open raampje met uw contactsleutel de portieren op slot. Daarna doet u het raam weer dicht en kunt u rustig slapen in een afgesloten auto.’
Hoe simpel. Hoe eenvoudig. Ik had het zelf kunnen bedenken! Nee, da’s niet waar, daar ben ik niet slim genoeg voor. Ik bedank de monteur voor zijn advies en maak -voor de vorm, want dit is toch service?- het internationale geld-gebaar. Hij knikt, maar als ik mijn portemonnee pak om hem een fooi te geven, zegt-ie dat ik binnen bij de balie moet betalen.
Er rolt een heuse factuur uit de printer. Of ik maar even NOK 350,- wil betalen.
‘€ 35 ?’, reageer ik verbaasd, ‘die man is even met me mee naar buiten gelopen en heeft me een advies gegeven. Daar is-ie, wat zal het geweest zijn, nog geen tien minuten mee bezig geweest!’
‘Maar dan gaat u alleen uit van het uurloon, mijnheer’, repliceert de baliemedewerker, ‘maar u betaalt ook voor zijn expertise, opgedaan in jarenlange ervaring.’
Ik haal mijn schouders op en betaal.
Zal ik het eens in het Engels zeggen? I walk completely empty on this Norway!
Dat zeg ik dan maar weer niet tegen die baliekluiver. Verstaat-ie vast niet…
19 augustus 2022
Solvær
Brandse Kirke (Sundia)
dagteller: 311 km
tripteller: 5361 km
69 00.451
18 31.538
Woef, woef
Uit de reisgids:
De Ishavskatedralen aan de Hans Nilsens Vei in Tromsø, ook wel bekend als de poolkathedraal is het symbool van de stad. De kerk heeft de vorm van een ijsberg en is van 1 juni tot 15 augustus tussen 9:00 en 17:00 uur te bezoeken.
Ik plan mijn route zo, dat ik om acht uur bij die kathedraal zal aankomen. Ben ik mooi op tijd, kan ik makkelijk parkeren, drink ik op m’n gemak nog een kop koffie en bezoek ik daarna de kerk.
Ik weet niet wat ik zie als ik de kathedraal nader: een enorm veld stampvol voornamelijk campers en mannen in gele hessen die het parkeren regelen. Ik ben de enige dus niet, die gedacht heeft er vroeg te zijn.
‘Ik kom voor een bezoek aan de kathedraal’, zeg ik tegen de gele hes die naar mijn raampje komt, ‘moet ik dan hier parkeren?’
‘Kathedraal? Komt u niet voor de hondenshow?’
‘Hondenshow?’
‘Ja. Gisteren, vandaag en morgen is hier een grote hondenshow. Mijn collega verderop wijst u waar u moet parkeren. En rijdt u alsjeblieft snel door, want er staan al aardig wat auto’s achter u.’
Ik negeer die collega, keer aan het einde van het terrein en verlaat onmiddellijk deze locatie. Een hondenshow! Hoezeer ik ook van die dieren hou’, er zijn grenzen… Honderden campers bij een hondenshow…
Restaurantgedrag
‘U kunt gewoon met uw mobiele telefoon bestellen en betalen hoor’, zegt de man van het restaurant waar ik ben binnengestapt voor de lunch, ‘op ieder tafeltje staat een kaart met een QR-code.’ Hij kijkt me even onderzoekend aan. ‘Maar we hebben ook nog ouderwetse menukaarten. Zal ik u die maar geven?’ Zonder mijn antwoord af te wachten, overhandigt hij me de menukaart…
Het is aardig druk in het restaurant. Naast een tafeltje waar twee stellen-op-leeftijd de maaltijd gebruiken, is links en rechts een tafel vrij. Als ik er wil gaan zitten, zie ik op de tafel rechts van het kauwende kwartet een tas liggen.
‘Daar zit iemand hoor’, zegt de oudste man van het gezelschap, ‘en daar (hij wijst op het tafeltje achter hem) daar ook.’ Ik zie inderdaad op beide tafels links en rechts van het gezelschap een tas liggen en neem aan een ander tafeltje plaats.
Nog voor de door mij bestelde killing nugget med stekte poteter og salat wordt geserveerd, is het viertal klaar met hun maaltijd en maakt aanstalten te vertrekken. De twee vrouwen pakken ieder de tas van de belendende tafels {…), hangen die over hun schouder en verlaten het restaurant. Smetvrees? Corona? Of gewoon asociaal geen buren wensen tijdens hun maaltijd?
Meeting point
‘Wat leuk! Scandinavië! Daar gaan wij ook naar toe. En wanneer ga jij?’
Aan het woord was Anne Marie, de Zeeuwse schone, de helft van het echtpaar met wie ik eerder twee reizen ondernam. Met man Harrie toerden we gedrieën in 2016 door het prachtige IJsland en twee jaar later maakten we een memorabele reis door Rusland en Mongolië.*) We komen er -nog thuis in Nederland- achter, dat we in dezelfde periode dit jaar in Scandinavië zullen rondtoeren: zij vanuit Zweden noordwaarts en daarna door Noorwegen weer richting Nederland, ik in tegenovergestelde richting. Dat schreeuwt om een meeting point vinden we alle drie.
Contact houdend tijdens ons beider reis stellen we op zeker moment vast, dat we ons inderdaad op een tweehonderd kilometer van elkaar bevinden. Zij op hun route zuidwaarts, ik noordwaarts. Kwestie van de coördinaten doorgeven nietwaar? Ergens in het Reisadal dus. Zo simpel als het klinkt, zo eenvoudig is de praktijk niet, maar na een aantal mislukte pogingen, zie ik hun busje staan en niet veel later staan we weer broederlijk/zusterlijk naast elkaar, als bij eerdere reizen.
En wat is het heerlijk elkaar weer te ontmoeten. En wat bijzonder dat we elkaar hier treffen, op zo’n zesduizend kilometer van huis en haard. We kletsen uitgebreid bij, maken elkaar deelgenoot van onze reiservaringen en wisselen tips uit voor onderweg. Normaal gesproken heb ik niet zo veel op met landgenoten die ik tijdens mijn reizen ontmoet, maar voor dit leuke stel maak ik graag en altijd een uitzondering. Waar ook ter wereld.
’s Anderendaags nemen we matineus hartelijk afscheid: beiden onze route vervolgend. Harrie zou zeggen: ‘Op het gemakske’, Anne Marie zou er (Zeeuws) aan toevoegen: ‘Hee?’.
*)
Zie mijn verslagen:
2016 – IJsland
2018 – Eurazië
20 augustus 2022
Brandse Kirke (Sundia)
Sappen (Reisaelve)
dagteller: 346 km
tripteller: 5707 km
69 29.901
21 25.924
5000 v.Chr.
In de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw werden er in vijf gebieden in het noorden van Noorwegen ongeveer zesduizend rotstekeningen en rotsschilderingen ontdekt. Hjemmeluft bij de stad Alta is het grootste gebied en als enige ingericht voor publiek.
Er is een fraai museum, maar dat heb ik snel gezien. Daar ben ik te ongedurig voor. Ook aan de kinderen is gedacht, getuige het welkom door Bædi og Børdi. Wat mij trekt zijn de rotstekeningen. Twee routes leiden langs die graveringen, eentje van 1,2 kilometer en een van drie kilometer. Vanwege mijn stokkerigheid kies ik de kortste route. Behalve kort is deze route ook duidelijk: om de rotsgraveringen goed zichtbaar te maken, zijn ze (uiteraard op een verantwoorde manier) na de vondst rood ingekleurd. Een pad van houten vlonders, waar je niet buiten mag, voert langs de tekeningen en in het Nederlandstalige gidsje lees ik de beschrijvingen.
‘Ach, mevrouw, mijnheer, wilt u mij op de foto zetten hier op dit pad?’, vraag ik een mij tegemoetkomend echtpaar. De man wijst op zijn vrouw. ‘Laat haar dat maar doen. Zij is de fotografe van ons twee’. Ik leg uit hoe mijn camera werkt en de vrouw drukt een paar keer af. Terug in m’n bussie bekijk ik de foto’s van deze dag. Ik weet niet op welk knopje de ‘fotografe’ heeft gedrukt, maar een foto van mij op dat pad staat er niet tussen.
Trots dat ik dat kilometerrondje heb volbracht, trakteer ik mezelf in het restaurant van het museum op een warme lunch. Dat wordt bloemkoolsoep. Ik zou het thuis niet bedenken.
Na de lunch negeer ik de museumwinkel en werp een blik in een apart zaaltje waar een verzameling opgezette dieren staat die elkaar opvreten. Zoals gezegd: ik werp een blik…
21 augustus 2022
Sappen (Reisaelve)
Rasteplass Alta (E6)
dagteller: 213 km
tripteller: 5910 km
69 59.346
23 29.163
Meridiaan
Als ik nu toch in de buurt ben (…), dan ook maar even op en neer naar Hammerfest. En als ik me op de poolcirkel al liet fotograferen, dan hier ook. Bij de zuil van de meest noordelijke meridiaan om precies te zijn.
Het valt wat tegen, deze zuil uit 1854, ook al staat-ie op de werelderfgoedlijst van de Unesco. Ik had het kunnen weten natuurlijk toen ik bij Claire-mijn-Garminnetje het adres intypte: Industrigata 5. Industrie is het dan ook. Ik kan m’n bussie kwijt op het parkeerterrein van een of ander groot kantoorgebouw en als ik uitstap, zie ik die zuil bovenop de heuvel staan. Vanaf die heuvel heb ik een aardig uitzicht over Hammerfest, maar vooral over de rondom aanwezige, troosteloze industriegebouwen. Ik had er meer van verwacht, maar ja, ik was toch in de buurt…
Eindelijk!
Hoe vaak heb ik ze onderweg al niet gezien, die waarschuwingsborden voor rendieren. En hoe vaak heb ik niet gedacht: ‘Waar zijn ze dan die beesten?’*)
Tot vanmorgen dan. Daar liepen ze doodgemoedereerd op de weg. Geen hele kudde, maar ik was al tevreden dat ik er een van de twee op de foto kon zetten. Hè, hè, bijna vijf weken onderweg, inmiddels zo’n zesduizend kilometer weggetrapt en pas dan moeten stoppen voor mijn eerste Rudolf.
*)
Waar zijn al die beesten?
Rijd ik in Nederland over -pak ‘m beet- de Veluwe, staan daar talloze ‘hertenborden’, maar ik heb er nog nooit eentje de weg zien oversteken…
‘Mijn naam is Birgit’, zegt ze, ‘ik ben de beheerster van het museum . Maar we zijn gesloten hoor’.
‘Omdat het maandag is natuurlijk’, denk ik te begrijpen.
‘Nee, omdat de zomer voorbij is. ’s Winters zijn wij altijd gesloten.’
Ik slik maar in, dat het nog steeds zomer is en dat de herfst nog niet eens is begonnen. Zullen de Noorse seizoenen wel zijn.
‘U mag wel op het terrein rondkijken hoor, maar alle gebouwen zijn dicht.’
Ik kijk om me heen: heb weinig lust om langs dichte gebouwen te lopen.
‘Nu ik je toch spreek, Birgit, in mijn informatie over dit dorpje staat, dat Kokelv maar 130 inwoners heeft.’
‘130? Dan is uw informatie achterhaald. Het zijn er op dit moment nog maar 104. Vaste inwoners dan hè, de mensen in de zomerhuizen niet meegerekend.’
‘Ik was zojuist even bij de kerk, daar boven op de heuvel en daar waren twee mannen een graf aan het delven’.
‘Is dat zo? Nou, dan zijn het er vanaf vandaag 103’, reageert Birgit laconiek.
‘Trouwens, die kerk hè, weet u dat die door de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog in brand werd gestoken? Volledig afgebrand dus. En dat er toen, na de oorlog, een groep Duitse jongeren naar Kokelv is gekomen om een nieuwe kerk te herbouwen? Wiedergutmachung, heet dat niet zo?’
Ik weet het. Staat in mijn voorbereidingsmap. Maar ze is zo aardig, deze Birgit, dat ik doe alsof dit verhaal nieuw voor me is en ik bedank haar voor de informatie.
‘Dus eh… kijk rustig rond als u dat wilt. Ik moet nu echt weg.’
Ze stapt in haar auto, draait het raampje omlaag en wenkt me naar haar toe te komen. ‘En dan nog wat. Ik heb een nieuwe baan. Morgen ga ik hier weg. Zijn het er nog maar 102.’
Filosofisch foutje
Als ik -eenmaal in Noorwegen- een bordje zie met de verwijzing Kirkegard, denk ik: ‘Kirkegard? Dat was toch geen Noor?. Søren Kierkegaard was toch een Deense filosoof? Uit het rijtje Kant en Hegel?. Misschien heeft-ie een tijdje in Noorwegen gewoond, is zijn naam wat verbasterd en is hier zijn woonhuis dat je kunt bezoeken?’
Naarmate mijn reis vordert, zie ik wel erg veel Kirkegard-bordjes. Toch maar eens aan een Noor gevraagd hoe dat zit. Hij kijkt me glimlachend aan en helpt me uit de droom: ‘Kirkegard’, zegt-ie, ‘is het Noorse woord voor kerkhof…’
Nie echt slim van me. Maar ook een leermomentje. Die Søren Kierkegaard heet dus eigenlijk gewoon Søren van de Kerkhof.
889
Het moet een prachtige nationale toeristische route zijn over de 889 van het dorpje Kokelv naar Havøysund. Ik twijfel of het de moeite waard is, want het is 75 kilometer heen en dezelfde afstand terug over dezelfde weg. Reed ik eerder niet heen en weer naar Hammerfest voor die tegenvallende meridiaanzuil?
Wat ben ik achteraf blij, dat ik besloten heb op en neer te rijden naar Havøysund, want wat is het schitterend mooi. De smalle weg voert kronkelend, stijgend en dalend langs prachtige, grillig gevormde rotspartijen, watervallen en schitterende uitzichten over de baai. Het is heerlijk weer en ik besluit van de zon te genieten, halverwege deze 889 bij het buurtschap Lillefjord. Morgen verder.
Dat valt tegen als ik de volgende morgen wakker word. Zo stralend zonnig als het gisteren was, zo zwaar bewolkt is het nu. En het waait. Niet zo’n beetje. En het regent. Ik overweeg om te keren en de rest van die 889 te laten voor wat het is. Toch maar niet gedaan en geen spijt, want het blijft -ondanks het ronduit slechte weer- een mooie route.
Ik passeer Bakfjord. Volgens het Fins-Deense echtpaar dat ik gisteren sprak, is dat de geboorteplaats van Selmer Nilsen. Dat was, hadden ze me verteld, een beruchte Noorse spion in dienst van de nazi’s. ‘Hij ligt begraven in Bakfjord’, zei de man, ‘daar is een eenvoudig houten kruis op het kerkhof met alleen zijn voornaam er op: Selmer, want de inwoners schamen zich voor hem.’ ‘Daar moet u beslist even stoppen en het bekijken’, vult de vrouw aan. Ik heb nog nooit van die spion gehoord, ook geen behoefte om naar een houten kruis te kijken, dus ik negeer gemakshalve die reistip. Bovendien heb ik mijn handen vol aan de weg, die met dit slechte weer en dito zicht lastiger te rijden is dan gisteren.
Zo mis ik dus ook vlakbij Snefjord de (ik citeer) fascinerende rotsformatie, vergelijkbaar met een Egyptische sfynx. Het zal allemaal wel. Misschien heb ik daar ook te weinig fantasie voor. Zoals ik ook niet de figuren in druipsteengrotten herken. Zegt zo’n gids, terwijl hij met zijn lantaarn op de wand schijnt, dat daar bijvoorbeeld een olifant te zien is, denk ik alleen maar: waar dan?
Niet te missen en volop aanwezig zijn de rendieren. Klaagde ik eerder, dat ik er nog niet een had gezien, vandaag kom ik volop aan mijn trekken (en moet ik soms volop in de remmen). Hebben die rendierkindertjes natuurlijk aan hun moeder gevraagd of ze vlakbij de weg mochten grazen. Zei die moeder: ‘Nou, vooruit, ’t is nog wel vroeg, maar dat ken wel. Doen jullie maar lekker graze, maar kijkt uit met oversteke, want je ken niet wete of dat er soms een auto langs kompt. En doet je pels goed dicht, want het is nog frisjes langs de weg.’ Wist die rendiermoeder*) veel, dat ik langs zou komen, genietend van alles om me heen om zeven uur ’s morgens?
*)
Waarschijnlijk hebben we hier te maken met een rendier met Rotterdamse voorouders.
22 augustus 2022
Rasteplass Alta (E6)
Lillefjord
dagteller 263 km
tripteller 6173 km
70 41.645
24 40.555
Nordkapp
Na de zeven kilometer lange Nordkapp tunnelen volg ik keurig de borden naar de Noordkaap zelf. Het is redelijk droog weer, maar er staat een bulderende, harde wind. Ik moet mijn stuur met beide handen stevig vasthouden en op sommige lage gedeelten van de weg wordt het water over de weg en mijn voorruit geblazen. Bij de laatste afslag is het nog elf kilometer naar de kaap. Er is helemaal geen ander verkeer op de weg. Dat verbaast me. Zo’n beroemd punt. Waar zijn al die toeristen? Als ik uiteindelijk het hoogste punt bereik, rijd ik langs twee verlaten controlehokjes een groot, eveneens bijna verlaten parkeerterrein op, waar slechtst een paar andere auto’s staan. Ik zie een gebouw met een grote witte bol er bovenop. En een restaurant. Gesloten. Waar is die Nordkapp Globe? Waar is de obelisk? En het Unesco-monument? En de Nordkapphallen en de kapel?
