Voortschrijdend inzicht

Toen ik zo’n veertien jaar geleden m’n zojuist aangeschafte eerste camper thuis op de oprit parkeerde, gunde ik me niet eens tijd voor een kop koffie, maar pakte meteen de gereedschapskist om die ’totaal overbodige fietsendrager’  te demonteren. ‘Want’, zo redeneerde ik destijds, ‘ik heb geen bus gekocht om te gaan fietsen…’
Wel kocht ik later een elektrisch vouwfietsje, dat ik tijdens het rijden prima achter de bestuurdersstoel kon plaatsen en tijdens overnachtingen tussen beide stoelen in de voorcabine ‘parkeerde’.

Tot…
Tot ik een paar jaar geleden wat fanatieker begon te fietsen. Dat vouwfietsje bleek toen toch niet zo ideaal te zijn om langere afstanden mee af te leggen en ik schafte een echte, volwassen fiets aan. Genieten! Had ik eerder moeten doen. Maar… waar laat ik die grote fiets als ik on the move ga? Parkeerproblemen in het interieur van m’n bussie: ik kon mijn kont niet meer keren.

Dat was dus lachen in mijn omgeving toen ik -schoorvoetend- vertelde dat ik een busbiker achterop m’n bus had laten monteren. ‘Een busbiker? Da’s toch een fietsendrager? Zo’n ding dat je ooit meteen na de aankoop van je eerste camper sloopte en weggooide? En dan heb je nu…?’ ‘Voortschrijdend inzicht’, mompel ik dan schuchter, ‘en ja, toe maar: lach me maar uit…’

Valse start

Ik ben natuurlijk niet gek (al denken sommigen daar anders over): als ik om acht uur ’s morgens een afspraak heb bij Buscamper in Culemborg om daar die fietsendrager te laten monteren, rijd ik daar niet in de ochtendspits naar toe. Nee hoor: lekker de avond ervoor naar Culemborg, bij Buscamper voor de deur parkeren, daar slapen en me de volgende morgen fris en fruitig om acht uur bij de werkplaats melden. Prima plan toch?

Prima plan inderdaad, maar de praktijk is minder.
Ik ben nog geen half uur onderweg als mijn achteruitrijdcamera en de dashcam uitfloepen. Vreemd. Met een blik schuin naar achteren zie ik dat ook de controlelampjes van de binnenapparatuur zijn gedoofd. Geen stroom meer vanaf de huishoudaccu, concludeer ik. Vreemd inderdaad.

Voor de deur bij Buscamper is het behelpen. Geen prik uit de huishoudaccu betekent domweg dat niks het doet. Geen verlichting dus. Geen water uit de kraan. Het toilet niet kunnen doorspoelen. Geen kop koffie kunnen maken. Dus loop ik met een zaklantaarntje te klungelen in dat bussie. Dus poets ik mijn tanden met een flesje bronwater. Dus kruip ik om elf uur m’n bed maar in.

Zodra het de volgende morgen licht is, start ik -dan maar a-sociaal- de motor. En kijk: na een goed kwartiertje floept de verlichting weer aan. Wassen, aankleden, koffie zetten en ontbijten dus. Het heeft veel weg van de normale matineuze handelingen als ik op reis ben. Maar normaal is het natuurlijk niet. Moeten ze straks in de werkplaats maar even naar kijken.

5 augustus 2021
Buscamper Culemborg

Reisvoorbereiding

En reken maar dat ik me thuis goed heb voorbereid op dit reisje naar Duitsland. Zeker nu ons landje corona-donkerrood is gekleurd en de Duitse regering strengere maatregelen heeft getroffen voor het grensverkeer met Nederland. Dus heb ik de QR van het internationale vaccinatiebewijs bij de hand en de digitale Einreiseanmeldung, het bewijs dat het me op 6 augustus gestattet ist de Nederlands-Duitse grens te passeren.
Ik heb niet eens een grensovergang gezien, laat staan iets gemerkt van een controle. Op een gegeven moment stond er een bord dat ik in de Deutsche Bundesrepublik was. Ik had thuis al zo’n idee dat het met die strenge maatregelen wel mee zou vallen…

6 augustus 2021
Quendorf

Unsere Nachbarn zijn ook een stuk strenger in het gebruik van mondkapjes. Op veel meer plekken dan bij ons geldt een draagplicht, zoals in winkels, bij tankstations en op veel openbare plaatsen. En dan niet van die Hollandse flutkapjes, nee: medische mondkapjes dien je te dragen. Dus stap ik -met zo’n fout mondkapje voor m’n snufferd- de eerste de beste Apoteker binnen, wijs op mijn kapje en leg uit dat ik medische mondkapjes wil kopen ter vervanging van het kapje dat ik nu heb. ‘Zo’n mondkapje dat u nu draagt is ook gestattet hoor’, zegt de Apotekerin tot mijn verbazing. ‘Dus ik hoef geen medisch mondkapje te dragen?’, vraag ik voor de zekerheid. ‘Nee hoor’, is het pertinente antwoord, ‘schöne Tag noch!

7 augustus 2021
Lübeck

Grenzhus Schlagsdorf

Op het buitenterrein van het museum is een grensparcours aangelegd naar de voormalige grenslijn. Fietsend (ja, ja) kom ik (gerestaureerde) onderdelen van de beveiligingsinstallaties tegen en zie ik hoe het landschap sinds 1989 veranderd is. Interessant en net op tijd weer ’thuis’ voordat het Gewitter losbarst…

BEWEGENDE BEELDEN

8 augustus 2021
Grenzhus Schlagsdorf

Op mijn overnachtingsplek op de ruim bemeten parkeerplaats van het Grenzhus is het de hele dag een komen en gaan van dagjesmensen. ‘Mooi’, denk ik, ‘mooi, dat er nog zoveel belangstelling is voor de geschiedenis van de innerdeutsche Grenze.’ Als het museum om zes uur sluit, zijn alle gasten vertrokken en sta ik moederziel alleen op de parkeerplaats.

Tegen zevenen rijdt er een campertje de parkeerplaats op. Overal is volop plek, maar de mede-overnachter kiest er voor pal naast m’n bussie te parkeren. En met pal bedoel ik dan vlak naast me, met een krappe meter tussenruimte. Waarom? Voor een praatje wellicht? Nee dus. Door mijn openstaande deur zie ik de man -net als ik alleen op pad- zijn camper voor de nacht in orde maken. Hij keurt me geen blik waardig, zegt me niet eens gedag. Als het begint te schemeren, sluit ik de deur en doe -uitzonderlijk- het rolgordijntje van het raam dicht. Zoveel plek en dan pal naast me parkeren. Ich kann da mit meine Mütze nicht bei…’

Am Schaalsee

Na de val van het IJzeren Gordijn in 1989 besloot men de strook links en rechts van de voormalige Innergrenze terug te geven aan de natuur. Zo ontstond een langgerekt lint van zogenaamde Biosphärenreservaten, waar later wandel- en fietspaden werden aangelegd.

Ik verblijf nog maar twee dagen in de Groene Band en beide dagen ben ik op de fiets gestapt om dat ‘nieuwe’ gebied te verkennen. Schitterend! Ik ben nu al onder de indruk van het prachtige landschap. Genieβen!

BEWEGENDE BEELDEN

9 augustus 2021
Zarrentin am Schaalsee

Willem

Het schijnt erbij te horen als ik op reis ben: altijd heb ik wel enige vorm van technische trammelorem. Deze reis begon al meteen met een valse (elektrische) start. (Her)lees mijn eerste bericht.

De hoop dat dit probleem nog in Culemborg opgelost kon worden, was ijdel omdat ze daar bij Buscamper de apparatuur niet hadden om mijn lithium huishoudaccu door te meten.
Begrijpen doe ik het allemaal niet: ik moet al dagen voorzichtig aan doen met de 12V-stroom in het interieur, maar vanmorgen was het wederom helemaal mis: alle elektra helemaal plat! Zou je toch denken, dat de huishoudaccu helemaal leeg is, maar het gekke is, dat de 220V-omvormer het wel doet en ik -in het pikkedonker weliswaar- een kopje koffie kan maken. Dan kan die accu toch niet leeg zijn? Ongewassen en onaangekleed start ik de motor en kijk: na een half uurtje rijden floept alles weer aan. Zoals gezegd: begrijpen doe ik het niet, maar dat heeft vooral te maken met mijn technische onkunde.

Begrijpen doet Willem van Camperbouw Holland het ook niet als ik hem opbel.
‘Het enige wat je kunt doen, Frits, is de accu resetten.’
‘De eh… accu resetten?’
‘Ja. Bovenop de accu zit een zwart plaatje. Dat zit met vier kruiskopjes vast. Onder dat plaatje zie je de resetknop. Druk daar op. Enne… ben je nog lang in Duitsland?’
‘Ik ben nog maar net aan de reis begonnen, Willem. Begin september denk ik weer thuis te zijn.’
‘Bel me dan voor een afspraak. Lopen we alles even na. En tot zolang: goeie reis!’

Vier kruiskopjes en een druk op de knop later stopt het hinderlijke gezoem in de ‘elektriciteitscentrale’ en worden de lampjes op de multi control geruststellend groen. Het zal niet waar zijn: een gouden tip van Willem? Ik hoop het, met nog vier weken te gaan…

Bizar verhaal

Ooit -toen de Koude Oorlog nog ver onder nul was- liep de innerdeutsche Grenze dwars door de Elbe. Door een grensgeschil tussen de BRD en de DDR kwam het West-Duitse dorp Rüterberg in 1967 op DDR-grondgebied te liggen en werd het een westerse enclave. Na dik twintig jaar riepen de bewoners van Rüterberg hun dorp uit tot Dorfrepublik Rüterberg. Dat gebeurde op 8 november 1989. Een dag later viel officieel de Muur… Tot de dag van vandaag is de geuzennaam Dorfsrepublik gebleven.

Ik tuf wat rond, bekijk een overblijfsel van het IJzeren Gordijn en neem een kijkje bij een van de voormalige wachttorens, die nu de functie heeft van een Airbnb (…), met een schitterend uitzicht over de Elbe. Eigenlijk zou ik die wel van dichtbij willen bekijken en er willen overnachten, maar -zegt de man die ik aanspreek- das ist jetzt unmöglich; ze zijn aan het verbouwen. Schade. Dan maar naar Monika, beheerster van de Camperplatz middenin het dorp.

BEWEGENDE BEELDEN

10 augustus 2021
Dorfrepublik Rüterberg

Monika

Het is goed toeven bij Monika op de Camperplatz in Rüterberg: kleinschalig (10 plaatsen), toiletten, douches, een drinkwatertap en een elektra-aansluiting op iedere Stellplatz.
Met m’n tasje met toiletspullen stap ik de kraakheldere en verwarmde doucheruimte binnen. En kijk nou: er staat een keur aan flessen douchegel en shampoo. Er hangt zelfs (even voor de zekerheid ruiken…) een schone handdoek. Prima geregeld hoor, Monika. Nog nooit eerder meegemaakt. En wat betaalde ik haar gisteren voor een overnachting, inclusief elektra en douche? Dertien euro! ’t Is bijna voor niks. Jawohl, so kommt Jan Splinter durch dem Winter…

Drie keer top

Met het pontje steek ik de Elbe over naar Snackenburg, waar in het voormalige vissershuis het Grenzlandmuseum is gevestigd. Topdag: eindelijk een stralend zonnige dag, een fraai museum en een overnachtingsplek aan de haven.

