Zomer in Zeeland #1
Is het echt zomer in Zeeland?
Het is bewolkt, de zon laat zich nauwelijks zien, af en toe valt er een spatje regen en tegen de avond trekt de wind behoorlijk aan. Niks lekker buiten zitten. Niks genieten van een zwoele zomeravond.
Wel ideaal weer voor een vader-zoon-momentje.
Kan die nieuwe vlieger lekker uitgeprobeerd worden.
Moet vader zijn zoon wel stevig vast houden om ervoor te zorgen dat-ie met beide benen op de grond blijft. Hoezo: windkracht 5?
Grijze campingochtend
Als ik om half zeven (…) mijn voorruitverduistering open doe, staat mijn grijze overbuurman al naast zijn camper met een mok koffie in zijn hand bedenkelijk naar de grijze lucht te kijken. Van z’n koffie drinkend ijsbeert hij wat heen en weer, zet zijn mok binnen en kijkt nogmaals naar de lucht. Dan pakt hij tafel en stoelen en zet die naast de camper neer. Hij steekt een sigaret op en gaat zitten.
Drie koppen koffie, vier sigaretten en twee uur later gaat de deur van de camper open. Een hand wordt naar buiten gestoken om te voelen of het regent. De man knikt geruststellend. Dan worden van binnenuit de ontbijtspulletjes aangereikt.
De pensionada steekt nog maar een sigaretje op en gaat aan de gedekte ontbijttafel zitten. Een kwartiertje later komt een meisje naar buiten die bij opa(?) aan tafel gaat zitten. Weer een kwartiertje later geeft het van-binnen-uit-handje een schaaltje gekookte eieren aan, waarna oma zelf met twee mokken koffie naar buiten komt. Ze gaat zitten en kijkt wantrouwend naar de donkere lucht. Kleindochter strooit cornflakes op haar bord, opa pakt een boterhammetje, oma neemt een slokje koffie en dan begint het te regenen. Ze blijven nog even moedig zitten, maar als de regen striemend naar beneden komt, vluchten oma en kleindochter de camper in. Opa geeft alle ontbijtspulletjes weer aan, schudt de druppels uit zijn grijze haren en krijgt een regenjack aangereikt. Hij trekt de capuchon over zijn hoofd, steekt een sigaret op en staat -met zijn rug naar de regen- roerloos naast de camper. De eerste drie uur van zijn vakantiedag in zomers Zeeland zitten er alweer op.
Zomer in Zeeland #2
En wat doe je dan als het maar niet wil zomeren?
Dan rijd je naar Vlissingen en pakt daar de Watertaxi.
Dan slenter je onder je paraplu door het centrum.
Dan ga je uitgebreid lunchen.
Dan loop je door de nattigheid naar de bioscoop.
Dan eet je -onderweg terug naar de camping- een hapje.
Zomer in Zeeland? Volgend jaar Italië?
Ach, het heeft allemaal wel wat.
In ieder geval zat ik vandaag weer eens aan het (nep)stuurwiel van een bootje…
Kleinkinderdouche
Het is een echte family-happening hier op camping Westhove in Aagtekerke. Ook Frank en Andrea met de kinderen staan met hun ruim bemeten sleurhut op een veldje.
Makkelijk dan toch, dat tante Saskia in zo’n van-alle-gemakken-voorzien-chalet zit? Kunnen Nina en Mara bij haar lekker de modder van zich afspoelen. Want ja, die ‘douche credit card‘ in het sanitairgebouw geeft maar voor zes minuten warm water.
Zomer in Zeeland #3
Mijn laatste ochtend op camping Westhove zet ik na het afscheidsontbijt met kinderen en kleinkinderen koers naar Middelburg. ‘Koers zetten’ is een wat groot woord voor een ritje van drie keer niks, want al na twintig minuten parkeer ik tegen twaalven m’n bussie vlakbij het centrum.
In het voormalig stadhuis van Middelburg is in de zogenaamde Vleeshal een tentoonstelling van hedendaagse kunst. Een bordje aan het gebouw leert me, dat die Vleeshal pas vanaf 13:00 uur geopend is.