Mezelf met moeite staande houdend in de loeiende wind laat ik me door een verdwaalde toerist op de foto zetten. Dat was het dus.
Nou, dat was het niet. Het verhaal zou hier eindigen, ware het niet, dat bij het uitstappen mijn portier door de storm gegrepen wordt, uit mijn hand wordt gerukt en volledig dubbel klapt. Met moeite krijg ik die deur weer dicht. Maar als ik later na het instappen die deur dicht wil sluiten, lukt dat met geen mogelijkheid. Een paar keer proberen lost niks op. Er zit niets anders op dan die winderige kaap te verlaten en technische hulp te zoeken. Dat kan er ook nog wel bij. Uitgerekend de enige deur waardoor ik nog naar binnen kan, gaat nu niet éverder dicht dan een dikke kier.
Met mijn knipperlichten aan begin ik met een stapvoetsgangetje aan de weg terug. Ik stuur met één hand, de andere heb ik nodig om de deur dicht te houden. En dan is elf kilometer lang hoor.
Het eerste teken van leven is bij de Nordkapp Caravan & Camping. Ik stap het kantoortje binnen en doe mijn verhaal. ‘En dat gebeurde op de Nordkapp?’, zegt de vrouw, ‘was u daar? Die weg hadden ze met dit weer af moeten sluiten. Het waait (ze kijkt op een metertje) 28 meter per seconde. Da’s windkracht 10. Onverantwoord dat het nog open is!’
Als ik vertel, dat ik het -naast de ellende met mijn portier- ook nogal vond tegenvallen, wordt me uitgelegd, dat de toeristische Noordkaap drie kilometer verderop is. Heb ik dat! Stond ik nog op de verkeerde kaap ook.
‘Ik denk’, gaat de vrouw verder, ‘dat mijn man u wel kan helpen of een garage weet. Hij is even weg voor wat boodschappen. Zet uw camper een beetje uit de wind en wacht het af.’
Ik draai m’n bussie dusdanig, dat het portier aan de kant van de luwte staat, bind het met een touwtje vast aan mijn stuur en maak een kop koffie. Bij de eerste slok begint het te stortregenen. Langzamerhand wordt het ijzig koud in m’n bussie. Ik pak m’n dikke jas en trek handschoenen aan.
Dat ‘even weg voor wat boodschappen’ duurt me te lang naar mijn zin. Na twee uur wachten, stap ik het kantoortje weer binnen. ‘Hij is onderweg hoor’, zegt de vrouw. Maar als ik haar even later het kantoortje zie afsluiten en ze in haar auto stapt en vertrekt, besluit ik zelf initiatief te nemen. Ik zoek en vind een garage in Honningsvåg, twintig kilometer bij me vandaan. Ik verstevig het touw waarmee het portier min of meer wordt dichtgehouden en ga op weg naar die garage.
Ga op weg? Mooi niet: ik heb nog geen kilometer gereden als ik op een gesloten slagboom stuit. De wegen in deze streek zijn inmiddels afgesloten. Ik kan geen kant op. Zit op een gedeelte van de weg, dat van beide kanten is afgesloten.
Dus? Dus keren op die smalle weg, terug naar die Nordkapp Caravan & Camping en m’n bussie inrichten voor een onvrijwillige nacht hier.
Dit is zo’n dag van ‘als’ en ‘had ik maar’.
Als ik naar de goede Nordkapp gereden zou zijn.
Had ik maar meteen naar een garage gegaan.
Had ik dat maar eerder gedaan, was die weg misschien nog niet afgesloten.
Never a dull moment, zeg ik vaak. Nou, de grens is vandaag wel behoorlijk bereikt. Pluspuntje dan weer wel: mijn rechterportier functioneert als enige nog goed. Kan ik via dat portier in- en uitstappen. Moet ik wel over dat touw heen. Met die poot van me…
Ik hoop wel dat de storm vannacht wat afneemt. M’n bussie staat nu te schudden op zijn wielen.
Tegen negen uur verschijnt de ‘man van even een boodschap’.
Hij kon niet eerder terugkomen vanwege de wegblokkades.
‘U bent de man van die camper hier voor de deur?’, zegt-ie als ik zijn kantoortje instap, ‘van dat portier? Ja, ja, ‘t Is me allemaal wat. Die storm hè? Ik ook hoor, ik ook. Allemaal afzeggingen. De een na de ander. Hier (hij wijst op een lijst, waar hij al pratend een reservering wegstuft) hier, net weer een afmelding. Kost me wat, kost me wat. Maar goed, wilt u dit papiertje even voor me invullen?’
Hij schuift een registratieformulier naar me toe, waarop ik naam, adres, woonplaats en verblijfsduur op zijn camping kan invullen.
“U gaat mij een overnachting berekenen?’, vraag ik verbaasd.
‘Ja, ja. U staat hier toch? En ik heb al onkosten genoeg. Dus graag al uw gegevens invullen alstublieft.’
Hij heeft zakelijk gezien wel gelijk natuurlijk, maar daar had ik niet op gerekend, toen ik me over dat touw wurmde om m’n bussie uit te kunnen. Ik haal mijn portemonnee.
‘Heeft u ook stroom nodig? Nee? Dan wordt het NOK 300. Heeft u euro’s, dan liever contant € 30,-. Het komt trouwens wel in orde met uw portier hoor. Die garage in Honningsvåg staat goed bekend. En u heeft -dat klinkt misschien raar dat ik dat zeg- nog geluk gehad op weg naar de Nordkapp. Er is een camper compleet omver geblazen en die ligt nu op z’n kant naast de weg. En even later nog een motorrijder. Ze zijn nu met de berging bezig. Vannacht gaat de wind wat liggen en morgen is de weg weer vrij.’
Dat is dus wat ik vaak zeg als ik tegenslag meemaak: het kan altijd erger. Omver geblazen. Kijk mij dan lekker nog op vier wielen hier voor de deur staan…
23 augustus 2022
Lillefjord
Nordkapp
dagteller 278 km
tripteller 6451 km
71 05.746
25 47.535
In drieën?
Als ik wakker word, is het windstil (…) en doet de zon schuchtere pogingen door het lichtgrijze wolkendek heen te breken. Ik maak m’n bussie aan kant, wring mezelf onder het ‘portiertouw’ door op de bestuurdersstoel en rijd de twintig kilometer naar de garage in Honningsvåg. Daar ben ik om zeven uur. Over een uur gaat de garage open en ik gebruik die wachttijd om de SOS-dienst in Nederland te melden, dat ze mijn dossier kunnen uitbreiden met een volgend gevalletje schade.
‘Eén of twee dagen per jaar gaat het zo te keer hier bij de Nordkapp’, zegt de mekaniker, die naar me toe is gekomen om de schade op te nemen. Hij kijkt bezorgd naar de verwrongen deur en vraagt zich hardop af of die nog wel te sluiten is. Maar een half uurtje later heeft-ie het voor elkaar. Met een rubberen hamer tussen het scharnier heeft-ie de boel wat omgebogen en met twee ringetjes de aanslag van het slot opgedikt. Zachtjes duwt-ie de deur voorzichtig in het slot. ‘Zo laten’, zegt-ie, ‘en niet meer open doen tot u in Nederland terug bent. Alleen dat andere portier gebruiken.’ Onhandig, nog wat minder comfort, maar ik ben allang blij dat het portier weer dicht is en op slot kan.
Ik doe nog wat boodschappen bij de naastgelegen Rema en ga op weg. Beter gezegd: ik vervolg mijn reis, kan afmaken wat ik thuis allemaal bedacht heb.
Als ik de E6 opdraai, schittert de zon over het water. Ik moet mijn zonnebril opzetten. Al het goede komt in drieën, gaat er door mijn hoofd. Zou dat ook voor al het slechte gelden? Komt dat ook in drieën? Eerst mijn fiets, toen die schuifdeur en nu het voorportier. Dat zijn drie nare dingen. Dan heb ik het dus gehad, deze reis. Kan ik zorgeloos en ontspannen verder toeren. Op naar Finland. Op naar Lapland.
Oh ja, en die Nordkapp? Die beroemde Nordkapp Experience?
Nou, ik geloof het wel. Vind het helemaal best. Ik had mijn eigen experience bij windkracht 10 op die ‘verkeerde kaap’. Heftig genoeg.
24 augustus 2022
Nordkapp
Lasarettet Skoganvarre
dagteller 211 km
tripteller 6662 km
69 49.881
25 08.120
Bratwurst
Tegen lunchtijd zit ik met een kop koffie bij een tankstation aan een ruwhouten tafel met een Duitse motorrijder. Hij heeft binnen ook koffie gekocht. Vaak is dat zelfbediening, ook hier. ‘Kijk, en in mijn eigen kroes, Frits’, zegt-ie. ‘Doe ik altijd. Leg ik uit, dat het beter is voor het milieu in plaats van die kartonnen bekers met zo’n plastic dekseltje. Hebben ze altijd begrip voor. Maar -tussen jou en mij- in mijn kroes gaat gewoon veel meer koffie dan in zo’n bekertje!’.
Bij de koffie heeft-ie ook een waffel gekocht. Ik wijs hem daarop: ‘Waarom een waffel? Ze hebben ook Bratwurst hoor.’ ‘En waarom zou ik een Bratwurst moeten kopen?’ ‘Omdat je een Duitser bent. Toch?’
Hij buigt wat opzij, kijkt onder onze tafel en zegt dan: ‘En waar zijn jouw klompen?’
Touché!
Finland
Geruisloos passeer ik de Noors-Finse grens. Alleen het bord dat je hier even 30 km/uur moet rijden, is nog een teken dat dit een grensovergang is. Verder wat lege gebouwtjes. Valt me wat tegen. Hoe ik daar zo bij kom, weet ik niet, maar ik had een uniform bij mijn raampje verwacht. Die om mijn paspoort had gevraagd. En mijn rijbewijs, kentekenbewijs en groene kaart. Of desnoods me alleen maar welkom had geheten in Finland en me een goede reis had gewenst. Slaat natuurlijk nergens op, dat idee van me. Ik ben weer in de EU. Ga betalen met euro’s.
Finland dus.
Ik rijd langs mijn eerste van de duizend meren. Even later voert de weg tussen twee grotere meren door. Tenminste, dat zie ik op het kaartje van Claire-mijn-Garminnetje, want -inderdaad- links en rechts zie ik alleen maar bomen…
En die weg is saai. Licht glooiend, met af en toe wat flauwe bochten, lijkt-ie als met een liniaal door het landschap te zijn getrokken. Ik mag er 100 rijden. Vijfentachtig vind ik meer dan genoeg. Meer dan negentig kilometer rijd ik door die saaiheid het Finse Lapland in. Het enige enerverende op dat hele stuk is één auto die me inhaalt en drie die me tegemoet komen. En ik zie bij een of ander hutje twee zwarte beren. Ze zijn opgezet. Levend zijn dan weer wel de drie rendieren, die op hun gemak de weg oversteken. Daar moet ik dan even voor afremmen, maar daarna kan de cruise control weer aan.
Siida
Inari is de eerste wat grotere stad die ik aandoe in Lapland. En dat heeft een reden: daar is namelijk het Siina Museum, met, verdeeld over drie zalen, een indrukwekkende tentoonstelling over de Sami cultuur van hun vroegere bestaan tot nu. En er is een groot buitenterrein, grenzend aan het prachtige Inari Meer, met originele gebouwen van de Sami. Te vergelijken misschien met ons eigen oer-Hollandse openluchtmuseum bij Arnhem. Ik kan me de Finnen voorstellen die daar net zo bewonderend rondlopen als ik het hier in Inari deed.
Enâmeh láá mi párnáá staat er op mijn toegangsbewijs. Geen idee wat het betekent, maar als het zoiets is als: bezoek ons mooie museum, dan ben ik het daar roerend mee eens. En wat natuurlijk ook meespeelt: het is een heerlijke, zonnige, shirt-met-korte-mouwtjes- dag.
Te eerlijk?
Ik sluit mijn bezoek aan het Siida Museum af met een lunch in het bijbehorende restaurant. De aanblik van een uitgebreid lunchbuffet met warme gerechten en een saladebuffet verrast me. Dat heb ik in Noorwegen niet meegemaakt (maar ben dan waarschijnlijk ook niet in de juiste gelegenheden geweest). En alles vers hier en uitstekend bereid. Ik vul een bord met warme en koude gerechten, pak ook een dessert en loop ermee naar de kassa.
‘U kunt gaan zitten waar u wilt, hoor’, zegt de vrouw achter de counter. Als ik mijn portemonnee uit mijn tas opdiep, vraagt ze: ‘Hoort u niet bij een groep? Ja, er zijn hier op dit moment zoveel groepen, dat kunnen we allemaal niet bijhouden. En voor die groepen is alles al betaald.’
Ik antwoord eerlijkheidshalve dat ik alleen ben.
‘Dan is het vijftien euro’, zegt ze.
Hoe simpel zou het geweest zijn als ik gezegd had bij een groep te horen. Maar zo lekker, zo uitgebreid, zo vers en voor zo weinig geld heb ik de afgelopen maand in Noorwegen nooit gegeten.
25 augustus 2022
Lasarettet Skoganvarre
Inari (955)
dagteller 167 km
tripteller 6789 km
68 53.719
26 57.988
Fins
Wat me opvalt, zo’n eerste twee dagen in Fins Lapland, is dat de oudere lokale bewoners die ik (aan)spreek behoorlijk terughoudend en stug reageren.
‘Stug is het juiste woord niet’, vertelt de Finse lerares Engels, ‘de Finnen and more precisely de Finnen hier in Lapland zijn vooral schuchter naar vreemdelingen, mensen uit andere landen. Ze spreken ook niet zo best Engels en zijn bang fouten te maken. Daar schamen ze zich dan voor. U moet ook bedenken, dat zij vanaf hun geboorte zijn opgevoed om niet met vreemden te spreken.’
‘Vreemden uit het westen?’, denk ik te begrijpen, ‘vanwege het communisme?’
‘Nee hoor, dat maakt niet uit’. Met haar hand maakt zij het gebaar dat je je mond op slot draait: ‘Van kind af aan, met de paplepel ingegeven: Never talk with a stranger.’
Wat me ook opvalt is de andere manier van drinkwater tanken.
In Noorwegen was ik gewend bij ieder brandstofstation na het vullen van mijn tank met diesel ook meteen mijn drinkwatertank te vullen. Geen enkel probleem. Vaak was er zelfs een slang aanwezig, zodat ik mijn eigen spulletjes niet hoefde te pakken. Dat dacht ik dus in Finland net zo te kunnen regelen. Mooi niet. Ja, ik kon wel water tanken (de kraan zit om de hoek, u heeft een sleuteltje nodig), maar dan moest ik wel vooraf € 5,– betalen, ongeacht het aantal liters. Dacht nog, dat dit pompstation een uitzondering was, maar dit schijnt de normale gang van zaken te zijn in heel Finland.
Ook een verschil met Noorwegen zijn de wegen en de onderlinge afstanden tussen steden en bezienswaardigheden. In Noorwegen lag alles beduidend dichter bij elkaar, hier vertelt Claire-mijn-Garminnetje me, dat ik over 158 kilometer op de rotonde rechtdoor moet als ik haar programmeer me van de ene stad naar de eerstvolgende te brengen. En niks oneindig veel bochtenwerk. Niks bergen. Zoals al eerder verteld: bijna kaarsrechte wegen, waar je 100 km/uur mag rijden. En is het mooi? Absoluut! Saaier dan in Noorwegen, want aan weerszijden van die prima weg bossen (oer of cultuur?), een enkele keer op een open plek een blik op een schitterend meer, hier en daar een boerenbedrijf met van die geplastificeerde hooibalen op het land en een aantal landtongen dwars door een meer. En rustig. Weinig verkeer en al helemaal nauwelijks campers. Anders dus dan in Noorwegen, maar wel anders mooi.
26 augustus 2022
Inari (955)
Kurkiaskan
dagteller 231 km
tripteller 7020 km
67 17.871
26 42.735
Omslagpunt?
Wat is het lekker om vanonder mijn warme dekbed ’s morgens de verwarming niet hoeven aan te zetten. Wat is het een genot om even daarna met mijn eerste kop koffie aan het ontbijt te zitten, terwijl de zon lekker naar binnen schijnt.
En dat is al vier dagen zo, vanaf de (dubbele) depressie aan de Nordkapp. Is die windkracht 10 een omslagpunt geweest? Geen idee. Maar het is wel dubbel genieten van shirts met korte mouwtjes, rijden met een zonnebril op, meer zicht op de omgeving en niet langer die zwiepende ruitenwissers voor mijn neus. Ik genoot al, maar nu (letterlijk) een paar graden des te meer!
Guilty pleasure
Kun je in Spanje rondtoeren, het paleis van Sinterklaas bezoeken en de goedheiligman daar de hand schudden? Natuurlijk niet: dat paleis bestaat niet eens.