11 augustus 2021
Snackenburg

Rudolph und Dorethea

‘En? Mooi museum, nicht wahr? U bent toch van die camper die am Hafen staat?’
Ik had net het Grenzlandmuseum bekeken, als der Rudolph me aanspreekt. Hij is van meer dan middelbare leeftijd met een bij zijn jaren horende bierbuik, die bij elke lichaamsbeweging zachtjes over zijn broekband bobbelt. ‘Ja’, vervolgt-ie, ‘ik zag u vanmorgen aankomen, want ik hou’ het hier zo’n beetje in de gaten, snapt u? Wie er parkeert en zo. En wie van plan is te overnachten, want tsja, natuurlijk is dat kostenlos, maar aan de andere kant… Kijk, we zijn een arm dorp en iedere euro is welkom. Ik kan u niet verplichten natuurlijk, maar een kleine, vrijwillige bijdrage aan onze gemeenschap…’
‘En waar en aan wie zou ik die bijdrage moeten betalen?’, vraag ik, begrijpend waar hij naar toe wil.
‘Hier binnen, aan de Kasse van het museum.’
Ik stap het museum weer in en doneer € 5 in de gemeenschapskas. Meer dan genoeg voor een nachtje parkeren zonder voorzieningen. Weer buiten bedankt Rudolph me met een knikje: ‘Herzlichen Dank. Weet u: het gaat al zo slecht met ons dorp. We sterven uit. De jonge mensen vertrekken en de ouderen gaan dood. Heeft u niet gezien hoeveel huizen er te koop staan? Geen wonder trouwens dat de jeugd wegtrekt, want er is helemaal niks meer hier: geen enkele winkel en het laatste café is in 2019 gesloten. En als ik straks voorgoed m’n ogen sluit… mijn kinderen willen hier niet wonen hoor. Ach ja, ’t is dat het museum er nog is, maar anders… Maar ik houd u maar op en mijn vrouw zal ook niet weten waar ik blijf dus eh… nog een goede reis en vielleicht auf wiedersehen.’ Hij tikt aan een denkbeeldige pet, draait zich om en wandelt moeizaam naar huis.

‘Ik reis -net als u- alleen. Mijn man is op dit moment aan het zeilen in de Baltische Zee. Samen met mijn broer. Niks voor mij. Ik wil wel zeilen, maar dan rond de Griekse eilanden: lekker zonnetje, zwemmen en een beetje rondvaren. Maar de Baltische Zee? Mij te koud. Dus ik zeg tegen m’n man: ga jij lekker zeilen, zeg ik, dan ga ik tien dagen fietsen.’
Na het gesprek met Rudolph was ik het marktpleintje opgeslenterd. Met een where do you come from? had de vrouw, die daar op een bankje zat, mij aangeroepen. Genietend van het zonnetje raakten we in gesprek. Ik keek naar haar volgepakte niet-elektrische fiets, met bolstaande fietstassen en op de bagagedrager een tent. Ze stelde zich voor als Dorethea en vertelde, dat ze nog drie dagen te fietsen had. ‘Dan pak ik de trein weer naar huis. Terug naar Hannover en dan heb ik bijna zeshonderd kilometer gefietst.’ Ik schatte haar een goeie veertiger en nam in gedachten m’n petje voor haar af.
Toen ik het verhaal deed van Rudolph over de leegloop van het dorp en de vele huizen die hier te koop staan, merkte ze op: ‘U reist zuidelijk toch? Dan moet u morgen beslist Werben bekijken. Het kleinste Hanzestadje in de regio, hier zo’n veertig kilometer vandaan. Daar zult u versteld staan van de vele verlaten woningen en de staat waarin ze zich bevinden. Schreklich! Maar’, brak zij abrupt haar verhaal af, ‘ik ga nu stoppen, want ik moet absolut etwas essen want ik heb suiker. Ik ga op zoek naar een restaurantje.’ ‘Doe geen moeite’, zei ik, ‘de laatste kroeg is hier drie jaar geleden gesloten.’ ‘Dan zoek ik een bakker.’ ‘Is er ook niet meer. Maar weet je wat? Pak je fiets en loop met me mee naar mijn Wohnmobil.’
Dankbaar nam ze even later mijn twee laatste Jumbo-krentenbollen aan.
Morgen -onderweg naar Werben– maar even langs de Lidl

BEWEGENDE BEELDEN

Werben

Ik vind het op het eerste gezicht heel wat minder schrecklich daar in Werben dan Dorethea me vertelde. Als ik op het Marktplein parkeer en om me heen kijk, zie ik alleen maar keurig verzorgde panden en veel fleurige bloembakken. Maar als ik aan de wandel ga, begrijp ik wat ze bedoelde: tussen de vele fraaie gevels zie ik ook verlaten, dichtgetimmerde en vervallen huizen. Had Dorethea toch gelijk: die Wende heeft niet alleen voorspoed gebracht.

12 augustus 2021
Göhr

Vielen dank!

Als ik bij mijn zojuist geparkeerde bussie wil weglopen, wijst een toevallig passerende man naar mijn fietsendrager: ‘Dein Schlüssel steckt noch im Fahrrad‘. Ik bedank de man, zet m’n fiets op slot en steek de sleutel zorgvuldig in mijn zak.

Het zal er wel mee te maken hebben, dat ik van 1947 ben en opgegroeid met verhalen over de Tweede Wereldoorlog en die vreselijke ‘Moffen’. En dat ik gisterenavond de laatste bladzijde omsloeg van ’t Hooge Nest, het boek dat helemaal gaat over het Joodse verzet in 40-45 en de daarmee gepaard gaande maatregelen en gruwelijkheden, maar -met de fietssleutel veilig in mijn broekzak- heb ik even een niet-fraaie gedachte: Dein Schlüssel steckt noch im Fahrrad? De Duitsers zijn na een krappe tachtig jaar beslist anders over Hollandse fietsen gaan denken…

Omgeploegd… #1

Als ik bij het Grenzlandmuseum in Göhr ben aangekomen, zie ik dat het museum gesloten is. Ik besluit er toch te overnachten en volg de pijl naar links die naar de parkeerplaats verwijst. Rijdend langs het gebouw kom ik terecht op een prachtig weitje aan de achterkant van het museum. Er staat een stuk muur en een wachttoren. ‘Wat een schitterende overnachtingsplek’, denk ik, ‘en zo helemaal passend bij het thema van m’n reis. Nog even m’n bussie draaien, zodat ik in de schaduw sta en ik morgenochtend weer einfach kan vertrekken.’
Dat gaat dus mis. Helemaal mis. Dat prachtige stukje grasland blijkt boterzacht te zijn en voor- en achteruit manoeuvrerend trek ik met die 3,5 ton van me dikke Rillen in het gras. Ik ben nog maar net gedraaid als er een lokale Germaan naar me toekomt. ‘Dit is een stuk van het buitenmuseum’, zegt-ie, ‘en dat is privat. De parkeerplaats is voor aan de weg, naast het museum.’ Dat had ik dus even verkeerd begrepen. Ik bied mijn verontschuldigingen aan en rijd voorzichtig naar de officiële parkeerplaats.
Als ik goed en wel sta, loop ik nog even naar achterkant van het museumgebouw. Schrecklich! Wat heb ik aangericht met m’n geklooi! Het zit me niet lekker. Via de website van het museum kom ik hun emailadres te weten. Met het schaamrood op mijn kaken meld ik wat er gebeurd is, betuig mijn spijt en bied mijn verontschuldigingen aan. Het zal mij benieuwen of dit Mauschen noch ein Schwanzen hat…

Von: frits@mahn.tv
Betreff: Ausreden
Datum: 12. August 2021, 17:26
An: museum@swinmark-grenzlandmuseum.de
LS
Heute, den 08.12.2021, habe ich mit meinem Wohnmobil Ihr Museum besucht. Leider war es geschlossen. Ich beschloss, die Nacht an diesem schönen Ort zu verbringen und fuhr auf die Wiese hinter dem Museum in der Nähe des Wachturms, überzeugt, dass der Parkplatz dort war. Dumm. Dumm. Dumm!
Zu spät fand ich heraus, dass ich falsch gehandelt hatte, aber der Schaden war bereits angerichtet. Mit meinem Camper habe ich tiefe Rillen in den Rasen gemacht. Das tut mir sehr leid und ich entschuldige mich aufrichtig. Ich hoffe, Sie können mir die Dummheit eines gedankenlosen niederländischen Touristen verzeihen.

Zurück in der Zeit

Ik trek de handrem aan en zet de motor uit op de parkeerplaats van de Gedenkstätte Deutsche Teilung. Of de GŰSt Marienborn, zo u wilt. Of Grenzübergang Helmstedt. Allemaal goed. Ik blijf even achter het stuur zitten en ga terug in de tijd. Ver terug in de tijd.

‘Je moet onze paspoorten afgeven’, zegt Nel terwijl ze me de documenten aanreikt. ‘Kijk, dat vragende handje achter dat luikje.’
‘Ok. En dan?’
‘Dan gaan ze in een bakje en over een soort lopende band naar dat hokje even verderop. Dat heb je bij die auto voor ons toch gezien? Zit je te slapen of zo?’
Nee, ik zit niet te slapen. Ben wel heel erg onder de indruk van alle grensformaliteiten hier bij Helmstedt. We zijn op weg voor een lang weekeinde in Berlijn. Berlijn, de westerse enclave in de DDR, alleen maar te bereiken via deze grensovergang, met daarna de zogenaamde Korridor, honderdtachtig kilometer snelweg dwars door Oost-Duitsland.
‘Hallo!’
Ik schrik op. ‘Je mag oprijden naar het volgende hokje hoor. Kijk, weer een handje.’ We zijn toch wel een beetje gespannen als ik langzaam naar dat hokje rijd. Slaat nergens op natuurlijk. Heel veel toeristen passeren hier de grens. Maar zo’n eerste keer…
Vanachter het dikke glas worden we streng bekeken, krijgen een stempel in ons paspoort en mogen weer een stukje oprijden. Overal zie ik zwaar bewapende grensbeambten. En soldaten met strak aangelijnde honden. Om het ijs te breken, wijs ik Nel op die honden: ‘Kijk nou: allemaal blaffende en kwijlende herdershonden. Duitse herders natuurlijk. En al die bezitters van zo’n herdershond maar beweren dat het zulke goedaardige dieren zijn. Ja ja. Waarom lopen ze hier dan niet met gecoiffeerde poedels rond? Nou?’
Nel -zoals zo vaak- reageert niet eens meer op dit soort onzinnige opmerkingen, let wel op de aanwijzingen van de grenswachten en wijst me dat we in Reihe 5 moeten invoegen. Stukkie optrekken, stukkie stoppen, tergend langzaam komen we bij de eigenlijke controle. De motorkap moet open. De kofferdeksel moet open. De leuning van de achterbank moet naar voren geklapt. Dat laatste gaat niet zo eenvoudig bij een Eend, daar zal eerst alle bagage voor moeten worden uitgeruimd. Gelukkig wordt ons dat bespaard. Vier uniformen houden zich bezig met de controle. ‘Kijk Nel’, wijs ik haar op het vijfde uniform dat naar onze auto komt, ‘kijk: hij heeft een stok bij zich met op het eind een spiegel. Gaat-ie zeker mee controleren of er een verstekeling onder onze auto hangt!’ Ik meende het niet, stak er de draak mee, maar de onderkant van onze lame Ente wordt inderdaad geïnspecteerd.
En dan -als alles in Ordnung blijkt te zijn- mogen we Oost-Duitsland in. Via die Korridor dus. Met afslagen waar je niet af mag. Waar militaire voertuigen staan. Met grote wachttorens onderweg. Met enorme zoeklichten. De Korridor, de navelstreng tussen het vrije westen en de sociaal-democratische republiek.