Kun je door Fins Lapland reizen, het huis van de Kerstman bezoeken en met hem op de foto gaan? Uiteraard kan dat. Precies op de poolcirkel staat namelijk zijn huis. En dat niet alleen: rondom die woning is een uitgebreid Santa Parc met hotels, restaurants, souvenirwinkels en heel veel vakantiehuisjes. Behalve qua klank gaat de vergelijking met Centerparc helemaal op in dit Santa Parc. Eén groot commercieel gebeuren.
En toch ben ik hier naartoe gereden. Toch heb ik m’n bussie op dat park neergezet en toch heb ik een persoonlijk bezoekje gebracht aan de Kerstman en heb me zelfs met hem op de foto laten zetten. Onbegrijpelijk? Niet bij mij passend? Klopt. Maar ik was toch in de buurt…
En zelfs dat laatste is niet waar. Dit bezoekje had ik thuis al bedacht. Sommige thuisfronten verklaarden me voor gek, begonnen aan mijn verstand te twijfelen. Anderen vonden het juist té gek en raadden me zelfs aan die maffe foute kersttrui mee te nemen om daarmee op de foto te gaan.*)
‘U wilt met de Kerstman op de foto, mijnheer?’
‘Jawel. Maar mogen er ook foto’s en video-opnamen gemaakt worden met mijn eigen camera?’
‘Dat is niet toegestaan, mijnheer. Wij maken de foto. U kunt na afloop beslissen of u die foto wilt kopen. Vrijblijvend dus.’
Als ik aangeef hun foto zeker te gaan kopen, is ze wel zo vriendelijk ook met mijn eigen camera wat opnamen te maken. Ach, wat is € 30,– op mijn totale vakantiebudget…
Ik weet niet of het aan de kwaliteit van mijn camera ligt dat de kerstman wel, maar mijn persoontje niet goed belicht is. Als ik later mijn (=haar) opnamen bekijk, komt hij goed uit de verf, maar zit ik er in het donker naast. Hm.
Mijn camera
Santa’s camera
*)
Ondanks dat advies die foute kersttrui vergeten mee te nemen. Ik haal uit de kast een oud, vaalrood shirtje en trek dat dan maar aan. Kleur ik nog een beetje bij die Kerstman…
27+28 augustus 2022
Kurkiaskan
Nivankylä
dagteller 139 km
tripteller 7159 km
66 35.636
25 36.349
Het bloed kruipt…
Ik heb het weekeinde overnacht op de meer dan grote playground van de Nivankylän Koulu. Als op maandagmorgen de leerkrachten een voor een bij deze basisschool binnendruppelen, meld ik me aan de voordeur, stel me voor, leg uit dat ik een former teacher ben en dat ik daarom graag… Ze laat me nauwelijks uitpraten, die aardige juf aan de deur. Ze nodigt me uit binnen te komen. In de personeelskamer word ik voorgesteld aan de principal. ‘Ga zitten. Wilt u koffie? Melk en suiker? Wat leuk dat u hier bent.’
Hoe herkenbaar allemaal: tweeëndertig leerlingen telt dit driemans-schooltje, de directeur is de enige man, er zijn twee juffen, de leerlingen van zeven tot twaalf jaar (we hebben geen Kindergarten) zijn verdeeld over drie groepen en er is een IB’er en een groepsassistent. Ik ben een klein beetje terug in mijn vroegere oude werkomgeving in mijn eigen dorp.
De principal geeft me een korte rondleiding door de school. Hij wijst in de hal onder andere op een grote plaquette aan de muur met daarop de namen van de gesneuvelden uit deze buurtschap tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij legt uit: ‘In 1945 werd Finland bevrijd door de Russen, niet door de communisten, snapt u het verschil?’
‘Mag ik blijven als de leerlingen les krijgen’, vraag ik hem, onderwijl van mijn koffie genietend. Dat mag. Leuk zelfs. Maar op mijn volgende vraag of ik dan ook foto’s mag maken en mag filmen, reageert de hij afwijzend: ‘Privacy. Problemen met ouders. U snapt het wel als oud-collega.’
Nadat om half negen de bel is gegaan, stellen de leerlingen zich in drie keurige rijtjes buiten op. Op een teken mogen de groepen (groepjes) een voor een naar binnen en gaan naar hun lokaal. Negen leerlingen heeft de juf van de laagste twee groepen en ze begint met een lesje taal. Ze maakt daarbij -net als in de andere twee lokalen- gebruik van haar computer en een beamer. ‘Maar’, vraag ik, ‘achter dat projectiescherm dat je net omlaag trok zag ik toch een smartboard?’ Ze lacht wat verlegen, zegt dat het klopt, maar dat ze daar nooit gebruik van maakt. ‘De andere collega’s ook niet hoor. We zijn tevreden met de beamer. Weten precies hoe dat werkt. En zo’n smartboard…’
Ik maak wat foto’s, indachtig de woorden van de principal, er voor wakend dat er geen kinderen herkenbaar in beeld komen. Jammer wel.
In de middengroep maak ik een stukje van de Engelse les mee. De leerlingen lopen op de muziek wat dansend door het lokaal en als de muziek stopt, moeten zij op een medeleerling afstappen en zeggen: ‘I like …’. Wat ze vervolgens liken moet een van de nieuwe woordjes zijn die ze vandaag leren. Omdat het aantal leerlingen oneven is, doe ik mee met de les. Ik like gezellig mee.
Na een half uurtje neem ik hartelijk afscheid van deze Lapse collega’s, schud handen en bedank voor hun gastvrijheid. I like this school. I like the teachers. But -most of all- I like the pupils. Het zal wel in de genen zitten…
Zweden
Bijna net zo onopgemerkt als een poosje terug toen ik vanuit Noorwegen Finland binnenkwam is de grensovergang met Zweden. Eenmaal in dit land stop ik bij het eerste het beste tankstation (na ruim honderd kilometer…) en gooi mijn diesel- en drinkwatertank weer helemaal vol. Gratis en zonder betaling zoals in Finland. Dat drinkwater dan hè?.
Ik heb het al eerder over de wegen in Fins Lapland gehad, maar hetzelfde gaat op voor het Zweedse gedeelte. Stel je een weg voor van Rotterdam naar Amsterdam. Stel je ook voor dat die weg min of meer kaarsrecht is en twee rijbanen heeft. En dat je aan weerszijden van die weg alleen maar bomen ziet, met af en toe een glimp van een meer of een rivier. Er zijn redelijk wat afslagen en praktisch om de paar kilometer is er een parkeerplaats, gemarkeerd met een blauw bord met een witte P. Dat bord is het enige, verder is er geen enkele voorziening. Halverwege die weg, zeg voor het gemak ter hoogte van Den Haag, is een wat grotere stad (dorp?) waar je langs rijdt. Op de rotonde is een tankstation.
Dat is dus wat ik ervaar in het noorden van Fins en Zweeds Lapland.
Mooi hoor, ik zal het niet ontkennen, maar -de fanatieke Laplandreizigers zullen het me kwalijk nemen- na zo’n vijftig kilometer heb ik het wel gezien, die fraaie weg en dat beboste landschap. Ik begin me te vervelen. Eet te veel bordkrijtjes. Rook te veel sigaartjes. Hoe zuidelijker je komt -heeft men mij verteld- hoe afwisselender het landschap wordt. Ik kijk er naar uit.
29 augustus 2022
Nivankylä
Masugnsbyn
dagteller 229 km
tripteller 7388 nm
67 26.992
22 04.702
Kiruna
Waarom zou ik in vredesnaam Kiruna bezoeken? Waarom koers gezet naar deze industriestad, die wordt gedomineerd door de aanwezigheid van een ertsmijn? Een van de grootste en modernste ter wereld weliswaar, maar dan nog: waarom?
Omdat ik in mijn werkzame leven bij de lessen aardrijkskunde jaar in jaar uit mijn leerlingen heb verteld over deze stad, over die mijn en de daarmee gepaard gaande bloeiende economie. En dat wil ik nu aan den lijve ervaren. Sterker nog: ik wil een excursie boeken voor een bezoek aan die mijn. Daarom dus.
Ik programmeer Claire-mijn-Garminnetje naar de Lars Janssonsgatan 17 waar het bezoekerscentrum van de LKAB is gevestigd. Op vijf kilometer van dat bezoekerscentrum verwijderd, zijn er talloze bouwwerkzaamheden en wordt de doorgaande weg versperd door een groot hek. Af en toe gaat dat hek open om een vrachtwagen door te laten. Niet wetend wat ik moet doen, sta ik besluiteloos aan de kant van de weg. Er komt een gele hes naar me toe. Ik leg uit naar de mijn te willen, die hier vlakbij moet zijn. ‘Klopt’, zegt de hes, ‘maar hier mag u niet door. We zijn hier een nieuw gedeelte van de stad aan het bouwen en die weg voor u is nog niet opengesteld voor particulier verkeer. Na 1 september mag u dat wel, maar daar heeft u nu niks aan. Trouwens: 1 september is het feest in de stad, want dan wordt ons nieuwe centrum geopend. Maar die mijn hè? Eh… u kunt het beste terugrijden en om het centrum heen naar dat bezoekerscentrum’.
Over dat nieuwe gedeelte van Kiruna had ik thuis al gelezen. Door de intensieve mijnbouw verzakken namelijk hele delen van de stad. De afgelopen jaren is men al druk bezig het centrum van Kiruna naar een paar kilometer verderop te verplaatsen. Zelfs de beroemde Kiruna Kyrke zal in de toekomst verplaatst moeten worden.
Met die werkzaamheden word ik dus geconfronteerd. Ik keer noodgedwongen om en zie bij de rotonde waar ik Kiruna binnenkwam een bord met een verwijzing naar de LKAB. Er staat weliswaar ook een vrachtwagen op dat bord, maar ik ben al blij dat ik op de goede weg zit. De oplettende lezertjes hadden het natuurlijk al vermoed: ik zit helemaal niet op de goede weg, want die eindigt bij een grote, ijzeren poort. Restricted area staat er op een groot bord. Voor de tweede keer vandaag sta ik besluiteloos langs de kant van de weg.
Er stopt een bestelbusje naast me. De twee inzittenden leggen me uit, dat ik hier het terrein niet op kan, want alleen voor vrachtwagens met een pasje en dat ik voor het bezoekerscentrum elders moet zijn in het centrum van de stad. Ze laten me op Google Maps zien hoe ik moet rijden. Het zal aan mijn ongelukkige gezicht gelegen hebben, maar ze kijken elkaar even aan en zeggen dan: ‘Weet je wat. We moeten hier eigenlijk een vrachtwagen naar binnen geleiden, maar die heeft vertraging. Kan nog wel even duren. We brengen je wel. Rijd maar achter ons aan’.
We keren en na zo’n vijftien kilometer stoppen ze voor de deur van een groot, multifunctioneel gebouw. ‘Hier is het’, laten ze me weten. ‘Binnen kun je die excursie regelen. Bij het Tourist Office.’ Geweldig! Zoals ik tegen de mannen zeg: ‘Dit had ik nooit op eigen kracht kunnen vinden! Heel hartelijk bedankt en nog een fijne dag!’ Met een druk op de claxon vertrekken ze. Terug naar de restricted area.
Ik leg de vrouw aan de balie van het Tourist Office uit een excursie te willen regelen voor de mijn. Ze raadpleegt haar computer. ‘Er zijn nog vijf plaatsen vrij’, zegt ze, ‘wanneer wilde u gaan?’ ‘Nou eh… vandaag?’ ‘Vandaag is het dinsdag, mijnheer en de excursies zijn in de winter alleen op woensdag. Dus?’
Dus? Ik heb even bedenktijd nodig. ‘Wat kost het eigenlijk?’, vraag ik. ‘SEK 410’, is het antwoord, er meteen aan toevoegend: ‘omgerekend iets meer dan veertig euro.’ Voor de derde keer sta ik in twijfel. ‘En wat doe ik in die tussentijd?’ Ze legt uit dat er genoeg mogelijkheden zijn. Of ik bijvoorbeeld van wandelen houd? Een snelle blik op mijn gezicht is voldoende om dat alternatief weg te strepen. Ze raadt me aan dan naar Jukkasjärvi te rijden, twintig minuutjes hier vandaan. Daar is het wereldberoemde Icehotel en een Sámi Siida, een sami-museum. Ik laat het nog even in het midden en boek mijn excursie. ‘Dan zie ik u morgen graag terug’, zegt de vrouw, ‘om twee uur, hier bij het meeting point. Daar vertrekt de bus’. Teruglopend naar m’n bussie besluit ik naar het museum te gaan.
Sámi + kirke
Jukkasjärvi is een lintdorp van één lange weg, die aan het einde doodloopt. Daar is een soort rotonde waar je kunt keren. Daar is ook het Sámi Siida en pal ernaast een kerkje. Alles bij elkaar zo’n leuke plek, dat ik meteen besluit hier te overnachten.
Het loopt inmiddels tegen twaalven, dus (…) besluit ik in het museum eerst maar eens te lunchen. Bij een knapperend vuur geniet ik van een heerlijke rendier-stoofschotel om daarna het buitenmuseum te bekijken. Wat een verschil met het museum in Inari (Finland), waar ik eerder was. Dit hier is kleinschaliger, minder futuristisch van opzet, maar door zijn kneuterigheid veel leuker. En realistischer, want ik loop er op een gegeven moment gewoon tussen de rendieren. Die beesten trekken zich niks van me aan, kijken nauwelijks op van mijn aanwezigheid. Het is dat er op het bordje stond de rendieren niet te aaien, anders had ik het zo kunnen doen. Maar, realiseer ik me dan, da’s ook logisch. Ik ben herkend. Heeft die roodneuzige Rudolf natuurlijk tegen zijn broertjes gezegd: ‘Ssst, niet meteen kijken hoor, maar de baas is er!’ ‘De baas? De baas? Waar dan?’ ‘Daar staat-ie, in dat groen-wit gestreepte shirt. Hij is incognito. Gewoon doen. En gedraag je!’.
Een mooi museum dus, hier in Jukkasjärvi. Niets ten nadele van Inara (dat is en blijft een schitterend museum), maar hier geniet ik met volle teugen. Goeie tip, mevrouw-Tourist-Office. Goeie keuze, Frits.
Ook zo aardig in dit museum: bij de uitgang staat een vloerverken. Kan ik m’n schoenen schoon borstelen. Hoef ik in m’n bussie dat rendierstront niet uit het profiel te peuteren.
Sámi Siida
Jukkasjärvi Kirke
30 + 31 augustus 2022
Masugnsbyn
Jukkasjärvi
dagteller 162 km
tripteller 7540 km
67 50.795
20 37.208
Verschoning
Regelmatig gebruik ik de term ‘oplettende lezertjes’. Dat die lezertjes niet alleen oplettend zijn, maar ook kritisch, blijkt uit het volgende berichtje, dat ik van een lief thuisfrontje ontving.
Frits!
Als ik de foto’s zie bij je reis valt me op dat je wel erg lang in hetzelfde shirt rondloopt. Trek ’s wat schoons aan!
Klopt. Klopt ook niet.
Bij het inpakken thuis heb ik de fout gemaakt te weinig shirts met lange mouwen mee te nemen. Ik heb een kastje vol stapels shirtjes met korte mouwtjes, maar daar is de temperatuur niet naar. ’s Morgens is het hier nog maar net zes graden. Foutje dus in mijn voorbereiding.
Maar: er bestaan ook nog dingen als een wasmachine. Ook onderweg. En als ik warm water in m’n bussie maak, kan ik ook het een en ander uitpoedelen. Met afwasmiddel weliswaar, maar het ruikt er niet minder fris om. Dus datzelfde shirt op die foto’s is tussendoor wel gewassen. Om met Sonnevelds frater Venantius te spreken: ‘Verschoning dus, maar het most me effe van ’t hart hè?’
Beperkingen
Het is toch wel een tikkeltje behelpen met die schade aan het bestuurdersportier en de schuifdeur. Kan dus alleen nog maar m’n bussie in en uit door dat ene bijrijdersportier. Staan mensen toch een beetje vreemd te kijken als ik bijvoorbeeld bij een tankstation door de ‘verkeerde’ deur naar buiten stap. Zit ik niet mee.
Vervelender is het als ik ergens overnacht. Die schuifdeur is dusdanig ontzet, daar zit geen beweging meer in. Van het bestuurdersportier is me door de garage hier dringend aangeraden dat pas bij het herstelbedrijf in Nederland weer te openen. Maar -en dat is het probleem- de voordeuren blijken helemaal niet op slot te kunnen. Dus voor ik ’s avonds naar bed ga, bind ik met een touw beide deuren stevig aan elkaar. Slaapt toch wat rustiger…
Maar wat te doen als ik overdag ergens parkeer om iets te bezichtigen of te bezoeken? De oplossing is simpel, maar wel een tikkeltje omslachtig.
Ik stap uit door het verkeerde portier.
Ik ontgrendel achterop de fietsendrager en zet die dwars uit.
Ik stap weer naar binnen door het bijrijdersportier.
Ik bind beide portieren aan elkaar vast (ik ga nog een echte spanband kopen).
Ik denk goed na of ik alles wat ik nodig heb bij me heb.
Ik kruip op m’n bed.
Ik doe de achterportieren open.
Ik laat me met mijn spullen van het bed op de straat zakken.
Ik doe de achterportieren dicht en op slot (dat kan gelukkig nog).
Ik zet mijn fietsendrager weer recht en vergrendel die.
Hoe simpel kan het zijn? En als ik terugkom: in omgekeerde volgorde. Het kost iets meer tijd, maar ach, tijd genoeg toch?
Järnmalmsgruvan utflykt
Vanmorgen eerst in het meer dan propere gebouwtje naast de kerk mijn haren gewassen, daarna bij de plaatselijk COOP (Koep zeggen ze hier) vers brood gekocht en vervolgens teruggereden naar Kiruna voor de utflykt naar de ijzerertsmijn.
Die mijn is ’s werelds grootste ondergrondse ijzerertsmijn en alles hier is groot, groter, grootst. Dat ervaar je meteen al als je met de touringcar (…) de berg inrijdt. Bizar. Er ligt hier dus voor vijfhonderd kilometer ondergrondse tweebaansweg, vertelt de gids. Er zijn verkeersborden en afslagen. We dalen af naar 540 meter. Daar is het LAKB’s Visitor Centre, met een oppervlakte van maar liefst 20.000 vierkante meter. Superlatieven vliegen me om de oren. Ik kan allemaal niet onthouden wat de gids vertelt, maar het is in één woord overrompelend indrukwekkend (nou vooruit: in twee woorden dan).
Drie uur lang worden we rondgeleid, krijgen we heel veel uitleg aan de hand van de vele displays, vaak met animaties, zien we een film over de klimaatneutrale toekomst van de mijn, bewonderen we veel supergrote machines, drinken we koffie in de kantine en eindigen we in het historische mijnmuseum. Dan is het tijd de helm weer in te leveren, in de bus te stappen en terug te rijden naar het daglicht.
Ik heb getwijfeld of ik deze excursie wel zou boeken. Wat ben ik achteraf blij, dat ik het gedaan heb. Een unieke ervaring, zijn € 14,- per uur dubbel en dwars waard.
Pelle
Dit is Pelle.
Pelle woont en werkt in Boden, een middelgrote stad, zo’n vijftig kilometer ten noorden van Luleå. En Pelle is een bijzondere, excentrieke kunstenaar. Op het voormalige terrein van een legerkazerne, heeft hij een van de vroegere stallen ingericht als museum: het Patina Museet. Verspreid over zijn stoffige zolder is daar een uitstalling van gerecyclede materialen, allemaal in originele staat en vaak roestig. Dat klinkt als het tegenovergestelde van de gelikte mine show in Kiruna en dat spreekt me aan. Dus, Claire: breng me naar de Granatvägen 10 in Boden.
Ik zwerf al zo’n twintig minuten rond over dat voormalige kazerneterrein. Claire-mijn-Garminnetje blijft hardnekkig verkondigen, dat de bestemming is bereikt, maar ik zie niets wat ook maar iets weg heeft van een museum. Ik vraag diverse mensen de weg, maar niemand heeft van dit museum gehoord.
Als ik het gebouw binnenstap van een messenfabrikant heb ik meer geluk.
‘Het Patina Museet? Ja, dat is hier schuin achter hoor. Het ziet er uit als een grote schuur, helemaal groen geschilderd. En dat wilt u bezoeken? Ik ben bang dat het gesloten is.’
‘Ik heb toch geen achtduizend kilometer gereden om voor de gesloten deur van een museum te staan?’, doe ik vals dramatisch.
‘Ik kan hem anders wel even bellen’, zegt de man, ‘dan weten we het zeker.’
Hij zoekt het nummer op en belt Pelle. Als hij het gesprek heeft beëindigd, kijkt-ie me meewarig aan: ‘Achtduizend kilometer? Werkelijk? Nou, het museum is dicht. Pelle doet het alleen nog maar open op afspraak en dan alleen voor groepen. Voor één persoon, zei hij, komt hij zeker niet hierheen. En als het museum al open gaat, is dat alleen op de zondagen. Maar eh… aanstaande zondag nou weer net niet.’
Ik had al besloten niet tot ‘aanstaande zondag’ te wachten, zo gedreven ben ik nu ook weer niet om die rotzooi-op-zolder te zien. Leek me leuk, meer niet. Ik bedank de man voor zijn moeite en verlaat het terrein.
Ik stuur Claire naar een gereedschapswinkel en ze brengt me keurig voor de deur van een soort Gamma. Daar koop ik een spanband. Kunnen mijn deuren voortaan beter ‘op slot’ dan met dat touwtje.
En -laat ik eens gek doen- Claire mag voor mij ook op zoek naar een Chinees (…). Een half uurtje later eet ik bij Ming Palace mijn buik(je) meer dan rond aan een uitgebreid lunchbuffet.
Ik heb geen zin meer verder te rijden en eindig op een onaantrekkelijk parkeerterreintje van de Bodense Golfclub. Ik heb leuker overnacht…
1 september 2022
Jukkasjärvi
Sävastön
dagteller 409 km
tripteller 7949 nm
65 45.354
21 44.897
Gammelstad
Ik laat Luleå, volgens de folder de zonnigste stad op het vasteland van Zweden, letterlijk links liggen. Ondanks de vele prachtige eilandjes voor de kust. Ondanks ook de meest noordelijke, rode kathedraal.
Tien minuten van Luleå verwijderd ligt namelijk het oorspronkelijke centrum van de stad, het tegenwoordige kerkdorp Gammelstad. Rondom de kerk staan zo’n vierhonderd houten huisjes. Ik vind het een stilte-oase en wandel door de lieflijke straatjes. Het kerkdorp staat op de Unesco werelderfgoedlijst. Wat mij betreft volkomen terecht (alsof ik daar iets over te zeggen heb…).
Ikea
Het werkelijk allerlaatste gebouw dat ik zie als ik van Zweden Finland inrijd, is een mega-filiaal van Ikea. Voor mijn gevoel staat het een paar meter voor de officiële grens. Leuk ook voor de Finnen, die, mij tegemoet rijdend, het buurland binnenkomen. Welkom in Zweden en -als je het nog niet wist- dit is het land van Ikea!
Geen versnelling?
Hoe vaak ben ik de afgelopen tijd niet bij mijn eigen dorpsgarage geweest met een klacht over een reutelende, schokkerige motor? Dat zal een keer of vier, vijf zijn geweest. Wat was het euvel? Soms bij een koude start, maar vaker als ik een poosje gereden had en moest afremmen voor bijvoorbeeld een rood verkeerslicht, maakte de motor een naar, niet thuis te brengen bonkerig geluid. Dat was zo doordringend, dat zelfs mensen op straat vreemd opkeken. Als ik weer ging rijden, verdween het geluid. Zoals gezegd: vier, vijf keer is er naar gekeken, maar de oorzaak kon niet ontdekt worden. Speurwerk op internet leerde me, dat het mogelijk zou kunnen liggen aan een foutje in de automatische versnellingsbak. Mijn garage ging er niet op in. Het euvel bleef.
Als ik vanmorgen -weer op Fins grondgebied- mijn bekertje koffie opheb en de motor start, hoor ik het mij inmiddels bekende piepje, dat meldt dat het portier nog open staat. Logisch, want de centrale deurvergrendeling is naar de gallemiezen. Maar er gebeurt meer: in de display verschijnt de volgende melding:
Versnelling niet beschikbaar?
Klopt. Wat ik ook probeer, de motor is niet in een versnelling te krijgen. Ik draai het contact om, wacht even en start opnieuw. Dezelfde foutmelding. Ik steek een sigaartje op, wacht iets langer en start wederom. En kijk: ik kan weer schakelen. Handmatig weliswaar, maar dat kan ik na een paar honderd meter op de automaat zetten.
‘En nu doet die versnelling het weer?’, vraagt de man bij de receptie van een Fiatdealer, waarheen ik Claire-mijn-Garminnetje had gestuurd. ‘En de auto rijdt weer? En alles gaat goed? Tsja, wij kunnen er naar kijken, maar dat lukt vandaag echt niet. En dan moeten we de hele versnellingsbak demonteren. Dat is wel een dag werk. En stel dat we het mankement ontdekken en er moeten onderdelen worden vervangen, of de hele versnellingsbak, dan duurt het veertien dagen tot een maand eer we dat vanuit Italië hier hebben. De keuze is natuurlijk aan u, maar ik zou denken: als alles het weer doet, reis lekker door en laat het in Nederland nakijken.’
Laat het in Nederland nakijken. Ach ja, waarom ook niet? Er moet toch al het een en ander aan dat bussie geklust worden, dit kan er dan ook nog wel bij. Met een schietgebedje start ik de motor weer. En nu maar hopen, dat die foutmelding uitblijft tot ik weer thuis ben. Had ik -nog thuis- m’n poot maar wat stijver gehouden.
Alles overziend blijft me tot nu toe weinig bespaard wat pech betreft. Erger heb ik het op mijn eerdere reizen niet meegemaakt. Nou ja, in Mongolië misschien. ’t Is dat ik het zo goed naar mijn zin heb. Gelukkig steek ik zo in elkaar, dat ik nog steeds volop kan genieten van alles wat ik zie en meemaak onderweg. Anders was ik misschien al via de snelste route naar huis gereden. Maar dat komt niet eens bij me op (sommige thuisfrontjes zouden een paar weken geleden al rechtsomkeert hebben gemaakt…)
2 september 2022
Sävastön
Simoniemi
dagteller 205 km
tripteller 8154 nm
65 38.940
24 54.123
Nee!
Het is al schemerig als ik terugkom bij m’n bussie. Dichterbij gekomen kan ik een grondige verwensing niet onderdrukken: ‘Nee hè, niet nog meer!’ M’n bussie staat op vier houten blokken, de wielen zijn verdwenen. Heb ik alles al gehad, dacht ik dat het niet erger kon, overkomt me dit ook nog!
Maar het kan wel erger, want als ik om m’n bussie heenloop, zie ik de schuifdeur half open staan. Eén blik naar binnen is voldoende om bevestigd te krijgen wat er door mijn hoofd flitste: het is een grote puinhoop. Alle kastdeurtjes en laden staan open, overal ligt de inhoud ervan her en der verspreid. Ik kijk meteen naar de plek achter de bestuurdersstoel, waar ik ’s nachts mijn laptoptas en mijn hele-hebben-en-houden-handtas neerzet. Leeg. Ik zie -lekker belangrijk- dat de spanband nog tussen de portieren zit. Maar verder: videocameratas verdwenen uit de kast, jassen en schoenen verspreid over de vloer. De magnetron: een leeg gat. Uit de laden zijn mijn sigaren weg, de twee navigatie-apparaatjes en zelfs mijn stapel onderbroeken (…). De waterkoker. De pot oploskoffie. De voorraad eten. Er komt geen einde aan. Ze hebben ook nog in het bankje onder mijn zitje gekeken. Het kussen ligt tussen de voorstoelen.
En m’n fiets? Hoewel ik met alle tegenslag wel eens heb gedacht, dat-ie me gestolen kon worden, stap ik toch naar buiten om het te controleren. Ik krijg de tijd niet om naar de achterkant van m’n bussie te lopen, want -nog in de deuropening- komt er een auto over het gravelpad aangereden. Hij stopt. De koplampen zetten me in het volle licht. Ik hoor portieren open gaan. Knarsende voetstappen komen naar me toe. Nee! Nee!
Met een ruk schiet ik overeind en stoot mijn hoofd venijnig tegen het kastje. De pijn verbijtend realiseer ik me langzaam waar ik ben. Ik kijk op mijn horloge: tien voor half twee. Ik stap uit bed, knip het licht aan en maak een kop koffie. Niet veel later zit ik in het donker op het bankje en staar naar de lichtjes van het jachthaventje. Ik slurp van de hete koffie. Rillend. Trillend. Van de kou natuurlijk.
Geen versnelling!
Dat schietgebedje waar ik het eerder over had als ik de motor start blijkt geen overbodige luxe. Als ik vanmorgen het contact omdraai, heb ik geen versnelling. Ik zet de versnellingsbak op handmatig, laat de motor stationair loeien en zet het contact uit. Als ik na een poosje weer start, kan ik wegrijden van mijn overnachtingsplek. Maar als ik een uurtje later stop bij een grote supermarkt en daarna start, herhaalt de procedure zich. Vervelend. Nog vervelender wordt het als ik bij een verkeerslicht mijn gas loslaat, er iets gaat reutelen en… ik geen versnelling meer heb. Ik laat m’n bussie uitrollen in de berm, die er nauwelijks is, zet mijn alarmlichten aan en het contact uit. Tot mijn opluchting kan ik bij een herstart weer verder rijden. Ongerustheid maakt zich van me meester. Wat als dit onder het normale rijden op de weg gebeurt? Ook slaat de twijfel toe. Is het wel verstandig op deze manier door te blijven rijden? Als ik mijn planning aanhoudt is het hier vandaan zo’n tienduizend kilometer tot ik weer thuis ben. Ga ik rechtstreeks over de autowegen terug naar Nederland, dan zou dat zes- à zevenduizend kilometer zijn. Is dat verantwoord? Of bestaat de kans dat ik die hele versnellingsbak aan gort rijd? Strand ik ergens onderweg en kan ik geen meter meer rijden? Moet ik in het ergste geval gerepatrieerd worden? Ik stop om te eten. Daarna kan ik probleemloos wegrijden. Gas terugnemen? Ook geen probleem. Het blijft dus bij die drie keer vandaag. Het geeft me geen rust: kijk ik het nog een paar dagen aan of wordt dit het einde van mijn Scandinavië-avontuur?
Dat zou jammer zijn, want uitgerekend vandaag was het heel plezierig rijden. Bos en agrarische bedrijven wisselden elkaar af, Claire stuurde me over leuke binnendoorweggetjes en door dorpen en steden. En ook -wat een tegenstellingen- in Oulu langs de McDonald’s, de Burger King, Jysk en Bauhaus. Ik had weer wat te zien. Heerlijk!
Toch maak ik niet veel kilometers meer. Ik eindig op het enorme complex van de OSAO, een beroepsopleidingsinstituut in Liminka. ‘Hier zal -je weet het maar nooit- ook wel een garage zijn’, doemdenk ik.
3 september 2022
Simoniemi
Liminka
dagteller 176 km
tripteller 8330 nm
64 48.159
25 25.149
Trygve
Zo heerlijk afwisselend rijden als gisteren, zo saai was het vandaag weer.
Mooie weg hoor met aan weerszijden een onafgebroken Trygves Gulbranssen *) decor, maar dat twee uur lang? Hm. De hoogtepuntjes tijdens die twee uur waren vier (4) rotondes…
Verderop richting Jämsä werd de natuur veelzijdiger en reed ik langs agrarische bedrijven. Nooit gedacht, dat ik nog eens zo intens van boerenbedrijven zou genieten.
*)
Google het maar…
Merja en Heino
In een grote supermarkt informeer ik of er een buitenkraan is waar ik mijn drinkwatertank kan bijvullen. Die is er niet. Een echtpaar hoort mijn gesprek en spreekt me aan. Hoeveel water ik nodig heb, vraagt de vrouw, die Merja blijkt te heten. Als ik zeg het te schatten op een liter of vijftig, overlegt ze even met haar man Heino. ‘Henno hè’, zegt-ie snel, ‘zo spreek je mijn naam in het Fins uit: Henno. En geen Haaino, want ik ben geen Duitse albinozanger.’ Hun korte overleg resulteert er in, dat Merja zegt: ‘Rijd maar achter ons aan naar ons zomerhuis. Dat is hier vijf kilometer vandaan. Kun je bij ons je tank vullen.’
Het laatste stuk van de vijf (Finse, dus meer) kilometer gaat over een onverharde weg en dan draaien we het terrein van hun zomerhuis op.
Zomerhuis? Zomerresidentie! Op een lap grond van maar liefst vijfduizend vierkante meter in Kääntä staat hun huis. ’t Is klein’, zegt Merja, die goed Engels spreekt, ‘maar alles zit er in wat we nodig hebben.’
Ze geeft me eerst een glas water om te proeven hoe heerlijk dat hier is. Heino haalt ondertussen een eind slang uit zijn werkschuur en ik vul mijn tank vanuit de aansluiting in de naast hun huis staande sauna. Of ik trek heb in koffie wordt me nog tijdens het tanken gevraagd. Dat sla ik niet af.
Even later zit ik in hun huis. Heino, steekt de grote houtkachel aan en Merja gaat in de keuken in de weer. Niet veel later zitten we aan tafel, waar niet alleen koffie staat, maar ook een gevarieerde lunch! We eten uitgebreid, kletsen honderduit (soms met hulp van Google translate) wisselen wetenswaardigheden uit en tijdens nog een kop koffie met zelfgebakken appeltaart bieden ze aan hun tuin te laten zien.
Ik kijk mijn ogen uit! Op hun terrein staan nog zes bijgebouwtjes: een speelhuisje voor de kleinkinderen (let niet op de rommel; ik heb het nog niet opgeruimd), een tweede sauna, een eigen waterbron, een enorme voorraad keurig gekloofd hout voor de kachel (uit ons eigen bos), samen met een motorzitmaaier (drie uur ben ik bezig voor alles gemaaid is), nog een huisje met nog meer hout en een enorme sneeuwblazer en Heino’s klusschuur met alle gereedschappen.