‘Eigenlijk nog best meegevallen, die hele grensovergang’, zegt Nel als we eenmaal waggelend richting Berlijn rijden. ‘Anderhalf uur. Ik heb verhalen gehoord, dat mensen wel zes uur oponthoud hadden. Maar wel een hele belevenis. Apart.’
Ja’, geef ik toe, ‘en over vijf dagen weer. Als we terug naar huis gaan. Kijk er nu al naar uit.’
‘Hm’

BEWEGENDE BEELDEN

13 augustus 2021
Grenzdenkmal Hötensleben

Omgeploegd… #2

Von:museum@swinmark-grenzlandmuseum.de
Zu:  frits@mahn.tv   Kopie  D.-Wilhelm Ritzmann

Hallo Herr Mahn,
Vielen Dank für Ihre ehrliche Rückmeldung!
Wir werden uns den Schaden ansehen, so schlimm wird es schon nicht sein, gegebenenfalls wird sich unser Direktor Herr Ritzmann bei Ihnen melden. Wir hoffen, Sie hätten trotzdem einen schönen Urlaub und besuchen uns beim nächsten Mal.
Unser Museum ist nur an den Wochenenden oder nach Vereinbarung geöffnet.

Mit freundlichen Grüßen
Horst Griebel

Dampfzug

Zuidelijker rijdend zie ik het landschap veranderen: van vlak met akkerland naar heuvelachtig. Ik ben dan ook in de Harz aangekomen en op weg naar Wernigerode, aan de voet van de Brockenberg. Vanuit dat stadje vertrekt namelijk een Dampfzug over een historisch smalspoor naar de top van de berg.

Voor een tientje per uur ga je in tweeëneenhalf uur puffend en rookpluimend naar boven en in diezelfde tijd weer terug naar das Bahnhof in Wernigerode, gezeten in een ouderwetse wagon op van die ouderwetse, harde, dus ongemakkelijke bankjes. Maar het loont, want wat is het mooi!
Tenminste, zolang we door het loofbomengebied rijden, maar eenmaal hoger op de berg in de naalbomenzone wordt het een trieste zaak. Links en rechts dode naaldbomen. Links en rechts hele stukken kale berg met zwarte stronken. Mijn Duitse medepassagiers wijzen elkaar met ontzetting op het voorbijglijdende landschap: ‘Schrecklich! Ach mein Gott! Sie das an!
Zure regen is onder andere de oorzaak van deze ontbossing, maar de grootste boosdoener is de schorskever. Dit insect met een doorsnede van een paar millimeter wurmt zich in grote getale onder de naalboomschors en is verantwoordelijk voor de aangerichte schade. ‘Die verdammte kever vreet onze hele Harz op!’, hoor ik achter me zeggen.

BEWEGENDE BEELDEN

Ik hoor nog meer in mijn wagon.
Schuin tegenover me zit een ruim bejaard echtpaar. Hij zit voor het raampje, maar lijkt nauwelijks geïnteresseerd in het landschap. Of het komt niet meer bij hem binnen, want z’n blik staart in de verte. Zijn vrouw is nog actief. Stoot hem aan, wijst naar buiten en toetert in z’n oor. Hij reageert nauwelijks.
Tegenover dit echtpaar zit een eveneens bejaarde Engelsman. Regelmatig wordt er in de trein informatie omgeroepen en ik zie aan zijn gezicht dat hij er geen lor van verstaat. Hij buigt zich voorover naar het Duitse echtpaar en vraagt of ze Engels spreken. Als door een wesp gebeten, veert de vrouw op en reageert: ‘Englisch? Aber nein! Um Gotteswillen! Nein! In de laatste oorlog is ons dorp twee keer door Engelse vliegtuigen gebombardeerd, dus Englisch? Nie!
De Engelsman kijkt na deze uitval vragend in mijn richting en ik ben natuurlijk niet te beroerd (…) om dat Duits even te vertalen. ‘Twee keer gebombardeerd?’, reageert hij laconiek, ‘daar hadden we destijds toch wel een hele goeie reden voor dacht ik zo!’
Ik schiet in de lach en met een ‘Vertaal dat maar niet voor die twee’, pakt hij zijn spulletjes op en gaat ergens anders zitten.

14 augustus 2021
Schutzbecken Kalte Bode

Conditie?

Eigenlijk is het één groot openluchtmuseum, daar in Sorge (denk Arnhem; denk Zuiderzeemuseum, maar dan kostenlos). Aan de rand van het grote terrein is een behoorlijk grote parkeerplaats met informatieborden. Er zijn wandel/fietsroutes uitgezet die je langs alle bezienswaardigheden voeren, die herinneren aan de voormalige Innergrenze. Ik zet m’n bussie op de verder verlaten parkeerplaats en besluit het grote rondje van acht kilometer te fietsen, want elektrisch toch?

Dus gaat de fiets van de drager, dus volg ik de aangegeven route, dus (…) word ik al na een paar honderd meter er pijnlijk aan herinnerd dat ik me in de Harz bevind. En het rijdt al niet zo soepeltjes: in plaats van mooie fietspaden zijn er twee smalle rijen betonplaten met gaten en daartussen een strookje gras. Maar dat ben ik inmiddels gewend in deze grensstreek. Wat me opbreekt, zijn de hellingen. Die zijn steil, steiler, steilst. En ik overdrijf niet: met de ondersteuning op turbo en de versnelling op standje 1 (nog nooit gebruikt) trap ik me helemaal wezenloos tegen zo’n helling op. Tevergeefs: ik kan trappen wat ik wil, maar ik val domweg stil en ga bijna onderuit. Hijgend als een karrepaard loop ik -fiets aan de hand- naar boven. Een klein stukje min of meer vlak en dan weer zo’n helling… Het blijft maar stijgen en ik krijg er zo langzamerhand genoeg van en besluit om te keren en terug te gaan naar m’n bussie. Alsof dat zo’n pretje is: vol in de remmen bereik ik de parkeerplaats. Drie kilometer omhoog, drie kilometer terug. Hoe laat stapte ik ook alweer op de fiets? Was dat niet tegen tienen? Ik kijk op mijn horloge: twaalf uur! Dacht dat ik thuis wat conditie had opgebouwd, maar dat valt hier vies tegen.

De parkeerplaats is inmiddels volgestroomd met dagjesmensen*). De fiets gaat weer op de drager (was die gisteren nou ook zo zwaar?), ik maak een kop sterke koffie, eet twee Pfundsschnitten roggenmischbrot mit Leberwurst und knapp danach ein Uilchen…

BEWEGENDE BEELDEN

15 augustus 2021
Grenzmuseum Sorge

*) In de vooravond zijn de dagjesmensen allemaal vertrokken en heb ik das Reich wieder ganz alleine.

Een flinke stap

Zo dicht bij de Deutsche Innergrenze heb ik nog niet overnacht.
Bij de schitterende camperplaats van het Grenzmuseum Schifflersgrund in Eichsfeld staat m’n bussie nog net in Hessen (de BRD). Doe ik vanaf mijn trapje niet eens zo’n flinke stap naar voren, dan sta ik -midden in de bosjes weliswaar- in Thüringen, de voormalige DDR. Bizar.

 

En wat maakt dit museum zo bijzonder?
Net als in de vele andere musea die ik bezocht staat ook hier een wachttoren. Is er een origineel stuk hek met veel vluchtverhalen. Zijn er talloze foto’s, diarama’s en films. Maar boven op dat alles herbergt dit museum een enorme hoeveelheid historische (gevechts)voertuigen en helikopters. Eén zo’n helikopter mag je zelfs van binnen bekijken, de rest staat allemaal keurig achter een afzetting, voorzien van waarschuwingsbordjes, dat het betreden verboten ist en dat er videobewaking is. Niet voor die ene Groβvater, die zijn kleinzoon onder het touw laat doorkruipen, hem in de deuropening van de helikopter regisseert en dat ventje vervolgens op de foto zet…

BEWEGENDE BEELDEN

Schitterend museum dus; het mooiste dat ik tot nu toe bezocht heb.

Vergeten (nou ja, vergeten) is dan ook het elektraprobleem van gisterenavond.
Vergeten, dat alle ‘binnenstroom’ weer voor de zoveelste keer plat ging.
Vergeten, dat ik -tegen beter weten in- een stuk ging rijden om de accu op te laden. Onzin: die accu is helemaal vol. Maar ja, je doet wat in je technische onschuld.
Vergeten ook, dat ik na een uur nog geen resultaat had en eindigde op de grote, lege parkeerplaats van de Lidl en de Netto, waar ik onder een lantaarnpaal parkeerde om binnen nog wat licht te hebben.
Voor het gemak ook maar vergeten, hoe ik me vanmorgen bij het licht van m’n zaklantaarn met een flesje bronwater een poezenwasje heb gegeven.

Twee positieve dingen leverde dit ongemak dan weer wel op: ik liep om zeven uur al met m’n boodschappenkarretje door de Lidl en na een kwartiertje rijden floepte alle binnenelektra weer ‘spontaan’ aan. Snapt u het, snap ik het. Willem -straks terug in Nederland- hopelijk wel. En verder: het is vervelend en af en toe behelpen, maar ik lig er niet wakker van. Er staat zoveel moois tegenover.

16 augustus 2021
Grenzmuseum Schifflersgrund

Helemaal alleen?

Eén van mijn thuisfronten stuurt me een app:

Ook deze reis langs het IJzeren Gordijn volg ik je met belangstelling. Heerlijk weer om alles te lezen. Maar had jij niet besloten voortaan alleen nog maar solo te reizen? Nu zie ik op alle overnachtingsfoto’s steeds een tweede camper bij jou staan. Ws een omgebouwde ambulance. Reis je nu toch samen met een ander? Hoe zit dat?

Eh… naïef of humor?

René

Als ik m’n bussie bij het Museum Schifflersgrund voor de nacht heb geparkeerd, zet ik met mijn hydraulische steunen mijn huis-op-wielen waterpas. Vanuit mijn ooghoek zie ik een man die handeling vol belangstelling gadeslaan. Als ik bezig ben een kop koffie te maken, meldt-ie zich met een vriendelijk ‘Hallo’ bij m’n deuropening.
‘Neem me niet kwalijk dat ik u stoor’, begint-ie, ‘mijn naam is René. Ik zag u hier aankomen en uw Wohnmobil waterpas zetten. Ik ben Techniker en erg interessiert. Mag ik even kijken?’