‘En hier’, legt Merja uit, ‘is de moestuin en even verderop mijn kruidentuintje.’ Er staan ook de nodige vruchtbomen. Ik moet vooral van alle besjes aan de bomen proeven, want: ‘Gezond hoor! Vol vitamine C.’
Of ik nog puf heb om een stukje door het bos te wandelen, dat vinden de kleinkinderen ook altijd zo leuk als ze komen logeren!
Uren na onze ontmoeting bij de supermarkt neem ik hartelijk afscheid van deze vriendelijke, hulpvaardige en gastvrije mensen. Toen ik nog maar pas in Finland was, verbaasde ik me over de afstandelijkheid van de Finnen.*) Dit stel bewijst het tegendeel. Hoe onverwacht en positief kan het soms lopen. Dat had ik nou precies nodig na de vorige versnellingsbak-ellende-dag.
Ik zie af van mijn oorspronkelijke doel voor vandaag en parkeer m’n bussie luttele kilometers verderop naast het Rauhanyhdistys (gebouw van de Vredesunie). Hier wil ik overnachten. Vind ik wel zo toepasselijk vandaag.
Bij mijn avondeten drink ik een flesje Villi mansikka raparperi, een van de vier flesjes water-met-een-smaakje, die ik beslist mee moest nemen voor ik bij Merja en Heino mocht vertrekken.
*)
(her)lees: Fins
4 september 2022
Liminka
Hietala
dagteller 185 km
tripteller 8515 nm
63 45.510
24 17.139
Marsman
Vrij naar Hendrik Marsman (en ook een beetje naar André en Jannie):
Denkend aan Finland
zie ik saaie wegen
kaarsrecht door oneindig
heuvelland gaan
Ik heb een spelletje bedacht.
Claire-mijn-Garminnetje geeft altijd keurig aan hoeveel kilometer het nog is naar de volgende afslag of rotonde. Mijn spelletje gaat zo: stel, dat de volgende afslag over 87 kilometer is, dan mag ik niet eerder naar Claire kijken voordat ik denk dat er tien kilometer gereden is. Heb ik het goed, staat er bijvoorbeeld 76 kilometer, dan win ik een klein prijsje: een stukje Engels drop. Heb ik het fout, kijk ik te vroeg, dan mag ik niks uit het snoeppotje pakken. Maar ik kan het ook dubbel goed hebben: dan staat er exact het aantal kilometers. Dan mag ik twee dropjes!
Kinderachtig? Klopt. Maar het is wel een manier om die weg (vandaag dik 250 kilometer eentonigheid) nog wat te veraangenamen. Het is rustig op de weg. Ik word door niemand ingehaald, terwijl ik 80 rijd waar ik 100 mag en ik haal zelf niemand in. Nou ja, behalve die ene vrachtwagen die puffend tegen de heuvel op zwoegt.
Uit balorigheid neem ik af en toe een afslag naar een dorpje. Claire brengt me toch wel weer met een lus terug naar de hoofdweg. Aardig wel, niet echt spannend, maar minder leuk als ik kilometers lang over een weggetje rijd, zo vol putten en kuilen, dat ik mijn snelheid moet beperken tot 20 km/uur.
Ik stop wat vaker dan normaal om een kop koffie te maken. Ik ga tanken terwijl dat helemaal niet noodzakelijk is en ik speel dus mijn spelletje. Ik word er steeds beter in, maar zelfs dat verveelt me op den duur. Ik stop ermee. Voornamelijk omdat mijn droppotje leeg is…
En waar zijn de mede-toeristen? De weinige auto’s die me tegemoet komen hebben allemaal Finse kentekenplaten en niet bepaald de uitstraling met vakantie te zijn. Vier campers heb ik de afgelopen dagen gezien. Allemaal Fins.
Het zomerseizoen is inmiddels achter de rug, dus erg veel drukte hoef ik niet te verwachten. Zou dat het zijn of rijd ik door een gedeelte van Finland dat niet zo aantrekkelijk is voor vakantiegangers? Ik nader zo langzamerhand het zuiden van Finland. Zou het daar anders zijn? Afwisselender? Of zou het zo blijven tot aan Turku, waar ik de oversteek naar Zweden ga maken? Misschien oordeel ik te snel, maar ik ben geneigd de mensen gelijk te geven, die me onderweg zeiden, dat ik eerst Finland van zuid naar noord had moeten rijden en door Noorwegen (het mooiste voor het laatst) weer terug naar het zuiden. Ik ga het meemaken.
5 september 2022
Hietala
Rautavaara
dagteller 263 km
tripteller 8778 nm
63 29.661
28 18.032
Eva
Ik rijd een prachtig stuk van de Runon ja Rajan tie, ook wel de Via Karelia genoemd. Dat is de oudste, 1080 kilometer lange toeristische weg in Finland, die langs de oostelijke grens met Rusland loopt, van de Finse Golf tot aan Lapland. Mooi hoor. Genieten weer. Ik kan me een slechtere route voorstellen op weg naar het Paateri, gewijd aan Eva Ryynänen.
Eva Ryynänen?
Nooit van gehoord? Is niet erg hoor: ik ook niet tot ik een paar maanden geleden met de voorbereiding van deze reis begon. Eva en haar man Paavo hadden oorspronkelijk een boerenbedrijf op een schitterende locatie in Vuonislahti, maar later ontpopte zij zich als beeldhouwer. Begonnen met ‘poppetjes’ te snijden uit een stuk hout, eindigend met haar grootste werk: een houten kerk op hun eigen grond. Wereldberoemd in Finland en omstreken. Zeker een bezoekje waard, dacht ik thuis.
Ik heb geen enkel probleem een plekje voor m’n bussie te vinden als ik het parkeerterrein van het Paateri opdraai. Het is zo uitgestorven leeg, dat ik even denk dat het museum misschien gesloten is. Verre van dat. Ik word hartelijk ontvangen door Jari, die mij aan het loket een kaartje verkoopt. Als ik binnen aan de koffie zit, komt hij naar me toe. ‘U mag zelf vrij over het terrein rondlopen’, zegt-ie, ‘maar ik ben de gids hier en geef u graag een rondleiding’. Hoe lang zo’n rondleiding duurt vraag ik hem. ‘Zo’n veertig minuten’, is het antwoord. Eerlijk gezegd heb ik het niet zo op rondleidingen. Vaak is de uitleg me te uitgebreid en duurt het me allemaal te lang. Ook ben ik de enige bezoeker en voel me wat opgelaten dat die gids alleen voor mij een rondleiding moet geven, maar dat is voor Jari geen enkel probleem.
Wat word ik blij van die man! In perfect Engels neemt-ie me mee over het terrein. We bekijken het huis van Eva en Paavo, bezoeken het atelier en nemen natuurlijk een kijkje in de kerk. Fantastisch. Overrompelend. Nog nooit zoiets gezien. Wat die vrouw uit boomstammen wist te maken: grandioos! En daarbij de meer dan interessante uitleg van Jari. Wat een topochtend!
Na de rondleiding rook ik met Jari een sigaartje en drink nog een kop koffie in het restaurantje. Er ligt een boek over het leven van Eva, met als titel Kaikkialla on kauneutta (Er is overal schoonheid). Helemaal mee eens!
Vol met indrukken eindig ik halverwege de middag midden in de bossen rond Lieksa bij het Pielinen Hotelli. Daar ga ik op hun parkeerplaats in m’n bussie overnachten. Met stroom. Daar schuif ik vanavond aan voor het diner. Twintig euro kost dat nachtje me. En het diner veertig. Maar ik heb wat te vieren, want wat sluit ik een prachtige dag op deze manier toepasselijk af. Welverdiend. En die kosten? Ach, bij het Paateri kon ik tegen seniorentarief naar binnen. Scheelde me mooi € 1,50. Dus die overnachting en dat eten kan wel lijden. Ja toch? Niet dan!
6+7 september 2022
Rautavaara
Vuonislahti (Pielinen Hotelli)
dagteller 185 km
tripteller 8963 nm
63 04.593
30 01.058
Pielinen Hotelli
Niks mis mee hoor, in m’n eentje aan de maaltijd in dat bussie van me. Bevalt me prima. Heb ik bewust voor gekozen. Regelmatig eet ik ook wel een hapje-buiten-de-deur. Maar een enkele keer, zoals vandaag als ik overnacht bij het Pielinen Hotelli, gerund door eigenaar Andrei Gusev, neem ik het er goed van. Veertig euro kost het dinner me hier. Het is in buffetvorm en ik neem me voor daar uitgebreid van te gaan genieten.
Ik weet nog niet of ik straks soep neem. Ligt er aan uit welke soepen ik kan kiezen. Ben ook benieuwd of er echte Finse gerechten zijn. In ieder geval -was me verteld- is er een uitgebreid salade buffet. En oppassen natuurlijk, dat ik niet te veel opschep, want ruimte houden voor het dessert!
Niks mis mee om alleen in m’n bussie te eten hoor, maar ik verheug me vandaag op een gezellige eetzaal met gezellige gasten, met wie ik misschien een gezellig praatje kan aanknopen. Gezellig. Ik poets mijn schoenen (…), loop naar het hotelli en stap de eetzaal binnen.
Stel je de bedrijfskantine voor van -ik noem maar wat- een middelgrote fabriek. Netjes, keurig, schoon, maar oersaai functioneel. Twintig tafeltjes voor vier personen op gepaste afstand van elkaar. Geen kleedjes. Geen vaasje (kunst)bloemen. Geen versiering aan de kale wanden, met uitzondering van een groot televisiescherm met daarop een Amerikaanse aflevering van Telsell, Fins ondertiteld. Dat is wat ik zie als ik het restaurant binnenstap. De enige twee andere gasten, is echtpaar dat bij het buffet hun bordje vult.
Ik bekijk dat buffet. Ziet er goed uit: rode bietjes (een schaaltje kouwe krootjes, zou mijn vader zeggen), olijven, sla, maïs en groene pepers. Het warme buffet is minder uitgebreid. Er liggen bleke, platgeslagen kipfilets, omhuld met geen-idee-wat. En een bak met kaldomar. Dat zijn -laat ik me uitleggen- opgerolde buitenbladeren van witte kool met een vulling van fijngesneden kool en gehakt. Daar hoort een lik jam overheen. Helemaal Fins. En er zijn in schil gebakken aardappelpartjes en een bak warme groenten (mijn vader weer: hebbie een blikkie Macedonische groenten opengetrokken?).
Niks mis mee allemaal. Tenminste wat het saladegedeelte betreft. Maar de gebleekte kip heeft geen smaak en in de kaldomar kan ik het gehakt niet ontdekken. Ik pak de grote fles sennep om wat bij mijn aardappeltjes te doen. Als ik de dop open doe, gaat die meteen vol walging weer dicht: er zit een grote klodder, aangekoekte, bruine mosterd rondom en op de spuitopening. Ik pak ook een stuk brood, want ik hoef me niet in te houden: een dessert is er niet. Ook geen koffie. Toch wel, zegt het echtpaar, met wie ik gedurende de hele maaltijd niet meer dan wat beleefdheidsplatitudes uitwissel, toch wel. Om de hoek buiten de eetzaal kan ik koffie pakken. Ik ruim mijn tafeltje af, pak een kop en schotel en loop naar de koffie. Klopt, daar staat inderdaad een koffiezetapparaat. Ernaast wat filters en een aangebroken pak koffie. Het apparaat staat uit. In de kan zit nog een klein bodempje koffie. Koud.
‘Dan is dat waarschijnlijk alleen voor bij het ontbijt’, vermoedt het echtpaar, ‘en als u nog meer wilt eten, mag u wel voortmaken, want het buffet sluit om acht uur.’ Hoe laat werd er ook alweer tegen me gezegd: ‘dinner is served’? Dat was exact om zeven uur. Langer dan een uur hoef ik ook niet te blijven. Ik graai -lekker dwars- twee koekjes uit een pot (da’s dan mijn toetje), loop terug naar m’n bussie en maak daar zelf een kop koffie. Veertig euro dus. Nog één keer mijn vader? ‘Da’s niet gepiest en toch nat’, zou-ie zeggen.
Klinkt allemaal wel erg negatief, dat hele diner-verhaal. Daar doe ik Pielinen Hotelli mee te kort. Want vanmorgen heb ik in dat hotel heerlijk uitgebreid gedoucht en me afgedroogd met een groot hotelbadlaken. Van de sauna en het zwembad mag ik ook gebruik maken, maar daar zie ik vanaf. Misschien neem ik vanmiddag nog een duik, want ik blijf nog een extra nachtje hier. Na het douchen kon ik namelijk twee kussenslopen vol vuile was inleveren, die ik tegen betaling van vijf euro vanmiddag schoon, droog en opgevouwen bij m’n bussie krijg bezorgd.
‘Wilt u voor vanavond dan ook weer reserveren voor het diner?’, vraagt Andrei. Reserveren. Er staan drie auto’s op het terrein. Samen zes gasten, van wie er twee van het restaurant gebruik maken. Ik wimpel zijn vraag beleefd af. Waarom -met heel mijn grote mond altijd- heb ik nou de moed niet hem te zeggen, dat ik het diner geen value for money vond?
Nee hoor, vanavond kook ik ‘thuis’. Hollandse pot: aardappelpuree, worteltjes en een balletje gehakt. Een lekkere lik Noorse pølsesennep bij het gehakt en toe een kinderbekertje Finse jogurtti banaani. Ik twijfel nog of ik ook nog een potje appelcompote zal opentrekken. Trouwens, schreef ik: koken? Mooi niet! Laat de magnetron maar draaien. Ik hang toch aan de stroompaal.
BELANGRIJKE RECTIFICATIE
Als ik ga afrekenen, maakt Andrei binnensmonds een optelsommetje: ‘da’s twee overnachtingen, een diner en een was. Dat wordt dan bij elkaar € 59
‘€ 59 ?‘, doe ik verbaasd (ik had zelf € 85 uitgerekend).
‘Ja, € 40 voor twee overnachtingen met elektriciteit, € 14 voor het diner en € 5 voor de was.’
Veertien euro voor het diner! Zijn Engels, mijn Engels. Hij had fourteen gezegd, met de klemtoon op de eerste lettergreep, (dus) ik had forty verstaan.
Dat plaatst mijn verhaal over het diner in een heel ander daglicht. Onverminderd blijft de beschrijving van de sfeer, de andere twee gasten en het eten zelf, maar wat betreft value for money: dat klopt voor geen meter meer. Veertien euro, goed te eten voor dat geld. En mijn vader moet ook zijn mond houden met z’n ‘niet gepiest…’
15 tot 20
Ik kan me nog goed heugen hoe puffend warm het in m’n bussie kon zijn aan het begin van deze reis. Shirts met korte mouwen, ramen tegen elkaar open en de ventilator boven het bed op de hoogste stand. Vanaf Lapland is de praktijk anders: dikke trui, ramen potdicht en de verwarming aan. Nog een geluk, dat die standkachel op diesel stookt; met gas had ik waarschijnlijk al een nieuwe fles moeten aansluiten. ’s Morgens rond een uur of negen is het buiten nog maar zeven graden en ik mag mijn handen dichtknijpen als het ’s middags een graadje of twaalf wordt. Ik klaag niet hoor: hoort erbij als je zo noordelijk zit. Is normaal hier.
‘Nou, dat is niet normaal hoor’, zegt het vriendelijke meisje*) dat mij een tweede kopje koffie inschenkt in het Paateri. ‘We hebben echt lagere temperaturen dit jaar. Normaal is het om deze tijd tussen de 15 en 20 graden.’
In een hoekje van mijn kledingkastje liggen nog drie fleeces. Als extra meegenomen omdat je maar nooit weet wat voor weer het wordt. Ik ga ze maar bij de hand leggen…
*)
Meisje, schrijf ik dan. Waarschijnlijk is dat ‘meisje’ een getrouwde vrouw met twee kinderen. Hoe ouder ik word, hoe jonger ik mijn omgeving ervaar. In mijn ogen is iedereen tot rond de dertig nog een jongen of meisje.
Toppie!
Wat een heerlijke dag.
Die begon wat frisjes: toen ik vanmorgen de motor startte, verscheen op de display het ijskristalletje, want de buitentemperatuur was -2. Vandaar dat ik het vannacht zo koud had…
Toppie 1
Ik rijd weer hele stukken over de Via Karelia, nu door een gebied met veel bosbouw. Links en rechts grote stapels gekapte bomen en op de weg vrachtwagens, hoog opgetast met boomstammen. Er wordt wat gekapt hier, maar gelukkig zie ik ook genoeg percelen met jonge aanplant.
En schitterende doorkijkjes naar de vele meren die ik passeer. De zon staat op doorbreken en over het spiegelgladde water hangen nog flarden mist. Mooi. De reisgids spreekt niet voor niets over ‘een streek met uitzonderlijk Fins natuurschoon’.
Toppie 2
Hoe meer ik Punkaharju nader hoe drukker en toeristischer het wordt: nog steeds weinig verkeer op de weg (wel wat meer campers), maar vooral de nodige restaurants, hotels en kampeeraccomodaties. In de stad kan ik bij de S-Market mijn afval dumpen, boodschappen doen en de drinkwatertank volgooien. Toppie!