Natuurlijk mag hij dat. Binnen de kortste keren ligt hij half onder m’n bussie en slaakt bewonderende kreten. ‘Dat is wel wat anders dan mijn caravan even verderop’, verzucht-ie, ‘maar die is dan ook net zo oud als ik: veertig jaar. En helemaal met de hand gemaakt. In de DDR, ja ja. En nog helemaal prima in orde hè?’

Hij komt uit Dresden en de reden dat hij uitgerekend dit museum bezoekt, is vanwege zijn opa, die hier aan de Grenze gewerkt heeft. ‘Als Oost-Duitse Arbeiter’, voegt hij er trots aan toe. ‘Van hem hoorde ik altijd verhalen over de grensbewaking en dat wilde ik met eigen ogen zien. En zo leuk: op een van de fotopanelen binnen staat hij afgebeeld. Mijn opa dus, hè? Ben zo trots op hem. Ja, ik zie u nu wel vreemd opkijken (ik was het me niet bewust) dat ik zo stolz ben op mijn Groβvater, maar dat moet u anders zien. Tot mijn twaalfde heb ik de scheiding tussen oost en west meegemaakt. Toen viel de Muur, maar eh…’

Ik maak van zijn adempauze gebruik om hem in de rede te vallen: ‘Ik vermoed, René, dat u zo’n Ossie bent, die stiekem terugverlangt naar de tijd voor de Wende.’

René denkt even na. ‘Terugverlangen? Terugverlangen is een groot woord, maar we hadden het destijds niet slecht. We hadden allemaal werk. En gratis gezondheidszorg. En gratis onderwijs. Kom daar nu eens om…’

‘En het communistische systeem, René, had je daar ook vrede mee?’

‘Wat ik al zei: je had het niet slecht als je tenminste met dat systeem meeging. Als je er geen kritiek op had. Had je dat wel, ja…’

Vanaf hun caravan roept zijn vrouw hem.

‘Entschuldigung, we zijn klaar om ab zu reisen. Nog een goede reis enne… als je zo geïnteresseerd bent in het Oostblok ga dan ook eens naar Dresden. Prachtige stad. Twee keer gebombardeerd door de geallieerden. En moet je de stad nu zien: wunderbar!’

Zijn vrouw wordt ongedurig en roept hem nog een keer.

Een kwartiertje later vertrekt-ie, toeterend en zwaaiend. Met z’n veertigjarige DDR-Wohnmobil. Terug naar Dresden. Wunderbar.

Museum müde

Misschien hebben de lezers van mijn stukjes dat ook wel: ik word een beetje museum-moe. Als ik parkeer bij het felblauwe gebouw van het Grenzmuseum Rhön Point Alpha denk ik: het zoveelste Grenzmuseum? Hoeveel heb ik er al niet bezocht? Voor de zoveelste keer etalagepoppen in uniform? Weer grenspalen, waarschuwingsborden, uitgebreide verhalen op tekstpanelen, foto’s, films, wapens en wat al dies meer zij?

‘We weten het nog niet hoor’, zegt het Duitse echtpaar dat hier ook met hun camper is aangekomen, ‘we weten nog niet of we straks om tien uur wel naar binnen gaan. We komen vanaf Lübeck en hebben al zoveel musea bezocht. Kijk, een stukje verderop staat nog een wachttoren. Kun je dus naar toe wandelen. Zegt mijn man: alweer een wachttoren? En u? Wat doet u?’

Niks dus. Ik neem wat foto’s, maak een kop koffie en -net als het echtpaar dat even daarvoor deed- vertrek ik weer. Museum müde dus.

17 augustus 2021
Camperplatz Themar

Wat wil een mens nog meer?

Ik sta te kletsen met campergenoten. Zij trekken rond in een twintig jaar oude Volkswagen California met zo’n hefdak en ze bewonderen mijn bussie en de uitrusting. Wijzend op hun eigen campertje zeg ik het een schatje te vinden. ‘En ach,’ voeg ik er aan toe, ‘wat wil een mens nog meer?’
‘Een toilet!’, reageert de vrouw onmiddellijk, ‘een toilet. Dat hebben we niet. We overnachten voornamelijk ‘in het wild’ en ik zit dan ook altijd en overal buiten in de bosjes mijn behoefte te doen. Ook ’s nachts hoor. Ik heb speciaal zo’n hoofdband gekocht met een lampje er in en als ik dan ’s nachts…’
‘Hou’ op!’, zeg ik, ‘ik krijg beelden door…’

Kees en Marjan

Aardige lui, het echtpaar dat met hun super-de-luxe Carthago tegenover me staat. We bekijken elkaars camper, we kletsen wat en wisselen reisverhalen uit. Als mijn elektraprobleem ter sprake komt, ontpopt Kees zich als een man die er verstand van heeft. En niet zo’n beetje. ‘Je hebt zo te horen helemaal geen probleem met je accu’, constateert hij nuchter. ‘Ik denk dat het een kwestie is van een los draadje ergens, dus dat wordt zoeken waar dat is. En daarom loopt je accu ook langzaam leeg.’ ‘Maar m’n accu is juist bommetje vol’, werp ik tegen, ‘13,1 geeft het metertje aan, dus dat kan het niet zijn.’ Marjan, die er ook al verstand van heeft, reageert door een A4-tje te pakken en legt uit: ‘13,1? Kijk eens naar deze tabel. Een lithiumaccu is bij 13,1 nog maar voor 40% geladen. Wist je dat niet?’ Nee, dat wist ik niet, bovenop zoveel andere zaken die ik niet weet of niet begrijp. Leermomentje?

Samen met Kees loop ik naar m’n bussie. Hij legt me het een en ander haarfijn uit, stelt vast dat ik geen walstroom heb omdat m’n euro in de automaat is opgebruikt, controleert het een en ander, stelt dingen voor me in en gaat tevreden terug naar zijn eigen camper als hij ziet, dat alles naar behoren werkt. ‘Stop nog maar een euro extra in de automaat’, adviseert hij, ‘hou’ het metertje in je bus in de gaten enne… berg dat Nespresso-apparaat maar op, want dat vreet stroom.’

Die Kees. Lost in een middagje mijn elektraprobleem op. Toch?

Das Ziel erreicht

Nou, ik ben er hoor: het eindpunt van mijn tocht langs de ehemalige innerdeutsche Grenze is bereikt. Daar staat m’n bussie dan: bij het Dreiländereck, twee kilometer voorbij het plaatsje Prex.

Ik had me er eerlijk gezegd meer bij voorgesteld: als ik het bordje volg, eindigt het smalle bospaadje na 300 meter bij zo’n slalomhek voor wandelaars. Ik stap uit en kijk speurend om me heen of er misschien meer te zien is. Nee dus. Ganz nichts. Ze moeten maar eens bij ons in Zuid-Limburg komen kijken, die Duitsers. Kunnen ze zien wat wij van zo’n drielandenpunt maken. Hoewel, de eerlijkheid gebiedt me te zeggen, dat ik meer gecharmeerd ben van deze plek. Absoluut niet commercieel dus en dat is bij ons wel even anders.

Met wat moeite keer ik m’n bussie (zes keer voor- en achteruit steken) en rijd de weg weer op. Het einddoel bereikt dus. En sneller dan ik thuis had bedacht. In krap twee weken reed ik van Lübeck tot hier. Nergens langer dan een nacht gebivakkeerd, veel musea bezocht, regelmatig de fiets gepakt en alles op m’n dooie gemak gedaan. Zo bezien heb ik nog lang gedaan over die dikke veertienhonderd kilometer van noord naar zuid.

Terug in Prex zoek ik een overnachtingsplek.
Als ik links van me Cafe-Gaststätte Dreiländereck ontwaar, lijkt me dat wel een toepasselijke plek om te overnachten. Er hangt een bordje aan de voorgevel: uitsluitend parkeren voor gasten. Ik verklaar mezelf onmiddellijk tot gast en parkeer voor de deur. Niet dat ik hier vanavond zou kunnen eten, want -hoor ik van de buurman- het pand staat al dik twintig jaar leeg. Da’s te zien ook: met links en rechts fraaie huizen staat deze Gaststätte hoog op de nominatie om gesloopt te worden. Het deert me niet, want het is een mooie afsluiting van mijn route. En kijk: na de hele ochtend in de druilerige motregen te hebben gereden, klaart het nu op en breekt er zelfs een mager zonnetje door.

18 augustus 2021
Prex

Verder oostwaarts

Toch maar de tip gevolgd van René, de Ossie die een poosje geleden zo onder de indruk was van mijn hydrauliek: ‘Als je zo geïnteresseerd bent in het Oostblok ga dan ook eens naar Dresden.’ Ach, ik ben toch ‘in de buurt’ en ik koppel er meteen maar een ruim rondje Ertsgebergte aan vast.

‘Weet je wat?’, moet August Horst in 1904 gedacht hebben, ‘de tijd lijkt me rijp om een autofabriek op te starten, hier in Zwickau. Hij ontwierp een luxe auto en na lang en diep nadenken (…) noemde hij die auto een Horch. Toen dat allemaal een beetje liep, bedacht hij voor de iets minder kapitaalkrachtige Duitser de goedkopere Wanderer. Hij bleek een creatief mannetje, want weer later kwam hij op de proppen met de Audi. Maar vanaf 1949, toen de DDR ontstond, was het gedaan met die luxe auto’s. In zijn fabrieken werden alleen nog maar goedkope en eenvoudige autootjes gemaakt, de Trabant.

Ik laat het August Horch Museum letterlijk links liggen, zo geïnteresseerd ben ik nu ook weer niet in auto’s. Ben al blij dat ik de saaie industriestad achter me kan laten. Het zal er mee te maken hebben, dat ik de voorbije twee weken volop door de schitterende natuur heb getuft, dat ik de overgang naar deze autostad zo opvallend vind.

En het blijft zo. De wegen zijn behoorlijk saai, met links en rechts uitgestrekte graanvelden. De bebouwing is netjes, niks op aan te merken, maar ook niet om over naar huis te schrijven (doe ik het stiekem toch…). Heel af en toe zie ik nog iets uit het DDR-tijdperk: tussen de keurige woningen staan dan ineens nog van die fantasieloze, grauwe sovjet-woonkazernes. En -ongetwijfeld van dezelfde USSR-architecten- enorme leegstaande fabrieksgebouwen zonder kraak of smaak.

Nee, dan Meiβen. Het is de stad van de beroemde Porzellan Manufaktur en dat straalt de stad uit. Net als met de auto’s in Zwickau heb ik ook niks met die rococopoppetjes, maar wat is het er (toeristisch) gezellig. Zo begon het niet, want Claire-mijn-Garminnetje loodste me weliswaar keurig naar de binnenstad, maar -allemachtig!- wat een smalle straatjes. Wat een nauwe bochtjes! Voor mijn gevoel een dik uur (het zal maar een kwartiertje zijn geweest) stapvoets ik door het centrum op zoek naar een parkeerplaats. Als ik uiteindelijk opgelucht de handrem aantrek, heb ik klamme handen en een dito rug.

Na alle Biosphären Reservaten heeft het ook wel een keer wat, zo’n slenteringetje door de Altstadt. Drink ik lekker een espresso op een terras, eet ik Bratwurst mit Sauerkraut und Kartoffelpuree en word ik helemaal blij als ik het grote stedelijke parkeerterrein ontdek, gelegen aan de Elbe.

Jammer genoeg staat er op alle plaatsjes langs de rivier een lint van campers.

‘Haben Sie die Absicht ab zu reisen?’, vraag ik aan het seniorenstel dat bezig is hun stoelen op te bergen. Ik heb geluk. ‘In fünf Minuten’, is het antwoord, ‘ik geef u wel een seintje als we weg gaan. Kunt u mooi op ons plekje staan.’ En inderdaad fünf, nou ja zehn Minuten später, staat dat bussie van me midden in de stad aan de Elbe. Voor € 15 trek ik een 24-uur-geldende parkeerbon uit de automaat en maak een kop koffie. Normaal gesproken overnacht ik het liefst zo solo mogelijk. Dit is het tegenovergestelde. Maar wat sta ik hier mooi. Wunderbar!

.

19 augustus 2021
Meiβen

Ingrid

Als ik m’n bussie op slot zet en helemaal klaar ben voor een stadswandeling door Dresden, zie ik op dat moment aan de overkant van de straat een grote groep toeristen hun hotel verlaten. Op kop gaat een witgehemde gids met microfoon en zender, de leden van de groep hebben allemaal een oortje in. Ik verhoog mijn tempo om de groep in te halen. Aan de achteraan lopende vrouw -ik schat haar een jaar of dertig- vraag ik in mijn beste Duits of zij een stadswandeling gaan maken. ‘Stimmt’, zegt ze. ‘Und wie lange dauert das?‘, vraag ik. De vrouw trekt haar wenkbrauw op. Een man die voor ons loopt, draait zich half om en zegt in onvervalst Vlaams: ‘Een uur en een half’. Heb ik dat geluk: tref ik midden in Dresden een Belgische groep die een stadswandeling gaat maken. Met gids. Met uitleg dus. Ik verklaar mezelf onmiddellijk brutaalweg tot deelnemer van dit reisgezelschap en hobbel -met instemmend gegrinnik van de groepsleden- gezellig mee.

 

 Ingrid heet ze, de vrouw die ik als eerste aansprak en ze wordt zo’n beetje mijn privégids. Ze vat in het kort samen wat de gids in haar oortje toetert en vertelt ondertussen dat ze gisteren uit België zijn vertrokken, nu een korte tussenstop maken in Dresden en straks, ‘met een uur en een half’ dus, weer verder reizen richting Polen. Ik geniet en inhaleer deze prachtige stad met volle teugen. Twee keer tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog gebombardeerd, de hele binnenstad in puin, te vergelijken met Rotterdam in mei 1940. Maar na de oorlog bouwden ze Dresden weer prachtig op, en -hier gaat de vergelijking met Rotterdam mank- precies zoals de stad er voor de bombardementen uitzag. Historie in ere hersteld. Schitterend. Jammer, dat veel gebouwen door schuttingen en steigers aan het zicht onttrokken worden.

Zo’n beetje tegen de tijd dat het anderhalf uur voorbij is, verbaas ik me er over dat we nog niet aan de terugweg naar het hotel zijn begonnen. Waar m’n bussie dus staat. Ik deel mijn verbazing met Ingrid. ‘Maar we gaan helemaal niet terug naar ons hotel’, zegt ze. ‘Onze bagage zit al in onze reisbus en die staat hier vlakbij op ons te wachten. En dan gaan we meteen door naar Polen’.

Oeps, daar had ik niet op gerekend. Ik vraag Ingrid naar de naam van het hotel, bedank haar hartelijk voor haar hulp, knik de groep en de gids vriendelijk gedag en plof neer op het dichtstbijzijnde terras. En als ik de groep in de verte zie verdwijnen, nip ik al van mijn koffie, ondertussen nadenkend over de weg terug.

Dat viel mee. Ik hoefde maar drie keer de weg te vragen naar Hotel Maritim. En wat was ik blij dat ik dat bussie van me zag staan. En wat plofte ik met (licht)zure benen op m’n bankje. Want ja: een uur en een half en dan nog terug ook…

BEWEGENDE BEELDEN

20 augustus 2021
Dürröhrsdorf-Dittersbach

Vietnamese kletsmajoor

Ik heb tussen de middag bij de slager in Kaufland weliswaar al warm eten gekocht, hachee met gekookte aardappelen en zuurkool, lecker, maar als er tweehonderd meter van mijn overnachtingsplaats een Asian Imbiss staat, laat ik het geplande boterhammetje-met-kaas schieten en bestel ik daar een portie bami.

De morsige, wat oudere Vietnamees gaat voor me aan de slag. Hij zit duidelijk om een praatje verlegen en tussen het wokken door vraagt-ie me het hemd van het lijf. Zonder antwoorden te verwachten, ratelt hij maar door.

‘Waar komt u vandaan? Niederlande? Mooi land. Ik was daar in 1997. In Rotterdam. En twee jaar later in Amsterdam. Ben ik ook bij de rode lichtjes geweest, snapt u (knipoog, knipoog), bij de rode lichtjes hè? Dat kent u natuurlijk wel. Bent u vast ook geweest. U bent toch van die Wohnmobil hier achter me? Mooi. Mooi. En reist u alleen? Ja? Keine Frau? Helemaal alleen? Is dat niet vervelend? Nou ja, vrouwen genoeg hier in Duitsland toch? Ich meine (knipoog, knipoog) zo eh… unterwegs, niet waar? In de Wohnmobil, ja toch? Vrouwen genoeg toch? Enne… dat gaat allemaal nog wel op uw leeftijd? Ik ben zesenzestig en dat lukt allemaal nog prima, maar eh… u (knipoog, knipoog), geen pilletje nodig? Kijk, uw bami is klaar. Hot chilisaus erbij? Nee? Nou, dan wens ik u een smakelijke maaltijd, bleib gesund, goeie reis nog (knipoog, knipoog) en nog een schöne Abend.’

‘Eh… ja. Danke. Ebenfalls…

17+2

Ik heb ze niet allemaal gezien hoor, die zeventien torens die Bautzen rijk is. Ik vang ook geen glimp op van de twee gevangenissen die er moeten zijn, beiden zowel door de nazi’s als de Stasi gebruikt. Ik heb er ook niet naar gezocht. Als ein richtiger Kulturbanause doorkruis ik de stad, stop alleen even om een foto te maken van een straatnaambord.

 

 

Ooit was Bautzen namelijk de hoofdstad van deze streek en werd het voornamelijk bewoond door een Slavische minderheid, de Sorben. Alle straatnaambordjes herinneren daar nog aan, want allemaal tweetalig.

De brug naar Polen

Görlitz -prachtige stad- ligt precies op de grens met Polen. Het is vandaag niet bepaald druk op de voetgangersbrug die van Duitsland naar Polen voert. Normaal gesproken steken veel inwoners van Görlitz regelmatig de brug over om ‘aan de overkant’ boodschappen te doen. Veel billiger

Waar ligt Henriette?

Ik snap er helemaal niks van. Ben ik speciaal naar het Kloster St. Marienthal bij Ostritz gereden om daar het graf te bezoeken van de beroemde sopraan Henriette Sontag, kan niemand me vertellen waar dat is. Mooi kloostercomplex, dat wel, hoewel veel gebouwen hun oorspronkelijke bestemming hebben verloren: de voormalige koeienstal is een restaurant geworden, een ander gebouw wordt voor conferenties gebruikt, natuurlijk is er een Klosterladen met souvenirs en er is zelfs een soort B&B. Het komt allemaal een tikkeltje commercieel over. Alleen de kloosterkerk is open en dat graf (want daar kwam ik voor) is nergens te bekennen.

 

Ik kijk op de vele wegwijzertjes, ik vraag het diverse bezoekers, die me allemaal het antwoord schuldig moeten blijven. ‘Kunt u me zeggen’, vraag ik aan de balie van de kloosterwinkel, ‘kunt u me zeggen waar het graf van Henriette Sontag is?’ Ze trekt een verbaasde wenkbrauw op: ‘Nooit van gehoord. Een zangeres? Hier? Wacht, ik bel mijn chef even.’ Ook de chef weet van niks en dus verlaat ik onverrichter zake het complex, terug naar mijn op de parkeerplaats staande bussie.

Want eh… daar ging het me om natuurlijk. Bij zo’n klooster, had ik bedacht, is natuurlijk een mooie parkeerplaats, waar ik fijn kan overnachten. Neem ik een bezoek aan dat klooster op de koop toe. En die eh… Henriette? Nooit van gehoord! Interesseert me ook niet. Een fijne, rustige overnachtingsplek, daar ging het me om. En kijk: dat klopt dan weer wel.

BEWEGENDE BEELDEN

21 augustus 2021
Kloster St. Marienthal

Ontlading

Vanuit m’n bussie zie ik een vrouw van middelbare leeftijd met voorzichtige, kleine dribbelpasjes het parkeerterrein opkomen. Zij ziet mij niet of ze heeft geen idee dat in die Wohnmobil iemand aanwezig is.

Naast een van de geparkeerde auto’s blijft zij staan, kijkt schichtig om zich heen, laat razendsnel haar broek zakken en gaat naast het voorportier door de hurken. Opgeluchte ontlading, het straalt van haar gezicht af.

Ze haalt haar broek omhoog, kijkt nog even om zich heen en… loopt vervolgens naar haar eigen auto, die even verderop geparkeerd staat. Ze stapt in en rijdt weg.

Niet veel later arriveert het grijsgekuifde echtpaar van de ’toiletauto’. Nietsvermoedend dat naast zijn portier een paar minuten geleden een flinke plas is gepleegd (hij staat er nota bene middenin), stapt de man in en rijdt weg. Ik stel me dan maar voor, dat zijn vrouw na een poosje snuffend haar neus ophaalt en zegt: ‘Wat ruik ik toch, Hermann. Zo’n vies luchtje…’

Naar Děčín

En dan staat er ineens een bord, dat aangeeft dat ik in Tsjechië ben. Op weg naar Děčín zie ik vanaf dat moment in een taal waar ik niks van snap bewegwijzeringen en allerlei waarschuwingsborden met een hoog gehalte aan omgekeerde accent-dakkies. De radio wisselt van zender, juist op het moment dat het Tsjechisch nieuwsbulletin wordt uitgezonden. Fijn, ben ik weer helemaal op de hoogte… En Vodafone heet me hartelijk welkom in Tsjechië.

Ook de bebouwing verandert vrijwel onmiddellijk nadat ik de grens ben gepasseerd. Op weg naar die grens reed ik door de prachtige Zittauer Berge, passeerde ik stadjes als Oybin en Lückendorf. Toeristische kuuroorden, met veel prachtige hotels op de meest fraaie plekken. De natuur blijft onveranderlijk mooi, maar de bebouwing is hier grauw en grijs. Veel fabriekscomplexen, veel saaie woningen (waarvan er heel wat verwaarloosd of verlaten zijn). Alles overgoten met een smakeloos doe-maar-gewoon-sausje.