Toppie 3
Ik stop in Kulennoien voor een meer dan smakelijk lunchbuffet. Het blijft mooi hoor als ik weer verder ga en ik begin uit te kijken naar een plekje om te overnachten. Dat valt tegen. Ik heb geen zin op een van die kale P’s te gaan staan langs een weg waar je 100 km/uur mag. Een paar keer neem ik een afslag-binnendoor, maar daar is alles privéterrein.
Als ik, bij wat ik denk een school te zijn, het terrein opdraai, komt er -als ik net ben uitgestapt- een vrouw op een holletje naar m’n bussie. Ze is midlife en helemaal gehuld in militaire camouflagekleding. ‘Go! Go!’, krijst ze, ‘you must go!’. Achter haar proberen twee woest blaffende, fors uit de kluiten gewassen hondenbeesten haar geschreeuw te overstemmen. Een blik op die honden, die woest tegen een halfhoog gazen hek opspringen, is voor mij genoeg om snel weer in te stappen. Haar uniseks geklede man roept de honden naar binnen en de vrouw komt naar m’n bussie toe. ‘U moet me mijn woede maar niet kwalijk nemen’, begint ze, ‘die was niet op u gericht, maar op de honden. Ze raakten overstuur toen u uitstapte en ik was bang, dat ze over het hek zouden springen en u iets zouden aandoen. Vandaar. Het spijt me.’ ‘Misschien was ik wel banger dan u, mevrouw’, vertrouw ik haar toe. Met een wederzijds ‘have a nice day’ verlaat ik het terrein weer.
Ik blijf zoeken naar een beetje leuke overnachtingsplek. Voor mijn doen zit ik te lang achter het stuur, maak ik teveel kilometers. Dan zie ik langs een stuiverig gravelweggetje mijn slaapplaats voor vannacht. Verder rijd ik niet meer, daar bomen we niet over (da’s wel erg vergezocht, die woordspeling; flauw ook wel…).
8 september 2022
Vuonislahti (Hotelli Pielinen)
Hurskaala
dagteller 383 km
tripteller 9346 km
62 10.846
27 22.275
Hugo en Vladimir
Dit is Hugo Simberg, een Finse symbolistische schilder. Hij maakte onder andere niet alledaagse, zeg maar controversiële muurschilderingen in de Tuomiokirkko in Tampere. Controversieel? Griezelig en macaber? Felle kritiek van gelovigen? Dat moet ik met eigen ogen zien. Dus zet ik m’n bussie voor de kerk neer, trek -tegen mijn principe- een parkeerbonnetje uit de automaat en klauterklim over mijn bed m’n bussie uit.
Ik kan me de boosheid en kritiek van de kerkgangers voorstellen toen zij zagen welke fresco’s Simberg had vervaardigd. Niet bepaald wat je verwacht in een kathedraal. Daar hangt bijvoorbeeld De Tuin Van De Dood, waar geraamtes tuinieren in een kinderkamer. Daar is een lange schildering van een beschermengel in allerlei houdingen, bezig met het beteugelen van een lederen slang. En een fresco van De Gewonde Engel. Niet, zoals gebruikelijk, een lieflijke, maagdelijke engel, compleet met vleugels, maar een geblinddoekte vrouw op een brancard, gedragen door twee burgers. Nergens in de kathedraal een beeld. Geen Jezus aan het kruis. Nergens brandende kaarsen. Alleen die fresco’s. Uniek. Bizar.
De tegenstelling met de Tuomiokirkko is wel erg groot als ik na het bezoek aan de kathedraal m’n bussie parkeer voor de deur van de Hämeenpuisto 28. Daar zit namelijk het Lenin Museo. In 1906 kwamen Vladimir Lenin en Josef Stalin in dit gebouw bij elkaar en spraken ze voor de eerste keer over het plan een grote communistische staat te vormen. Die informatie is voor mij nieuw. Ook dat de kiem voor de USSR werd gelegd hier in Tampere.
Het is een gedegen tentoonstelling, die de geschiedenis beschrijft vanaf hun eerste ontmoeting tot de val van de Sovjet Unie. Een tikkeltje verheerlijking, dat wel, maar ook bij de donkere kanten van de geschiedenis wordt stilgestaan.
Het Spionagemuseum, de derde bezienswaardigheid die ik in Tampere wilde bezoeken, laat ik voor wat het is. Het loopt al tegen het einde van de middag en het verkeer wordt steeds drukker. Ik kom namelijk terecht in de middagspits. Ik sta in de file tot ik de stad uit ben. In de file! Dat heb ik de afgelopen weken niet eerder meegemaakt. De natuur kent geen file.
En wat een (westerse) stad is Tampere. En wat groot. Wat duurt het lang voor ik uit de bebouwing ben. En dan ook nog door die voorsteden en langs industrieterreinen. Net als de vorige dag zie ik geen leuke overnachtingsplek. Min of meer buiten de bebouwing van voorsteden, schiet ik het parkeerterreintje van een restaurantje op. Ik krijg van de eigenaar toestemming er te overnachten, zijn vrouw bereidt intussen een grillilautanen*) voor me. ‘Daar’, zegt de man, ‘kun je drinkwater tanken en heb je ook stroom nodig?’ Ik maak hem duidelijk geen drinkwater nodig te hebben, maar stroom… (nooit weg, denk ik). En hoeveel kost me dat, alles bij elkaar? De man wuift mijn vraag weg. ‘Je hebt toch voor de lautanen betaald? Nou dan. Eet smakelijk en een goede nachtrust.’
*)
Is dus gewoon een snackbar, dat restaurant. Proper hoor. Niks mis mee.
En de grillilautanen bestaat uit bakje salademix en een flinke bak met een dikke plak worst (?), een hamburger, beide met een gebakken ei er bovenop en patatjes. Lekker? Niet echt gezond, maar goed te doen. Wat verwacht je voor € 10,-? Ik ben al blij met mij slaapplek.
Na sluitingstijd vertrekt het echtpaar.
Als ik de volgende morgen klaar ben om weer op pad te gaan, zijn ze nog niet terug. Ik schrijf een briefje waarin ik deze aardige mensen bedank voor het parkeren en de elektriciteit. Samen met een tientje stop ik dat in een envelop, die ik half zichtbaar onder de mat van hun voordeur schuif.
9 september 2022
Hurskaala
Koskenkylä
dagteller 342 km
tripteller 9688 km
61 15.880
23 40.164
Poetin?
Als ik terugloop naar m’n bussie zie ik, verspreid over het immense parkeerterrein van een grootsteeds winkelcentrum zo’n vijf, zes gewapende militairen staan. Ze kijken spiedend om zich heen.
Nieuwsgierig als ik ben (…) stap ik op een van die soldaten af.
‘Goeiemorgen’, begroet ik hem, ‘mag ik vragen wat jullie hier aan het doen zijn?’
‘Practice’, antwoord-ie.
‘Oh, een oefening. Ik dacht even dat Poetin een raar plan had bedacht met jullie land.’
‘Nog niet’, zegt-ie, ‘nog niet. Daarom oefenen we ook…’
Aki en Rebecca
‘Ik heb geen idee.’
Mijn weg naar Turku slingert zich landelijk tussen boerenbedrijven door. Wat me opvalt, zijn de grote schuren, die allemaal bovenop het grote dak nog een soort klein huisje hebben met raampjes. ‘Ik heb geen idee’, herhaalt Aki, maar ik zal het aan Rebecca, mijn vrouw, vragen. Die weet het vast wel.’ Dat doet ze inderdaad: die ‘huisjes-bovenop’ zijn voor de ventilatie. Zo’n schuur ligt vol hooi. En als het ’s winters gesneeuwd heeft, ligt het grote dak vol. Dan kan het hooi gaan broeien. En dan zetten ze die raampjes bovenop open.’
Weer wat geleerd. En waar werd me dat uitgelegd? Op het parkeerterreintje van het Nautelankosken Museo. Zoals gezegd: het binnendoorweggetje was een lust om te rijden, het zonnetje scheen lekker, dus waarom zou ik nog meer kilometers maken? Nog voor de lunch parkeer ik bij dat nautisch museum. Het is gesloten, maar je kunt hier vandaan een leuk wandelingetje maken naar een riviertje met een klein watervalletje. Doe ik dan ook. En verder? Verder helemaal niks.
In de loop van de middag heb ik regelmatig steeds andere buren. Veelal gezinnetjes, met kinderen in leeftijd variërend van sabbelspeentjes tot verveelde pubers, al dan niet met een hond. Allemaal wandelen ze op en neer naar het riviertje en vertrekken dan weer. Verder gebeurt er niets. Op die uitleg van Aki en Rebecca na dan.
10 september 2022
Koskenkyiä
Lieto Asemanseuto
dagteller 112 km
tripteller 9688 km
60 33.584
22 27.227
Forum Marinum
Turku is niet alleen een stad aan zee; het is de toegang tot de Finse Archipelago, een ongeëvenaard natuurlijk wonder dat uit 40.000 eilanden bestaat. Zelfs als je elke dag één eiland bezoekt en honderd jaar zou leven, heb je moeite al die eilanden te bezoeken.
Het is zondagmorgen en ik meld me in Turku bij de balie van Viking Line. Honderd jaar zal ik niet worden, maar die archipelago wil ik wel meemaken. Ik heb gehoord, dat je een soort minicruise kunt maken langs een deel van die vele eilanden en dan doorvaart naar Stockholm.
‘Klopt’, zegt de baliemedewerkster, ‘u vertrekt dan ’s morgens om kwart voor negen, vaart door de archipel, maakt een stop van een kwartier in Mariehamn en bent dan om zeven uur ’s avonds in Stockholm. En voor welke datum wilt u dat boeken?’
‘Nou eh… vandaag?’
Dat kan helaas niet. De eerstvolgende overtocht is pas aanstaande dinsdag. Geen probleem. Wacht ik toch twee dagen? Ik vertel de medewerkster dat ik dan mooi de tijd heb om ‘hier om de hoek’ het Forum Marinum te bezoeken en zij geeft mij een tip om daarna naar Rokene Peremmäle te rijden, een openluchtmuseumpje ‘zo’n twintig kilometer hier vandaan’, waar ik mooi kan overnachten.
Ik parkeer m’n bussie op het grote parkeerterrein van het Forum Marinum bij een van de twee tentoonstellingsgebouwen. Wat een schitterend complex! Te vergelijken met het Maritiem Museum in Rotterdam, maar dan groter en uitgebreider. Zoals gezegd: twee musea, maar vooral talloze schepen langs de kade, die opengesteld zijn voor het publiek. Toch al gek op alles wat met schepen te maken heeft, klauter en klim ik op, in en over al die boten. Indrukwekkend!
Ik ben gek op woordspelingen. Doe er zelf graag aan mee.
Aan de kade ligt ook de ss Bore, deels in gebruik als hostel met restaurant, deels te bezichtigen als voormalig cruiseship. Hun slogan vind ik een geweldige vondst.
Hella
Bij het lunchbuffet in het restaurant van het Forum Marinum sta ik wat ongelukkig te mompelen bij de uitgestalde bakken met eten.
‘Problems?’, zegt een vrouw naast me, die haar bord aan het vullen is.
‘Problems is een groot woord, mevrouw. Ik weet alleen niet wat er allemaal in die bakken zit. Er staan wel bordjes bij, maar die zijn in het Fins.’
‘Het is allemaal vis’, legt ze uit. ‘U weet toch dat dit een visrestaurant is? Houdt u van vis?’
‘Houd ik van vis… Mevrouw, ik ben gek op vis!’
Resoluut pakt ze mijn nog lege bord uit mijn handen en begint uit te leggen: ‘Dan moet u echt alles proeven hoor. Kijk, dit is gemarineerde haring.’ Terwijl ze dat zegt, schept ze er wat van op mijn bord. ‘En dit is gerookte zalm, dit is een vispastei, deze rondjes zijn met kaviaar, en dit…’. Terwijl ze het allemaal uitlegt, schept ze van alles iets op mijn bord. ‘Wil je ook gekookte aardappelen? Eén of twee?’. Ze wacht mijn antwoord niet af en legt twee aardappelen op mijn bord. ‘En brood natuurlijk’, gaat ze verder. ‘Kijk dit brood ben je natuurlijk gewend (ze wijst op een mandje met hompen witbrood), dat moet je dus niet nemen. Dit hier is Fins.’ Het kan nog maar net op mijn bord, die twee doormidden gesneden kleine bolletjes bladerdeeg. ‘En dat vul je dan met deze viscrème. Trouwens: je bent hier alleen hè? Ik ook. Heb je zin om samen met mij te lunchen? Binnen of buiten?’. Ze pakt haar eigen bord en loopt gedecideerd naar de deur. Ik loop achter haar aan naar het zonovergoten terras, waar we (zij) een tafeltje in de schaduw uitzoeken.
‘Ik heet Hella en jij bent? Frits? Mooi, Frits, laat het je smaken. Proef alles en zeg me daarna wat je het lekkerst vond. Bid je? Nee? Ik ook niet. Nou, tast toe. Nauti ateriastasi!’
Tijdens het eten bekijk ik mijn onverwachte tafeldame wat beter. Keurige vrouw, zo’n beetje mijn leeftijd, iets jonger. Halflang zwart kapsel, waar het grijs al aardig de overhand krijgt. Niet overdadig opgemaakt en gekleed in een keurig, hooggesloten bloesje met daaronder een beige pantalon.
‘Smaakt het?’, vraagt ze tussen twee happen door, ‘je doet me zo sterk denken aan mijn man. Dat haar van je. Die baard. Dat grijs. Hoe oud ben je eigenlijk?’
Als ik haar mijn leeftijd vertel, zucht ze nauwelijks merkbaar: ‘Mijn Timon zou vorige maand 73 zijn geworden. Twee jaar terug is hij plotseling overleden.’ Ze staart even langs me heen in de verte, maar herpakt zich snel: ‘Maar vertel. Je bent op reis. Hoe? Wat? Waar?’.
Ik vertel haar over mijn reis, zij praat over haar man, haar drie dochters en dat ze vandaag hier is met een vriendin. ‘Die wilde de stad in om te gaan shoppen, maar daar had ik geen zin in. Vandaar. Maar je hebt je bord leeg, zie ik. En? Wat vond je het lekkerst?’ ‘De haring en de zalm’, zeg ik. Ze staat op en loopt naar binnen. Niet veel later is ze terug, schuift mijn vuile bord opzij en zet een nieuw bord met alleen haring en zalm voor mijn neus. Eigenlijk had ik al genoeg gegeten, maar je wilt iemand niet ontrieven, nietwaar?
We sluiten de maaltijd af met een dessert. ‘Dat hoort er ook bij hoor, daar heb je voor betaald’. We halen koffie met een flinke, dikke, bitterkoekjestaaie plak chocoladetaart. Na de koffie is het tijd om afscheid te nemen. ‘Gezellig geluncht, Frits, dank je wel. Ik ga nu mijn vriendin opzoeken.’ Ik geef haar een hand. ‘Prettig om met je kennis gemaakt te hebben, Hella.’ Ze legt haar andere hand op de mijne en zegt: ‘Als je wilt, mag je me kussen. Eén keer. Op m’n wang.’ *)
In de loop van de middag arriveer ik bij de overnachtingstip van de Viking Line Lady. ’s Avonds tegen etenstijd zit ik nog zo volgevreten van de lunch met Hella, dat mijn maaltijd bestaat uit een bekertje Activa en een kop koffie…
*)
Van bijna iedere ontmoeting maak ik een foto. Dat wilde ik ook doen met Hella. Voor bij het verhaal dat ik over jou ga schrijven op mijn website, legde ik haar uit. Dat vond ze –privacy, Frits- niet goed.
11 + 12 september 2022
Lieto Asemanseutu
Rokene Peremmäle
dagteller 63 km
tripteller 9880 km
60 27.874
22 08.332
Exit Finland
Na -op een paar dagen na- een maand zo’n bijna vierduizend kilometer door Finland te hebben gereisd, denk ik een mening over dit land te mogen hebben. Let wel: mijn mening, gebaseerd op mijn ervaringen. Andere reizigers zullen misschien verschillend over dit fraaie land denken.
Fraai. De keuze van dit woord zegt al voldoende over hoe ik Finland ervaren heb. Dat was in het begin anders, toen ik vanuit het hoge noorden Finland binnenwipte. Saai heb ik het toen genoemd, met kaarsrechte, boomomzoomde, niks-te-beleven wegen. Maar ik reed door Fins Lapland. Noors Lapland was niet anders en mijn lus naar het Zweedse Kiruna (ook Lapland) al niet veel beter. Achteraf gezien was Lapland een boeiende ervaring. Niet om er drie weken te verblijven, wel om mee te maken.
Binnendoor dwarrelend naar het zuiden werd het almaar aantrekkelijker. Je moet er voor waken een vergelijking te trekken met Noorwegen. Die fout maakte ik in het begin. Noorwegen met zijn schitterende bergen, Finland met glooiende heuvels en agrarische vergezichten, die Noorwegen nauwelijks kent. In beide landen heb ik boeiende steden bezocht, ben in interessante musea geweest, heb op prachtige plekjes overnacht en kennis gemaakt met vriendelijke en behulpzame mensen. Wat ik zeker in Finland niet miste, was de eindeloze hoeveelheid tunnels in de Noorse bergen.