Het is maar een rondje van niks dat ik door dit land maak en binnen de kortste keren rijd ik Duitsland weer in. Precies bij de grensovergang stop ik voor een kop koffie. Ik kan het niet laten om weer aan het water te gaan staan. Aan de Labe om precies te zijn, want zo heet de Elbe in Tsjechië.

Festung? Pleite!

Een absolute toeristentrekker, de Festung Königstein.
Ik had beter moeten weten, toen ik daarheen navigeerde.

Een parkeergarage van stadse allure. Een terrein voor campers met een gepeperd tarief. Een groot restaurant. Een uit de kluiten gewassen souvenirwinkel. Maar bovenal -schrik op schrik- van die open, namaak elektrische stoomlocomotieftreintjes, al half bezet door van die gezellige Duitse gezinnetjes op hun dagje-uit. Pleite, so schnell wie möglich!

Altijd feest?

Vieren ze hier in deze streek het hele jaar door Sinterklaas?

Rijk stadje

Prachtig is het: het Elbsandsteingebirge, ook wel de Sächische Schweiz genoemd. En wat een fraai overnachtingsplekje, net buiten een van die vele lieflijke dorpjes. Zelfs onder een donkere hemel, waaruit zo af en toe het Gewitter losbarst.

 

22 augustus 2021
Reichstädt

Regen

Is er één reden waarom ik het Erzgebirgsmuseum in Annaberg-Bochulz zou bezoeken? Nou, het zijn er wel twee. Erstens doet de plaatsnaam me denken aan een lief thuisfrontje en zweitens is het miserabel weer. De hele afgelopen nacht regende het behoorlijk, vanmorgen werd ik wakker van de roffelende, dikke druppels op het dak van mijn ‘slaapkamer’ en de anderhalf uur rijden naar Annaberg stonden mijn ruitenwissers geen moment stil. Niks koffie op een terrasje dus. Niks slenteren door het gezellige centrum. Dit is weer om een museum in te duiken.

Ik parkeer naast de kerk, trek de rits van mijn jas tot onder mijn kin omhoog en stap uit. Als ik twee minuten later m’n bussie weer instap, bin ich durchwassernaβ nur alleine um hundert Meter weiter ein Parkschein aus dem Automat zu rücken. Snel dat museum in dus.

De deur is open, het loket onbemensd. Even verderop in de gang hoor ik stemmen. Ze kijken me wat vreemd aan, de mensen die daar rond de tafel zitten. ‘Kan ik u helpen?’, vraagt er een. ‘Ja’, begin ik, ‘het museum eh…’ ‘Das Museum ist leider geschlossen. Montag Ruhetag.’ Had ik dus gewoon op het bordje naast de deur kunnen lezen…

Dan maar -ik was het niet van plan- een bezoekje aan de kerk schuin aan de overkant. Een kerk met een heuse, moderne informatiebalie, waar drie aanwezige medewerksters me door elkaar heen informatie verschaffen over de mogelijkheden van mijn bezoek. Ik mag gratis de kerk bekijken, maar dan alleen de eerste tien meter tot aan de afzetting. Voor € 4 mag ik voorbij die afzetting, voor nog eens € 4 mag ik fotografieren en voor weer € 4 extra krijg ik uitleg van een gids. Ik volsta met het betalen van € 4 om door de hele kerk te mogen lopen. Als ik voor de afzetting sta, komt een van de drie vrouwen van de infobalie het koord voor me openen.

Frau Lennert (lees ik op haar badge) begint van alles te vertellen over het plafond, wijst daarna op het altaar en geeft uitgebreide informatie. Als ze even een adempauze neemt, zeg ik haar niet voor een rondleiding te hebben betaald. ‘Weet ik toch?’, is het antwoord, ‘maar u komt helemaal uit Holland, speciaal voor onze kerk neem ik aan, en u bent op dit moment de einzige Besucher, dus. En foto’s maken? Ga gerust uw gang hoor.’ Hab’ ich das? Ben helemaal niet geïnteresseerd door wie en wanneer het plafond ontworpen is. En dat altaar? Mooi hoor. Maar jaartallen? Boeiend… En ze gaat maar door, neemt me mee langs alle eerbiedwaardigheden (Jesaja 11, vers 2, snapt u?) en vertelt en vertelt. Ik luister uiteraard aandachtig (…), maar ben opgelucht als ze haar verhaal besluit met: ‘Dat was het. Heeft u nog vragen?’ Nee hoor, Frau Lennert, die heb ik niet. Ik bedank haar voor de duidelijke uitleg, waarvan ik nog geen tiende verstaan, laat staan begrepen heb. ‘Geen dank hoor. Graag gedaan. En vergeet niet straks ook de toren te beklimmen. De ingang is um die Ecke.’

En ik doe het nog ook. Best wel leuk eigenlijk, met onderweg op iedere verdieping allerlei tentoonstellinkjes en helemaal boven een vrouw achter een tafeltje die me voor € 2 een kaartje verkoopt om naar buiten te mogen, waar ik het ‘prachtige stadspanorama kan bewonderen’. Ze meende het nog ook, denk ik, als ik op de torentrans in de regen om me heen kijk en slechts grauwheid zie.
Zo’n dag dus. Maar ik moet vooral niet zeuren: sinds ik ben vertrokken, is dit de eerste verloren (?) regendag. Das mag doch keine Name haben?

Ganzenboezem

Om mezelf lekker te verwennen op zo’n troosteloze regendag, stop ik tegen twaalven bij Landhotel & Gasthof Osterlamm. Het restaurant is Duits-oubollig: witte, grof gepleisterde muren met een havermoutstructuur. Op die muren hertengeweien in alle maten en de nodige platgewalste bosdieren. Op de tafels keurige geborduurde kleedjes, een stenen peper- en zoutstel met bloemmotiefjes en een dito kaarsenstandaard. Om me heen gezapig kauwende gasten.
Een fris en jeugdig Dirndlekostuumpje (maar dan zonder de gebruikelijke zware boezem) trippelt naar mijn tafel toe, steekt de kaars aan en geeft me de menukaart. Ik neem het er van en bestel de knusprige Gänsebrust aus dem Ofen ‘erzgebirgisch’ mit Beifuβsoβe, Klöβen und Rotkohl.

Na de maaltijd vraag ik of het hotel ook een eigen parkeerplaats heeft voor de gasten en of ik daar met mijn Wohnmobil mag overnachten. ‘Die is er’, zegt het Dirndeltje, ‘ik wijs het even aan. Kom.’ We lopen in de stromende regen naar buiten en ze wijst me op een groot stuk asfalt, naast een voetbalveld. ‘Daar mag je staan en slapen.’ ‘Dank je wel, Nicole.’ ‘Graag gedaan, Frits, mit S am End!

23 augustus 2021
Waschleithe

Stellplatz

Wohnmobilstellplatz Thierstein.
Geen kantoortje, geen receptie, wel een vriendelijke medecamperaarster, die me duidelijk maakt wat de bedoeling is als ik wil overnachten: ‘Je stopt zes euro in de automaat en met het Parkschein mag je vierentwintig uur blijven staan.’ Ik zie stroomaansluitingen. ‘Werkt dat ook met muntjes?’, vraag ik. ‘Welnee’, zegt ze, ‘dat is inbegrepen in die zes euro.’

Binnen de kortste keren sta ik op Stellplatz 11 (het getal is zuiver toeval), is mijn drinkwatertank weer tot de nok gevuld en heb ik de ‘walstroom’ aangesloten. In het tweehonderd meter verderop gelegen ‘centrum’ van Thierstein koop ik in de enige winkel die het dorpje rijk is twee warme stukken Flammkuche en een bakje Herringsalat.

Halverwege de middag is mijn huishoudaccu weer voor 100% vol en zijn alle losse apparaatjes en accu’s weer volledig opgeladen. Ik vul een tasje met toiletspullen en neem een douche. ‘Ein Euro für zehn Minuten’, had de uitlegdame verteld. Nou, dat kan wel lijden, bovenop het overnachtingstarief hier…

24 augustus 2021
Wohnmobilstellplatz Thierstein

Hessssst

’t Is maar een klein stukje om, maar met mijn geschiedenisafwijking reden genoeg om naar Wunsiedel te rijden. In die plaats is namelijk een kerkhof met een bijzonder verhaal.

Even flink wat jaren terug in de tijd.

Rudolf Hess, de rechterhand van Adolf Hitler, was in 1946 bij het Neurenbergproces tot levenslang veroordeeld en overgebracht naar de Spandau gevangenis in Berlijn. In 1987 pleegde hij daar zelfmoord. Zijn lichaam werd door de familie begraven op het protestantse kerkhof in Wunsiedel. Tegen de zin van het gemeentebestuur overigens, want men vreesde dat hun stad een bedevaartsoord zou worden voor neonazi’s.

 

Die vrees bleek niet ongegrond: jaarlijks werd er een herdenkingsmars voor Hess gehouden, tot dit in 2005 werd verboden. Ondanks dit verbod bleven rechts-extremisten daarna nog steeds het kerkhof bezoeken. In 2011 werd vanwege het verlopen van de grafrechten het graf van Hess geruimd. Zijn stoffelijke resten werden gecremeerd en boven zee uitgestrooid. In 2014 hebben inwoners van Wunsiedel de jaarlijkse treurmars veranderd in ‘de onvrijwilligste sponsorloop van Duitsland’. Onder het motto ‘Rechts gegen Rechts’ is het demonstratietraject nu met vrolijk gekleurde en van satirische teksten voorziene banners aangekleed en wordt er per gelopen meter tien euro aan Exit Deutschland gedoneerd, dat zich inzet om neonazi’s uit het rechts-extreme milieu los te weken.

Tot zo ver dit schoolmeesterige geschiedenislesje.
Terug in het heden: het is deze maanden volop verkiezingstijd in de Duitse deelstaten. Van Wunsiedel zelf zie ik niet zoveel, want ik rijd er in een dikke mistdeken doorheen, maar die levensgrote verkiezingsaffiche met de tekst: Neonazi’s töten bij het binnenrijden van de stad is niet te missen…

25 augustus 2021
Stübig

Deet: out of date?

En dan is het zomaar ineens weer een heerlijk stralende dag. Zo stralend, dat ik besluit lekker buiten in m’n blote bast in het zonnetje te gaan zitten. Ik pak mijn stoel en voetenbankje vanonder het bed vandaan (heb ik die toch niet voor niks meegenomen) en ga tussen m’n eigen bussie en dat van de ambulancecamper in de flipstand. Twee minuten. Twee minuten heb ik rust en dan zetten de eerste dazen hun landing op mijn lijf in. Geërgerd spring ik op en ga zo snel mogelijk naar binnen (‘vluchten’ vind ik meteen weer zo’n groot woord).

Uit het ‘medicijnkastje’ pak ik het bakje met anti-alles-wat-vliegt. Ha! Een spuitbus citronella, dat zal ze leren! Als ik op het knopje druk, komt er alleen maar lucht uit. Leeg dus. Waarom stond die daar nog?
Maar kijk: in hetzelfde bakje vind ik ook een klein flesje Deet. ‘Zo’, denk ik, ‘dat is oud. Volgens mij aangeschaft voor mijn reis door Eurazië en dat was in eh… 2018 toch?. Nou ja, smeren maar.’

Vier minuten blijven de dazen deze keer weg en dan zetten ze wederom de aanval in. Heeft dat Deet ook een houdbaarheidsdatum? Weet ik niet. Heb ik niet voor doorgeleerd. Onderop het flesje staat een stempeltje: EXPIRE MEI202… Jammer. Uitgerekend het laatste cijfer is weggevaagd.

Maar eigenlijk had ik het kunnen weten natuurlijk. Die houdbaarheidsdatum slaat nergens op, want ik ben immers in Duitsland? Ik heb toch te maken met Duitse dazen? En iedere rechtgeaarde Hollander weet: de strijd tegen Duitse Dazen is pas gespeeld als het laatste fluitsignaal heeft geklonken. Ben ik er dan tóch ingetuind? Ben ik er dan tóch ingetuind?*)

*)
Vrij naar de beroemd geworden uitspraak van sportcommentator Herman Tjuiphof **) tijdens de WK-finale West-Duitsland-Nederland (2-1) in 1974 toen Gerd Müller voor Duitsland het beslissende doelpunt scoorde.

**)
In die jaren speelde bij Feijenoord de Zweedse speler Ove Kindvall, door Herman Kuiphof in zijn commentaar consequent (en waarschijnlijk terecht) Tjiendvall genoemd. Veel mensen verbasterden de naam Kuiphof daarna tot Tjuiphof.

BEWEGENDE BEELDEN
(bron: Draadstaal, bij het overlijden van Herman Kuiphof)

Wissel(toe)vallig

‘Fette dicke Regenwolken’ meldt Antenne Bayern ieder half uur bij het weerbericht, ‘mit Temperaturen tussen 14 en 19 graden’. Het was uitzondering hoor, gisteren, toen het heerlijk zonnig was. Nu zwiepen de ruitenwissers weer gestaag heen en weer, soms op dubbele snelheid. Zum kotzen! Is het toeval, dat ik midden in zo’n hevige bui door het dorpje Kötch rijd?

Is het toeval, dat ik rond Würzberg een stukje de romantische Straβe volg en dat het stopt met regenen? Romantiek en regen, dat past immers niet bij elkaar? Als dan ook nog het (magere) zonnetje doorbreekt, ben ik weer helemaal tevreden.

Maar -ik verzin het niet- bij het dorpje Nässig betrekt het weer en binnen de kortste keren valt er uit het loodgrijze wolkendek weer zo’n oerdegelijke, Duitse plensbui. Hoezo, wisselvallig?

26 augustus 2021
Gönz

Klein tikkie

Nadat op de eerste vakantiedag bij Buscamper in Culemborg een fietsendrager op m’n bussie was gemonteerd, merkte ik bij de eerste de beste keer achteruit rijden dat de parkeerwaarschuwing niet meer werkte. Afgedekt door de fietsendrager? Of vergeten aan te sluiten? Straks terug in Nederland moet ik maar even langs Culemborg voor uitsluitsel. Het is wel een gemis en vervelend.

Vervelend is het zeker als ik op het overvolle parkeerterrein schuin achteruit moet steken, dat heel voorzichtig doe, kijkend op mijn achteruitrijdmonitor en dan toch een klein tikkie voel. Ik verwens mezelf hartgrondig, zet m’n bussie aan de overkant van de straat en loop terug om de schade op te nemen.
Ik bekijk de dikke, zwarte BMW, die van mij een kusje heeft gekregen nauwkeurig en kan slechts een minimaal veegje ontdekken vlak naast en onder zijn linker koplamp. Op een holletje komt er een jongeman aangelopen, die al op een paar meter afstand jammerend roept, dat zijn auto ‘nur acht Wochen alt ist’. Net als ik bekijkt hij het koetswerk nauwkeurig, stelt vast dat het bijna niks voorstelt en raapt en passant het plastic kapje en lampje van mijn kentekenplaatverlichting op. Dat is dus de boosdoener van het veegje.
Hij is niet boos en ook de collega waarmee hij in het restaurant koffie dronk en die zich bij ons voegt, bagatelliseert de ‘aanrijding’. Maar toch. De jonge vertegenwoordiger legt uit dat de BMW van de zaak is. Dat-ie het verplicht moet melden bij de verzekering. En dat-ie ook de politie moet inschakelen. Met mijn mouw wrijf ik het veegje grotendeels weg. Een klein krasje blijft achter. Maar -auto van de zaak hè?- binnen de kortste keren staan we het aanrijdingsformulier in te vullen en komen er ook nog twee politieagenten polshoogte nemen. Als alles in Ordnung is, nemen we bijna vrolijk afscheid van elkaar. ‘Eind december’, zegt de BMW’er, ‘ben ik een paar dagen in Rotterdam. Kom ik je gezellig opzoeken…’

Ach, alles bij elkaar was het een half uurtje oponthoud en ik zie thuis wel hoe de verzekeringen het regelen. Op mijn overnachtingsplek klik ik het kapje van de verlichting weer op zijn plek. Opgelost.
En mooi, dat ik aan dit geintje twee pennen heb overgehouden, gekregen van beide vertegenwoordigers. De een werkt voor Sikkens en is gespecialiseerd in autolakken, de ander is in dienst van Wagner, o.a. leverancier van verfspuitmachines. Toeval bestaat toch niet?

Nachtelijke actie

‘Ach, ach, ach, hoor het toch weer eens regenen’, dacht ik vannacht in mijn halfslaap. Ik sloeg het dekbed van me af om even een van de gebruikelijke nachtelijke seniorenplasjes te doen. Toen ik uit bed stapte, voelde ik letterlijk en figuurlijk nattigheid: de vloer was kleddernat. Was ik vergeten het grote dakluik te sluiten toen ik naar bed ging. Ach, ach, ach, hoor het toch weer eens regenen!
Ik knipte het licht aan en keek op de klok: tien voor twee. Stond ik daar midden in de nacht m’n vloertje te dweilen. ‘Nog goed, dat ik ’s nachts naar de wc moet’, dacht ik, ‘stel je de ravage voor als ik dit pas morgenochtend had ontdekt.’ Nooit kunnen denken dat ik nog eens blij zou zijn met dat nachtelijke toiletongerief. En bijkomend voordeel: dat vloertje is meteen weer lekker schoon. En ach, dat vochtige kussen van mijn bankje? Dat verdampt wel…

Luther en Frits in Worms

Iedereen kent toch het verhaal van Maarten Luther? Dat-ie op de Rijksdag in Worms moest verschijnen om ten overstaan van Karel V zijn ‘ketterse’ stellingen over de katholieke kerk te verdedigen, lees herroepen? En dat-ie er geen woord van terug nam? ‘Hier sta ik’, sprak Luther, ‘ik kan niet anders. Amen’. Dat vertelden ze op school tenminste met de bekende geschiedenisplaat als ‘getuige’. Heeft-ie trouwens nooit gezegd, tenminste niet in 1521 tijdens de Rijksdag. Historische franje.

En ik sta er nu dus ook, precies vijfhonderd jaar later. En ik kon -in tegenstelling tot Luther– heus wel anders, maar waarom zou ik op de ’terugweg’ naar huis Worms niet aandoen? Vanwege Luther, maar ook vanwege de prachtige historische stad met de meeste bezienswaardigheden op loopafstand van elkaar. En het zijn er nogal wat.

Vanaf Wohnmobilplatz am Rheinufer (geen Rijn te zien trouwens) pak ik de fiets en pedaleer ik naar het centrum. Van de vele bezienswaardigheden beperk ik me tot de twee die me het meest aanspreken: de indrukwekkende Romaanse Keizerdom St. Peter en het Joodse Kerkhof met het Heiliger Sand, het grootste en oudste in Europa.

BEWEGENDE BEELDEN

27 augustus 2021
Worms: Wohnmobilplatz am Rheinufer

Treurig binnendoor

De afstand van Worms naar Trier is 124 kilometer. Als ik Claire-mijn-Garminnetje opdracht geef me naar Trier te leiden, ga ik daar tweeëneenhalf uur over doen. Maar ja, mijn navigatietoverdoos staat -al vanaf Lübeck– ingesteld op ‘kortste route’ en ‘snelwegen vermijden’. Dan doe je er beduidend langer over, maar dan rijd ik wel door de leukste stadjes, de kleinste dorpjes en dan zie ik nog eens wat.
Dan zie ik nog eens wat? Nou, dat is vandaag wel heel betrekkelijk. Ik zie een loodgrijze lucht. Ik zie de hele route de ruitenwissers heen en weer gaan. Het is nevelig, af en toe duik ik een dikke mistbank in. Eerlijk gezegd zie ik niet zo veel van de prachtige streek waar ik doorheen tuttel. Mooi hoor, die Hünsrück, maar ik moet me erg op de zeer kronkelige weg concentreren. Ik moet denken aan wat ze thuis bij de garage zeiden toen ik m’n bussie ophaalde na de vakantiecheck: ‘De remblokken zijn in orde, Frits, die gaan nog wel even mee.’ Na al die bergritten en zeker na vandaag weet ik één ding zeker: die remblokken moeten vervangen worden.
En wat zie ik onderweg veel waarschuwingsbordjes Straβenschade: kilometers lang honkelebonk ik over slecht onderhouden asfalt, mijn ogen half dichtknijpend tegen de verblindende koplampsterretjes van mijn tegenliggers. In de bebouwde kommen die ik passeer zie ik maar weinig mensen en de enkeling die toch de straat op is gegaan, loopt met hoog opgetrokken schouders onder een paraplu. Ik word moe en krijg branderige ogen van het turen.

Oplettende lezertjes zullen zich misschien afvragen waarom ik vandaag dan zo nodig achter het stuur kroop. Omdat de radio voor de komende drie dagen ditzelfde weer voorspelt en om nu een paar dagen in Worms te blijven…, zo gezellig was die Wohnmobilplatz nou ook weer niet. Dus naar Trier. Wie weet is het daar droog.

Nee dus. Drukke stad (zit ik niet mee), bakken regen (zit ik inmiddels ietsje mee) en de nodige Umleitungen, die me dwingen secuur op de borden te letten. Gelukkig (…) zijn er behoorlijk wat verkeerslichten, zodat ik bij rood nog wat van de stad zie. Ik ben op weg naar de beroemde Dom met de naastgelegen basiliek en de Porta Nigra. Ik sta stil bij een verkeerslicht en zie de Porta links van me. Op zoek naar een parkeerplaats is er weer de zoveelste Umleitung. Ik geef het op. Geen zin om me kleddernat te laten regenen (maar ook wel door de afgelopen inspannende uren) verlaat ik de stad weer. Ik ben het zat en nog voor twaalven vind ik een leuk overnachtingsplekje in het plaatsje Bekond. Op aanraden van een lokale Germaan die zijn dwerghondje uitlaat, zet ik m’n bussie neer bij een parkeerplaats van een troosteloos verlaten speeltuintje. Naast me de Turnhalle, achter me de Kindergarten. Het bloed kruipt toch…

Als ik kort daarna aan de boterham zit, wordt het eindelijk droog en even later schijnt zelfs het zonnetje. Ik kan een hartgrondige verwensing niet onderdrukken: Hab’ ich daβ! Gelukkig (…) begint het een uurtje later alweer stevig te regenen.