Je moet naar mijn idee Noorwegen niet vergelijken met Finland. Beide landen hebben hun eigen schoonheid. Dus laat ze maar kletsen, die mensen onderweg die zich afvroegen wat ik in hemelsnaam in Finland te zoeken had. Duizend meren? Er staan allemaal bomen voor! Het waren -dat moet gezegd- (chauvinistische) Noren die me dat vertelden. Ik verschil van mening.
Op nu naar Stockholm. Op naar nog een flinke lus door Zweden, waarna ik zo langzamerhand maar eens aan de thuisreis ga beginnen.
Stockholm
Wat een schitterende oversteek van het Finse Turku dwars door de archipelago naar Stockholm! Alle 40.000 eilanden heb ik natuurlijk niet gezien, maar wel honderden. Groot, klein, onbewoond of met enkele prachtig gelegen (buiten)huizen. Maar een betrekkelijk klein stukje voert de route over open water en voor de rest toert de ferry tussen de Finse en Zweedse eilanden door. Prachtig. Jammer dat het weer niet meewerkt: de hele reis is het zwaarbewolkt met soms regen. Als we bijna Stockholm bereiken, komt er nog even een laagstaand zonnetje door.
Wat ben ik blij dat ik deze keuze heb gemaakt. En wat is die keuze relatief goedkoop. Bijna € 300 telde ik aan het begin van deze reis neer voor een overtocht van drie uur van Frederikshavn naar Göteborg. Deze trip van dik tien uur kost de helft. En wat een schip is die Viking Grace: twaalf dekken hoog, diverse restaurants, twee zalen met life optredens, een casino, kortom love-boat-alike. En rustig: de tegenstelling met Frederikshavn–Göteborg kan niet groter zijn. Geen kinderwagens, geen geblèr, gejank en geschreeuw van rondrennend grut, maar rustige passagiers die volop keuze hebben uit de vele makkelijke stoelen bij het raam. Het scheelt natuurlijk dat ik die eerste ferry in het hoogseizoen boekte en het nu inmiddels half september is.
Kwart voor negen is de afvaart. Dus (…) meld ik me om half acht bij de boarding control. Vijf over half negen mag ik -de enige camper- als allerlaatste oprijden en word ik helemaal achteraan het vrachtwagendek door een gele hes schuin in een hoekje gefrommeld.
Het ontbijtrestaurant opent om negen uur. Nu had natuurlijk op mijn overnachtingsplek al wel ontbeten, maar de aanblik van een buffet, dat ik zelden zo uitgebreid en gevarieerd heb gezien, doet mij besluiten nog maar een bordje te vullen. En nog een bordje. En een bord havermout. En een schaaltje yoghurt met vers fruit. En vooruit: nog maar een keer een kop koffie en een glas vers geperst sinaasappelsap. En dat alles in gezelschap van een vriendelijk Zweeds echtpaar. Onderwijsmensen, het zal eens niet zo zijn…
Die toevallige ontmoetingen gaan de hele dag door. Ik verveel me dus niet, klets wat af en geniet ondertussen van de schitterende omgeving.
Minpuntje is het slot van deze vaardag. Als de ferry om zeven uur in Stockholm afmeert, is het al behoorlijk schemerig. En eer ik -als laatste aan boord, dus ook als laatste van boord- de stad inrijd, is het al aardig donker. Samen met mijn nachtblinderigheid bevalt het me niks om in een donkere, drukke stad door een voor mij onbekend centrum op zoek te gaan naar een plek om te overnachten. Op mijn gevoel rijd ik dat centrum uit tot ik ergens een betaalde parkeerplaats zie. Dat moet dan maar voor een keer, zo’n overnachtingsplek. Morgen als het licht is, zie ik wel waar ik ben.
13 september 2022
Rokene Peremmäle
Stockholm
dagteller 18 km
tripteller 9898 km
59 17.630
18 04.379
Schip en groep
‘Weet je wat ik doe?’, dacht ik gisterenavond in bed, ‘ik verlaat morgen gewoon Stockholm en ga op weg naar mijn volgende waypoint. Dan stuurt Claire-mijn-Garminnetje me dus de stad uit en zodra ik een beetje landelijk rijd, zoek ik een overnachtingsplek vlakbij goed openbaar vervoer naar Stockholm.’
Het scheelt een stuk hoor Stockholm bij daglicht. Ik zie tenminste wat en neem de ochtendspits voor lief. Zo’n kilometer of dertig noordelijk van de hoofdstad vind ik precies wat ik zoek: aan de rand van een van de voorstadjes van Stockholm is een rotonde met een bushalte en middenop flink wat parkeerplaatsen. Een oudere man (pet op zijn hoofd, sjekkie in zijn mond, hondje aan de lijn) komt nieuwsgierig naar me toe. Ik twijfel nog of dit een goede plek is, maar hij legt uit, dat ik inderdaad bij de beginhalte sta van de bus naar het treinstation van Tullinge. ‘Daar ben je dan met zo’n twintig minuten. En daar neem je de trein naar Stockholm City. Da’s nog eens twintig minuten.’
‘Ja maar’, twijfel ik nog, ‘er staan van die borden dat je hier met een parkeerschijf maar vier uur mag staan. Dus eh…’
‘Ach wat’, zegt de sjekkiespet, ‘wie komt dat hier in deze rustige wijk nou controleren? Blijf maar lekker overnachten hoor. En als je toch een bekeuring krijgt… (hij maakt een gebaar van doormidden scheuren en weggooien): hoor je nooit meer wat van!’
Wat een bruisende wereldstad is Stockholm. Ik kijk mijn ogen uit als ik met de tram door de stad rijd. Schitterende historische panden, fraaie parken met fonteinen en prachtige, met veel standbeelden versierde bruggen. Heel wat bruggen, 57 om precies te zijn, want de stad is gebouwd op veertien eilanden. Maar ik zie ook moderne winkelstraten, met gigantische warenhuizen. Alle grote, bekende merken hebben hier hun filiaal. Zelfs een IKEA midden in het centrum.
Die tram brengt me naar de Kungi Djurgården (het Nationaal Koninklijk Stadspark). Behalve een prachtig park zijn hier ook verschillende musea. Ik kies (weer bootjes natuurlijk) voor het VASA Museet. Daar staat namelijk het enige 17e eeuwse schip ter wereld dat nog in zijn geheel bewaard is gebleven. Gezonken bij de eerste vaart in 1628, in 1961 naar boven gehaald en in oude, originele staat hersteld. Het museum is helemaal om het 69 meter lange oorlogsschip heen gebouwd: de drie masten steken door het dak heen. Meer dan een miljoen bezoekers per jaar vergapen zich aan de Vasa en ik was er vandaag een van.
Bij de tramhalte zit ik uit te puffen van dit museumbezoek. Het is mooi geweest: ik wil terug naar m’n bussie. Maar dan zie ik recht tegenover de tramhalte het ABBA Museum. Wat een toeval, want dat staat ook op mijn lijstje van Stockholm (goed voorbereid, Frits, dat je dat dan toevallig ziet…). Ik loop naar de overkant en stap –guilty pleasure– naar binnen. Step inside. Leave dancing, staat er op mijn ticket. Nou, dat binnenstappen zal nog wel lukken, maar dansend weer naar buiten…
Films, video’s, poppen, kostuums, een werkkamer, een muziekkamer, alle LP’s, cd’s en gouden platen, alle merchandising en muziek, muziek en nog eens muziek. Je kunt karaoke zingen, je kunt op de foto met ABBA, je kunt zelfs als vijfde lid optreden tussen hologrammen van deze groep.
Lichtelijk gehersenspoeld ga ik weer terug naar de tramhalte. Het is genoeg voor vandaag. Ik heb veel gelopen, veel afgestrompeld. Morgen nog een dag voor deze stad.
14 + 15 september 2022
Stockholm
Tullinge
dagteller 57 km
tripteller 9955 km
59 12.748
17 53.042
Kungliga Slottet
Op het hoogste punt van Gamla Stan (de oude stad), met uitzicht op de haven, bevindt zich het Kungliga Slottet. Het Koninklijk Paleis staat op een schitterend punt van Stockholm. Het staat ook in de steigers: de hele gevel is ingepakt en rondom dit koninklijke verblijf staat een hoge, grijze schutting. Maar het is wel geopend voor publiek. Samen met nog een paar andere vroege vogels stap ik naar binnen en mag ik -na controle van mijn tas en het passeren van een detectiepoortje- het immense paleis betreden. Het gaat zaal in, zaal uit, lange gangen door en trappen op en af. ‘Zal wat gekost hebben zo’n optrekje bouwen’, denk ik, ‘en dan was er geen Zweedse kroon over voor een paar liften?’. Maar ik heb het gezien. Niet alles, wel veel.
Ook de Stockholm Kathedraal naast het paleis staat in de steigers. Ik stap er niet naar binnen. Ook niet bij het nabijgelegen Nobel Price Museum. Geen ritje met de tram naar het Moderna Museet, wel terug naar Stockholm City om daar de ‘trein naar huis’ te nemen. Net als bij mijn bezoek aan Oslo, wreekt mijn slechte conditie zich. Gisteren al veel gelopen, vandaag weer. Door die steil omhooglopende hobbelkeistraatjes naar het paleis. En dan het paleis zelf.
Letterlijk niet verder springen dan je stok lang is, schreef ik bij Oslo al. Hier gaat dat weer op. Ik klaag niet. Stel me tevreden met wat ik nog wel kan.
Mensen in Stockholm
‘Ik was in Nederland deze zomer’, zegt de moeilijk Engels sprekende buschauffeur van Turkse afkomst. ‘Bij nicht van vrouw. In Boergen op Zoem. Was heet. Dertig graden. Waren in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag geweest. Nicht zeggen: ga naar Efteling. Is leuk. Met drie kind. Kind zien een grote vogel. Ik zoek met Google, maar kan niet vinden. Kind wil er in. Vrouw niet. Is bang. Toch binnen. Moeten in wagentje. Gaat rijden. Donker! Donker! Allemaal bang. Drie kind schreeuwen. Huilen. Vrouw ook huilen. Ik niet. Duurde drie minuten in wagen in donker. Terug bij nicht gezegd: Efteling niet leuk!’
Als ik bij de uitgang van Stockholm City zoekend om me heen kijk, stapt er een vrouw op me af. Kop groter dan ik, stevig postuur en helemaal in het zwart gekleed. Haar smeulende witte sigaret wordt er nog witter van.
‘Zoek je iets? Ik zie je zo om je heen kijken. Kan ik je helpen?’
‘Ik zoek de tramhalte van lijn zeven’, zeg ik.
‘Die is iets verderop. Loop maar met me mee, dan breng ik je.’
Als we even later langs een gebouw lopen waar een standbeeld staat, vraag ik haar wie dat is. ‘Dat is (de naam versta ik niet), een beroemde Zweedse dichter.’
‘Nooit van gehoord’, reageer ik.
De vrouw gaat naast het standbeeld staan, richt zich in volle lengte op en begint op luide toon gedragen te declameren. Ik vermoed een gedicht. Er blijven wat voetgangers staan die een kringetje om me heen vormen. Als de vrouw klaar is, klinkt er een mager applausje om me heen waarna het ‘publiek’ zich verwijderd. Met fonkelende ogen stapt de vrouw op me af, legt haar hand op mijn schouder, wijst naar de overkant van de straat en zegt: ‘Kijk, daar is de halte van tram 7. Fijne dag nog!’
Als ik ’s avonds bij de bushalte aan mijn website zit te werken, wordt er op mijn raam geklopt. Mijn eerste gedachte is, dat ik hier toch word weggestuurd. In het donker kan ik niet zien wie er buiten staat. Het is de sjekkiespet die mij ’s morgens hier wegwijs heeft gemaakt. Of het allemaal goed gaat met me. Of ik niks nodig heb. ‘Ik woon achter dat rijtje huizen daar, op nummer 24’, zegt-ie, ‘dus als er wat is, kom je naar me toe, ok? Heb je water nodig? Heb je het niet koud? Nee? Dan wens ik je een fijne nacht. En je weet het hè? Nummer 24.’
Katrineholm?
Een lief thuisfront, wier naam ik op al mijn reizen -waar ter wereld ook- in allerlei varianten tegenkom, doet ook in Zweden mee. Op weg naar Örebro zie ik op een bord de plaatsnaam Katrineholm staan. Dat staat niet in mijn planning, maar ik neem wel de afslag. Schreeuwt om een bezoekje, nietwaar? Of -zoals de Fransen dat zo fraai zeggen: Gefundenes Fressen.
Tsja, wat zal ik zeggen? Katrineholm (Katerina’s eilandje) is een middelgrote stad van het niveau Lidl en parkeergarages. Ik rijd er doorheen en besluit er te lunchen. Het is wel weer eens tijd voor een frutti di mare. Om precies te zijn: bij de hoogbejaarde en uitermate trage Ali Baba, die aan de Vingåkersväge een onooglijk shabby pizzakotje heeft. Er staan vier, allemaal in hoogte ongelijke tafels met ongemakkelijke houten wiebelstoelen. Aan een van die tafels zitten twee vuilnismannen hun hamburger met friet te eten. ‘Eet smakelijk heren. Een vraagje: wat is er te doen hier in Katrineholm’, vraag ik. ‘Helemaal niks’, antwoordt een van de twee met volle mond, ‘helemaal niks!’. ‘Ho, ho’, reageert de ander, ‘helemaal niks? Wat je zeker moet doen, is zo snel mogelijk deze stad weer verlaten, want eh…’
Hij krijgt de tijd niet zijn verhaal af te maken, want op dat moment kwakt Ali Baba sr. mijn pizza op de toonbank.
En smaakt het, die pizza? Best wel, maar niet zo lekker als de maaltijden bij het lieve thuisfrontje in Nederland. En het is beslist ook minder gezellig. Aan de andere kant: het stortregende op weg naar Katrineholm, maar kijk, toen ik de stad inreed werd het droog en brak de zon zelfs door. Wat zo’n naam al niet kan bewerkstelligen…
16 september 2022
Tullinge
Båsenberga
dagteller 184 km
tripteller 10.139 km
59 04.037
15 55.135
Amalia en Ida
Als ik in Stockholm het Koninklijk Paleis heb bezocht, kan ik er natuurlijk niet omheen om in het stadje Gränna een bezoek te brengen aan Amalia. Nee, niet Catharina-Amalia Beatrix Carmen Victoria, onze bloedeigen prinses van Oranje, maar Amalia Eriksson. Zal trouwens niet kunnen bij deze Amalia op bezoek te gaan, want zij overleed in 1923. Maar zij heeft het plaatsje Gränna wel op de wereldkaart gezet.
Amalia was getrouwd met een kleermaker. Toen die op jonge leeftijd overleed, moest ze als alleenstaande moeder verder. Om in haar levensonderhoud voor zichzelf en haar dochtertje Ida te voorzien, besloot ze van haar hobby -het maken van snoepjes- haar werk te maken. Haar meest bekende snoepje was een rood-wit gestreepte zuurstok: in het Zweeds polkagris. Het recept voor deze polkagris hield ze tot haar dood geheim, maar toen haar dochter oud en der dagen zat was, gaf die het geheim prijs. Intussen had de productie van polkagris een enorme vlucht genomen en Gränna de bijnaam snoepstad van Zweden bezorgd.
En dat is het nog steeds. Als ik het stadje binnenrijd, is het polkagris, polkagris, polkagris wat ik zie. In maar liefst twintig winkels maken ze die beroemde zuurstokken, naar ze zeggen allemaal volgens origineel recept. Het leuke is, dat je in veel winkels mag kijken hoe het snoepgoed gemaakt wordt en er zijn ook workshops. Zo’n workshop hoeft voor mij niet, maar ik stap wel een winkel binnen met een kokeri, waar een medewerker staat te kneden, te trekken, te rekken, te draaien en te rollen met als eindresultaat een partij heuse polkagris. Die je dan -uiteraard- in de winkel kunt kopen.
Het Koninklijk Paleis in Stockholm was mooi hoor, maar -zoetekauw als ik ben- de polkagris van Amalia beviel me beter.
17 september 2022
Båsenberga
Gränna
dagteller 184 km
tripteller 10.323 km
57 59.905
14 26.009
22 juni
Prachtige parkeerplaats bij het natuurreservaat vlakbij Gränna. Ik zet m’n bussie zo neer, dat ik door de voorruit uitzicht heb op het Vättern Meer, het een na grootste meer van Zweden. Wat een mooi plekje om te overnachten!
Minpuntje is wel, dat er een duidelijk bord staat: verboden hier te parkeren tussen tien uur ’s avonds en zes uur ’s morgens. ‘Maar’, denk ik voor het gemak, ‘het is inmiddels geen hoogseizoen meer, dus weinig kans op controle. En mocht een of andere ambtenaar na tienen op de deur van m’n bussie kloppen, dan heb ik dat hele bord niet begrepen. Hoezo verboden?’, zal ik dan zeggen, ‘dat is toch alleen op 22-6? Tweeëntwintig juni dus. En het is vandaag 17 september. Dus wat is het probleem?’
En dan maar hopen dat die ambtenaar gevoel voor humor heeft. Ik waag de gok…
De grens. De druppel.
Ik leg mijn tablet waarin ik zit te lezen even opzij om een kop koffie te maken. Als ik de omvormer aanzet, hoor ik een piepje. De lamp boven het aanrecht wordt zwakker en gaat uit. Wat nou weer? Ik kijk m’n bussie rond en zie dat de ledjes van de stroomschakelaars allemaal uit zijn. Ik heb helemaal geen stroom. Ook geen 12V. Da’s gek: voor het avondeten had ik de magnetron gebruikt en daarna gecontroleerd hoe vol de huishoudaccu nog was. 96%. En nu dood schip?
Ik pak mijn zaklantaarntje en duik in de ‘meterkast’. Verder dan aan alle draadjes wriemelen gaat mijn verstand niet. Wel begint er iets regelmatig te tikken. Bij elke tik gaat de stroom even aan, maar bij de volgende tik is dat weer over. Ik kan ook niet op de accu- en de omvormermeter kijken wat er mogelijk aan de hand is. In arren moede zet ik de motor aan. Stroom heb ik nog niet, maar ik kan nu wel zien, dat de accu 100% vol is en de omvormer geeft geen foutmelding. Ik zet de motor uit. Ik schakel de hoofdschakelaar uit en weer in. Het tikken stopt. Ik ook. Met mijn onverstand zou ik -als ik verder dingen probeer- meer kapot maken dan het probleem oplossen.
Want een probleem is het. Geen stroom betekent dat ik die kop koffie wel kan vergeten. Dat is zo erg nog niet. Maar geen stroom betekent ook, dat ik -half acht- in het pikkedonker zit. Dat het pompje van de waterkraan het niet doet. Dat ik de wc niet kan doorspoelen. Dat alles in m’n bussie dat op 12V werkt het dus niet doet.
Oplettende lezertjes weten inmiddels dat ik deze reis aardig wat ellende voor mijn kiezen heb gekregen. Dat ik behoorlijk wat comfort moest inleveren. Ik improviseerde, paste me aan. Maar dit is toch wel de druppel die de comfort-emmer doet overlopen. Ik ga -zodra het morgenochtend licht is- naar huis. Niet meer leuk binnendoor. Snelste route. Hoofdwegen. Jammer wel, dat deze dag zo domperig eindigt, want wat was het vandaag leuk onderweg en dan ook nog die zuurstokken. Maar er zijn grenzen aan mijn incasseringsvermogen.
Begon ik aan de laatste alinea, gaat m’n zaklantaarntje uit. Batterij leeg. Moet ik bij het schijnsel van mijn aansteker er nieuwe batterijen inzetten. Nog een geluk dat die aansteker niet ook de geest geeft! Ondanks alles moet ik daar dan wel weer om glimlachen. Flauwtjes.
499 kilometer
Het heeft wel wat, is in ieder geval niet alledaags: wakker worden en met je zaklantaarntje kijken hoe laat het is. Het is zes uur en koud. Maar geen stroom betekent dat de kachel niet aan kan. Betekent ook, dat ik mijn tanden poets met een flesje bronwater en mezelf was met vochtige babydoekjes. Ik trek mijn koudklamme kleren aan, smeer een paar broodjes en maak het interieur rijklaar.
Even voor half zeven deel ik Claire-mijn-Garminnetje mee, dat ik via de snelste route naar huis wil. Hm, da’s toch nog zo’n dikke dertienhonderd kilometer en dan zou ik ’s avonds tegen negen uur thuis kunnen zijn. Ik doe een versnellingsbak-schietgebedje en ga op weg.
Zondagmorgen op dit tijdstip is het lekker rustig (lees: uitgestorven) op de weg. Met een uurtje of vier bereik ik Malmö. Halverwege reed ik langs het hoofdgebouw van Husqvarna. ‘Nou’, mompel ik, ‘zo soepeltjes als hun naaimachines loopt dat motortje van mij niet met die reutelende versnellingsbak. Ik hoop dat alles goed blijft gaan!’ Voor de zekerheid doe ik een driedubbel schietgebedje.
Omdat ik de afgelopen twee maanden al meer dan genoeg met ferries ben overgevaren, wil ik beslist via de Öresundbron en de Drogdentunnel de oversteek maken van Malmö naar Kopenhagen. Wat een gigantisch bouwwerk: de brug is bijna acht kilometer lang, de daarop aansluitende tunnel vier kilometer. Voor € 80,- mag ik er met m’n bussie overheen en dat is het geld dubbel en dwars waard. Wat een schitterende oversteek! Daarbij komt ook nog, dat ik nu in Denemarken ben. Op het vasteland dus. Ik hoef geen water meer over als er eventueel wat met m’n bussie gebeurt. Neuriënd rijd ik -vier rijstroken breed- Denemarken in.
Het weer is erg wispelturig. Ik wissel regelmatig van (zonne)bril: het ene moment schijnt er een heerlijk zonnetje, even later gaat de hemel open en rijd ik door stortbuien, waar zelfs Noach zijn pet voor zou afnemen. Maar ik vorder gestaag en na een paar uurtjes zit ik op de Duitse Autobahn. Weer (schietgebedje) dichter bij huis.
Het heeft niet zo mogen zijn. Na de file-ellende van de Elbtunnel bij Hamburg (daar gaat mijn aankomsttijd thuis), draai ik de A1 op richting Bremen. Nog maar net op die A1 begint mijn motor te loeien. Alsof je stationair vol gas geeft. Stationair is het juiste woord, want van een versnelling is geen sprake. Ik laat m’n bussie uitrollen op de vluchtstrook, zet mijn alarmlichten aan en de motor uit. Dit -oplettende lezertjes weten dat- heb ik eerder meegemaakt. Kwestie van even wachten, opnieuw starten en weer verder rijden. Deze keer niet: Gebruik van versnelling niet mogelijk. Laat controleren versnellingsbak. Die zinnetjes ken ik jammer genoeg. Niks van aantrekken, straks in Nederland oplossen. Nu gewoon nog een keer starten. Nog een keer starten? De motor slaat helemaal niet aan! 499 kilometer van mijn huis vandaan eindigt mijn Scandinavië-avontuur.
‘Goeiemiddag, SOS-dienst. Als u intikt SB-392-Z komt u in mijn al aardig omvangrijke dossier. Daar kunt u nog iets aan toevoegen: ik ben definitief gestrand op de A1, hiervandaan 74 kilometer naar Bremen.’
Dat is onvoldoende informatie voor de medewerkster van de SOS-dienst, die behoorlijk traag van begrip is. Zelfs als ik mijn coördinaten doorgeef, kan zij daar niks mee. Lang verhaal kort: ik word later gebeld door de Duitse hulpdienst. Of ik even over de vluchtstrook naar ein blaues Schild wil lopen en haar vertellen welk getal er op staat. Met de telefoon aan mijn oor, loop ik langs drie rijstroken voorbijrazend verkeer. Als ik het nummer doorgeef, weet ze genoeg en gaat een bergingsvoertuig voor me regelen.
Dat laat even op zich wachten, want kilometers verderop is er een ongeluk gebeurd op de A1. De weg wordt volledig afgesloten en er ontstaat een enorme file. Naast me staan drie rijstroken volledig stil. Voordeel: ik zit niet meer te schudden in m’n bussie van de voorbijdenderende vrachtwagens. Nadeel: ook het bergingsvoertuig komt er met moeite door.
‘Ik breng je naar mijn garage’, zegt de berger, ‘wil je dat ik jou daarna bij een hotel afzet of slaap je liever in je wohnmobil?’. ‘Kan ik bij je garage stroom aansluiten?’, vraag ik. Als dat inderdaad mogelijk is, besluit ik in m’n bussie te overnachten. Heb ik lekker alles bij de hand en -belangrijker- kan ik mijn huishoudaccu weer helemaal opladen.
Als m’n bussie bij de garage op zijn plek staat, vraag ik: ‘U denkt dat het probleem in de koppelingsplaten zit. Gaat u daar zelf naar kijken en eventueel repareren?’. ‘Hoor eens’, zegt de berger, ‘vandaag is het zondag en ik heb je van de A1 weggesleept. Morgen is er weer een dag.’
Hij vertrekt. Ik stap in m’n bussie, doe het licht aan (hiep hoi!) en maak een straffe kop koffie op deze bizarre overnachtingsplek. Die garagehouder heeft gelijk: morgen is er weer een dag. Anders weliswaar dan ik het me had voorgesteld.
18 + 19 september 2022
Gränna
Sittensen
dagteller 862 km
tripteller 11.185 km
53 22.254
09 47.558
Einde verhaal
‘Een paar weken geleden’, zei de monteur van garage Grotz in Sittensen, ‘hadden we hier een Fiat Ducato met precies hetzelfde probleem. We hebben toen de vloeistof vervangen van de koppeling en het probleem was opgelost. De auto liep weer als een zonnetje. Als nieuw. Dat ga ik bij jouw bus ook doen. Geen garantie dat het werkt, maar ik heb er vertrouwen in.’
Hij gaat aan de slag, pompt het reservoir leeg en laat me de inhoud zien: een bijna zwarte vloeistof. Of het ook nodig was… Hij neemt plaats achter het stuur en start. Het resultaat is een korte, droge tik. De motor gaat niet draaien. Hij haalt er een collega bij. Ze controleren de accu, zetten er een zwaardere accu bij, lopen alles samen nog eens na, maar het resultaat blijft hetzelfde. Snel verteld allemaal, maar daar zijn ze bijna drie uur mee zoet geweest.
‘Dat valt tegen’, moet de monteur toegeven, ‘we zullen je bus naar binnen duwen, boven de put en dan kijken of we iets aan de motor kunnen ontdekken.’ Er gaat nog een uur voorbij met sleutelen. Dan stapt-ie uit de put en kijkt me meewarig aan. ‘Ik ben bang, dat ik slecht nieuws voor je heb. Volgens ons is de motor kapot. We kunnen nog een diagnose uitvoeren met de computer, maar ik denk niet dat we iets zullen vinden. Het probleem is namelijk niet elektronisch, maar mechanisch. Als we dat moeten gaan opsporen, tsja, daar hebben we vandaag geen tijd meer voor, want het andere werk blijft al liggen. Ik denk ook dat het verloren tijd is als we blijven zoeken.’
‘Dus?’, vraag ik, het antwoord eigenlijk al wetend.
‘Dus je bus naar Nederland laten vervoeren en zelf met een huurauto naar huis. Het spijt me, maar ik zie geen andere oplossing.’
Ik bel de verzekering en -nadat ik 37 minuten in de wacht heb gehangen- doe ik verslag van de actuele stand van zaken. Ze gaan de repatriëring van m’n bussie regelen en vervangend vervoer voor mezelf.
‘Je kunt vannacht hier wel weer in je bus slapen’, had de monteur ook nog gezegd, ‘en weer stroom aansluiten. Heb je tenminste licht, verwarming en koffie.’
Einde verhaal dus. Eer m’n bussie weer in Nederland is, kunnen we wel twee of drie weken verder zijn, had de SOS-dienst gezegd. Ik ga dus vanavond spullen bij elkaar zoeken en inpakken die beslist mee naar huis moeten. Was het voorzienigheid dat ik vanmorgen -nog voor de garage open ging- al een lijstje had gemaakt?
Heimreise
Ik pleeg een paar keer een telefoontje naar de SOS-dienst, want ik wil het eigenlijk nu wel zo snel mogelijk geregeld hebben dat ik vervangend vervoer naar huis krijg. Op dinsdagmorgen komt het verlossende telefoontje:
‘Goedemorgen, mijnheer Mahn. We hebben geprobeerd vervangend vervoer voor u te regelen, maar de Duitse autoverhuurbedrijven bij u in de buurt hebben geen van alle iets beschikbaar. We hebben nu iets geregeld met een bergingsbedrijf in Enschede. Die brengen u vandaag vervangend vervoer en nemen gelijk uw camper mee. Aanstaande vrijdag brengen zij uw camper dan naar Heinenoord en halen daarna bij u thuis de auto op.’
‘Geweldig! Goed geregeld. En hoe laat kan ik dat bedrijf hier verwachten?’
‘Dat zal tussen drie en vier uur vanmiddag zijn.’
Goed geregeld inderdaad. Normaal gesproken moet je het vervangend vervoer zelf ophalen en krijg je een locatie op in Nederland, waar je die auto weer moet inleveren. Nu wordt die auto ‘voor de deur’ afgeleverd en komen ze hem ook weer ophalen. Mooi.
Ik pak mijn eerder die morgen gemaakte lijstje en vul kratten en tassen met spullen die beslist nu mee naar huis moeten. Klimklauterend tussen de cabinestoelen door zet ik alles op een droge plek buiten. Ik ga lekker uitgebreid warm lunchen en doodt de tijd met lezen. Dat die auto er om drie uur zal zijn, lijkt me wat optimistisch, gelet op de drukte op de Duitse Autobahn met de nodige Baustellungen en de daarmee gepaard gaande Stau. Het is hier vandaan iets meer dan vier uur rijden naar huis, dus zou ik om een uur of acht, negen, tien thuis kunnen zijn. Maar om vier uur is er nog geen teken van Hollandse hulp hier in Sittensen. Ook niet om vijf uur. Ik ga weer rekenen, want ik heb geen zin in het donker over mij onbekende wegen in Duitsland te rijden. Dat wordt dus een hotel onderweg, want mijn bus wordt meegenomen en het enige hotel hier ter plaatse is volgeboekt. Ik vul een tasje: medicijnen, schone onderbroek, tablet en toiletspullen.
‘Goeiemiddag, ik heet Jan. Wat was het druk onderweg, zeg! Hoe laat is het nu? Al bijna zes uur? Nou, dan gaan we snel alles regelen zodat je hier weg kan.’
Jan is met zijn bergingsvoertuig gearriveerd. Er staat een Fiat bestelautootje op. Dat gaat er af, m’n bussie er op. Ik kan naar huis!
Ik had me voorgenomen bij het eerste het beste hotel onderweg te overnachten. Misschien nog een hapje eten, lekker slapen, morgenochtend douchen, ontbijten en uitgerust naar huis. Mooi niet. Geen hotel of een verwijzing daar naartoe te bekennen. Als het begint te schemeren, besluit ik de Autobahn te verlaten en landinwaarts een hotel te zoeken. Dat valt niet mee. Bij de TomTom van het autootje geef ik aan een hotel te zoeken. Als ik de bestemming heb bereikt, blijkt dat al twee jaar niet meer te bestaan. Het volgende hotel zit vol Oekraïense vluchtelingen en hotel nummer drie is volgeboekt. Het is inmiddels helemaal donker geworden en ik ben al een dik uur aan het rondtoeren. Mijn nachtblindheid gaat parten spelen en ik vind het onverantwoord te blijven zoeken. Ook niet nog eens schade rijden aan een huurauto!
Ik pak de route naar huis weer op. Even na twaalven kan ik thuis zijn. Dat moet dan maar. Mocht ik toch nog een hotel zien, dan overnacht ik daar alsnog. In het pikkedonker, want geen verlichting op de Duitse snelweg, hang ik achter vrachtwagens, zodat ik me kan oriënteren op hun achterverlichting.
Als ik de Nederlandse grens ben gepasseerd, rijdt dat voor mij een stuk gerieflijker: het merendeel van mijn route is goed verlicht. Dan komt er een melding van de TomTom: de A1 bij Holten is afgesloten vanwege brandstichtende boeren en er wordt een nieuwe (langere) route gemaakt. Typisch: twee maanden geleden -op de allereerste dag van mijn reis- werd ik ook al omgeleid vanwege protesterende boeren. Acht weken lang geen boze boer gezien…
Kort en goed: mijn aankomsttijd wordt later, maar ik ruik de stal. Kijk niet meer uit naar een hotel en rijd tegen enen mijn straat in. Autootje uitladen en een sterke bak koffie. Toch -ondanks dit onverwachte einde van mijn reis- wel weer fijn. Die ruimte. Die wc die je gewoon doortrekt. Die stoel die zo lekker zit. Alle lampen die normaal aangaan. Geen zorg of ik nog wel genoeg drinkwater heb.
En nu naar bed! En morgen gezond weer op.
20 september 2022
Sittensen
Goudswaard
dagteller 499 km
tripteller 11.684 km
51 47.599
04 17.036
En toch…
En toch nog een laatste verhaaltje.
Omdat ik er dan precies honderd geschreven heb over deze reis. Da’s leuk, maar niet meer dan dat. Belangrijker is het om een eventueel misverstand uit de wereld te helpen, dat deze reis mij niet zou zijn bevallen. Oplettende lezertjes (daar is die kreet weer) en thuisfrontjes die mij goed kennen, weten beter.
Ondanks het absolute record aan tegenslagen bij deze trip door Noorwegen, Finland en Zweden heb ik de afgelopen twee maanden overwegend enorm genoten. Van de prachtige natuur. Van de vele bezienswaardigheden. Van de talrijke ontmoetingen, met aardige, behulpzame mensen. Leg ik al die gebeurtenissen op een balansweegschaal, met in het ene bakje mijn vele positieve ervaringen en aan de andere kant de respectabele pech, schade en tegenslagen, dan slaat die balans absoluut ver door naar de positieve kant. Het is en blijft een reis met een gouden randje. Niet glanzend wellicht, maar met mijn ‘karakterdoekje’ beslist glimmend te krijgen. Dus: en toch -ondanks de mindere gebeurtenissen- heb ik genoten. Laat dat duidelijk zijn. Ja toch? Niet dan? Ech wel!