28 augustus 2021
Bekond

Billig!

Dertig kilometer vanaf mijn overnachtingsplek is de grens met Luxemburg. Word ik zomaar gierig. Normaal gesproken heb ik daar zelden last van, maar zo dicht bij het veel goedkopere Luxemburg… Ik wip dus even die grens over.

€ 1,40 betaal ik voor een liter diesel in Duitsland, hier bij de enorme rij pompen net over de grens € 1,26. Valt nog mee dat prijsverschil, maar ik word helemaal vrolijk in de winkel, waar ik zelfs iets minder dan de helft betaal voor mijn favoriete sigaren. Met een volle tank brandstof en tweehonderd sigaren rijd ik tevreden Duitsland weer in.

Moselstrecke

Citaat uit de reisbeschrijving van de NKC-Moezelreis:

We rijden door naar Graach an der Mosel, met een mooie camperplek op steenworp afstand van het stadje Bernkastel-Kues, zonder twijfel het mooiste stadje van het Moezeldal. De prachtig gerestaureerde vakwerkhuizen met godvruchtige, in gouden letters geschreven wijsheden geven deze stad een bijzondere grandeur. In de smalle straatjes en steegjes, waar de panden soms zo scheef zijn dat de daken elkaar bijna raken, is het heerlijk rondwandelen. Vooral het marktplein is een lust voor het oog.

Tsja, of Bernkastel-Kues nu inderdaad het mooiste stadje van het Moezeldal is?
Ik heb mijn twijfels, maar misschien heb ik gedurende deze reis al genoeg fraaie vakwerkhuizen gezien. Druk is het er in ieder geval. Langgerekte, bomvolle parkeerstroken langs de rivier, allemaal voorzien van een camperverbod. En op de plekken waar wel campers zijn toegestaan, is het één grote klont van Wohnmobilen, geparkeerd op z’n Ikea’s. En aan de overkant van de straat: hotels, hotels, hotels. Kortom: niet mijn koppie thee.

Dus rijd ik Bernkastel-Kues voorbij en zet m’n bussie neer in het iets verderop gelegen Űrzig. Ook aan de Moezel, ook druk, maar veel minder toeristisch en alle geparkeerde campers worden bevolkt door ‘Jannen-mit-der-Mützen’. Dat spreekt me meer aan dan de flanerende permanentjes op de boulevard van Bernkastel-Kues. En er is een Flohmarkt. Weer eens wat anders dan vakwerkhuizen.

BEWEGENDE BEELDEN

29 augustus 2021
Űrzig

Sprookjeskasteel

Laat ik nou zo tegen het einde van mijn reis ook nog eens een kasteel meepakken. En laat dat nu ook nog -zeggen ze- het mooiste, meest goed bewaarde kasteel van Duitsland zijn: Burg Eltz in Wierschem. Ik ben er vroeg (natuurlijk ben ik er vroeg) en mag voor € 4 mein Wohnmobil op de grote parkeerplaats voor campers neerzetten. Vanwege het vroege tijdstip nog totaal verlaten, maar dat zou in de loop van de dag veranderen.

Een paar honderd meter vanaf die parkeerplaats vertrekt er een pendelbusje naar het kasteel, maar -raadt de parkeerwachter me aan- ik kan beter het voetpad nemen dwars door het bos. ‘Enne’, vraag ik voor de zekerheid, ‘hoe lang is dat pad?’ ‘Een kilometer’, is het antwoord, ‘vijfendertig minuten lopen.’ Dat lijkt me goed te doen. Kan ik meteen die calorietjes er af lopen van de afgelopen weken.
Het pad is inderdaad redelijk te doen, als je buiten beschouwing laat dat het -verrassend in de heuvels!- behoorlijk hoch und nieder gaat, dat het ‘geplaveid’ is met veel losse stenen en dat ik natuurlijk verkeerde schoenen aanheb. Die met die dunne zooltjes. Strompelend over dat pad moet ik denken aan m’n stevige bergwandelschoenen die in m’n bussie staan.
Maar ik doe het toch maar. Ben best wel een beetje trots op mezelf als ik de ingang van het kasteel heb bereikt.

Voor me bij de kassa staan twee Vlaamse echtparen. ‘Maar dat doen we toch niet, hè?’, hoor ik de man zeggen, ‘€ 44 om met ons vieren dat kasteel in te mogen? We zien het van hier ook. Maken we wat foto’s en gaan we terug naar d’n auto.’
Als ik aan de beurt ben, wordt me naar mijn vaccinatiebewijs gevraagd. Die QR-code dus. Bijna een maand zwerf ik nu door Duitsland en nog niet één keer ben ik gecontroleerd. Ik steek het dan ook niet eens meer bij me als ik op stap ga. ‘Dat eh… ligt in mijn Wohnmobil’, probeer ik, maar de vrouw achter de kassa is onverbiddelijk: ‘Dan gaat u dat halen’, is haar terechte antwoord.

Dan gaat u dat halen? Dat pad van een kilometer? En dan weer diezelfde kilometer terug klettern? Mijn sportiviteit -als ik die al heb- kent grenzen en ik stap in het pendelbusje. Twee euro kost dat ritje, maar als ik zeg heen en weer te moeten naar m’n Wohnmobil om m’n QR-code te halen, vindt de chauffeur me waarschijnlijk zielig en hoef ik niet te betalen.

In het kasteel mag je niet op eigen houtje rondneuzen, maar zijn er rondleidingen. Ik kies -geen idee waarom- voor een guided tour in het Engels. Had ik het maar niet gedaan! Dat Engels van die knul is zo furchtbar schlecht, dat ik er nauwelijks wat van begrijp, ook al door het mondkapje dat hij draagt. Drie kwartier sta ik er met een geïnteresseerd gezicht bij om mezelf daarna te trakteren op een dubbele espresso en een frikandel hausfrauenart mit Brot. Vond dat ik die dik verdiend heb.

Als ik daarna het pendelbusje weer instap, gebaart de chauffeur dat ik zonder kaartje mag gaan zitten. Doe ik ook. Maar niet nadat ik hem een briefje van vijf heb gegeven. Over dik verdiend gesproken…

BEWEGENDE BEELDEN

30 augustus 2021
Wierschem: Burg Eltz

Lecker leckerbeckie

De (stads)geschiedenis herhaalt zich wat het weer betreft. Net als een poosje terug in Trier is het vandaag in Koblenz nevelig, regent het voortdurend en komt de middagtemperatuur niet hoger uit dan 14 graden. En ik had het gisterenavond allemaal zo leuk voorbereid: slenteren door de Altstadt, de Deutsches Eck bezoeken waar de Moezel en de Rijn samen komen en daar het pontje of de kabelbaan nemen naar de vesting Ehrenbreitstein. En een lekker stukje fietsen over een van die vele schitterende fietspaden die langs de rivier lopen. Ik overweeg een nachtje in Koblenz te blijven in afwachting van eventueel beter weer, maar als ik langs de meer dan bomvolle camping rijd, moet ik er niet aan denken daar hutje bij mudje te gaan staan. Door dus maar, net als eerder in Trier.

Halverwege de middag vind ik het welletjes en zoek een plek om te overnachten. Dat valt tegen. Nadat ik al een klein uur heb rondgereden, heb ik nog steeds geen geschikte plek gevonden. Veel aaneengesloten bebouwing, veel autodealers, nog veel meer grote supermarkten. Wel regelmatig parkeerterreinen, maar allemaal met een beperking van zwei Stunden. Uit arren moede, want geen zin meer, zet ik m’n bussie uiteindelijk neer op een onmogelijke blubberplek ergens langs een landweggetje. Drie keer niks, zo’n plek.
Dat vindt ook de vrouw die een paar minuten later achter me parkeert. ‘Wilt u hier echt overnachten?’, vraagt ze, ondertussen een meterslange hondenlijn uit haar achterbak pakkend, ‘hier? Op deze unheimische plek? Kijk, ik ga hier lekker met mijn hond wandelen, maar u? Waarom rijdt u niet een paar kilometer door naar Groov? Daar kunt u bij het zwembad prima parkeren. Wacht, ik geef u het adres.’ Op haar mobieltje toont ze me waar ik zijn moet: Tänkgasse 10. ‘Dat is het zwembad, maar daar moet u niet gaan staan. Er is daar een klein weggetje, dat kan ik moeilijk uitleggen, maar als u dat volgt, staat u prachtig langs de Rijn. En een klein stukje verderop zijn allemaal restaurantjes. Kunt u prima eten. Lecker, lecker! Waar komt u eigenlijk vandaan?’
Als ik vertel uit Nederland te komen, wordt ze helemaal enthousiast. Nederland! Daar is ze twee weken geleden nog met vakantie geweest. In Boerg Hamstede in Zeeland. Heerlijk vis gegeten. Leckerbeckies! ‘Dus, herr Fritz, naar de Tänkgasse en daar een restaurantje besuchen. Lecker!’

Drie kilometer later sta ik bij het zwembad. Ook met enig zoeken kan ik dat weggetje naar de Rheinufer niet vinden. Lang genoeg gezocht vandaag en geen puf meer zet ik m’n bussie -hoog op z’n poten- op een van de parkeerplaatsen. Het is inmiddels droog geworden en de zon schijnt. Auch lecker!

Na het avondeten knapt het weer zelfs zo op, dat ik op mein Fahrrad stap en in mijn blote korte shirt nog anderhalf uur een rondje ga fietsen. En wat een rondje: kilometers volg ik het fietspad langs de Rijn. Links van me de rivier, rechts een schitterend bos en parken met fonteinen. Wat me vanmorgen in Koblenz niet lukte, haal ik hier -op een steenworp afstand van Köln– dubbel en dwars in. En ik ontdek ook het weggetje met de vele eettentjes, dat die Keulse Leckerbeck me aanraadde. Verboden voor auto’s…

31 augustus 2021
Groov

Ende gut, alles gut?

En dan zit het er op. Dan ben ik weer thuis. Eind goed, al goed?
Jawel hoor: terug naar het normale leven. Ik heb geen krant gelezen gedurende deze reis. Nu weer iedere dag de krant. En dagelijks het nieuws op tv. Geen brioche met stukjes chocolade als ontbijt, maar weer keurig ’s morgens aan de yoghurt met muesli. Niet meer zo vaak buiten de deur eten. Weer elke dag een maaltijd verzinnen en koken.
’t Is altijd weer even wennen als ik terug ben van een reis. Uit ervaring weet ik, dat dit een week duurt. Dan ben ik weer ‘geland’. Met diezelfde ervaring weet ik ook dat ik over een week alweer nieuwe plannen maak om on the move te gaan. Er is nog zoveel te zien en te beleven!

1 september 2021 e.v.
Goudswaard

(more or less) Translate »