Geen nood. Ik dood de tijd in miezerig Middelburg met een ritje met een overdekte paardenkoets (half uurtje) en het wegwerken van een bakje kibbeling (kwartiertje) om er dan om kwart over een achter te komen, dat de Vleeshal drie weken voor het publiek gesloten is in verband met workshops voor sponsors. Wil ik eens cultuur happen…
Leermomentje?
Heb ik voor de zekerheid thuis mijn gastank nog helemaal gevuld, wil mijn koelkast maar niet aanslaan. En als ik het kooktoestel probeer, komt daar een klein pufje gas uit en dan niets meer. Lichtelijk geïrriteerd open ik het gaskastje achterin en druk op het resetknopje van het veiligheidsventiel. Weer komt er een klein beetje gas uit de pit van het kooktoestel. Ik druk het knopje nog eens in, ik houd het knopje wat langer vast, maar het resultaat blijft hetzelfde.
Vervelend, maar geen ‘ramp’. Selfsupporting als ik wil zijn, zet ik mijn koelkast aan het begin van een trip het liefst constant op gas, want dan ben ik niet afhankelijk van buitenstroom. Maar hier op de camping heb ik stroom en water ‘voor de deur’, dus geen enkel probleem. Jammer, dat mijn boiler het ook niet doet en ik de verwarming niet kan aanzetten. Maar dan was ik wel af met koud water en trek ’s avonds een fleece aan. Zoals gezegd: geen probleem.
Bij mijn vertrek van de camping vraag ik een adres van een kampeeronderhoudsbedrijf, want het zit me toch niet lekker. De monteur daar maakt even tijd voor me en ik wijs hem waar mijn gasinstallatie zit.
‘Kijk’, zeg ik, ‘dat resetknopje heb ik ingedrukt, maar dat helpt niks.’
‘Enne, die grote knop, heb je die eerst ingedrukt?’, vraagt de monteur.
‘Welke grote knop?’
‘Deze hier. Staat op de sticker hier aan de binnenkant van het deurtje. Kijk maar: eerst de grote knop indrukken, daarna het groene resetknopje.’
Die sticker heb ik nooit gelezen (…), dus van een extra handeling wist ik niks. De monteur drukt achtereenvolgens op beide knoppen, stapt m’n bussie in en draait de knop van mijn kooktoestel open. Gas! Beschaamd over mijn onwetendheid, vraag ik wat de kosten zijn voor zijn hulp. ‘Niks’, zegt-ie, ‘da’s service hoor. Rij’ maar weer lekker verder, enne… voortaan die andere knop niet vergeten hè. Goeie reis!’
Leermomentje dus?
Nu ik er over nadenk, heb ik tijdens mijn reizen al de nodige ‘leermomentjes’ meegemaakt. Maar om nu te zeggen, dat ze geholpen hebben. Het zal wel nooit veranderen.
Dikke prent?
Schuin tegenover het MuZEEum in Vlissingen draai ik het De Ruiterplein op en parkeer m’n bussie. Ik stap uit en kijk rond of ik een parkeerautomaat zie. Die is er niet. Ook geen borden die aangeven dat ik hier niet zou mogen parkeren. Er staan nog vier andere auto’s op het pleintje. Tevreden over zo’n mooie gratis parkeerplek zet ik m’n bussie op slot, steek de weg over en koop een entreekaartje bij het MuZEEum.
Als ik anderhalf uur later op het pleintje terug kom, zie ik van een afstandje al een strookje papier onder mijn ruitenwisser wapperen. Een parkeerbekeuring. En alleen voor mijn bussie, want bij de ruitenwissers van de andere vier auto’s zie ik niks. Ik stap naar de viskraam op de hoek van het pleintje en vraag de man of hij iets weet van een parkeerverbod.
‘Normaal gesproken mag je dit pleintje niet eens oprijden’, zegt-ie, ‘maar dat bord hebben ze vanmorgen weggehaald. Zal wel met de kermis van zaterdag te maken hebben.’
‘Goedemorgen’, begroet ik de dienstdoende agente aan de balie van het politiebureau. ‘Ik heb zojuist een bekeuring gekregen van € 97, maar die is naar mijn mening onterecht uitgeschreven.’
De agente legt me uit, dat ik niet bij de politie moet zijn, maar bij parkeerbeheer van de gemeente. ‘U moet naar het gemeentehuis, ik schrijf het adres even voor u op. Ach, weet u wat, ik bel wel even en zal kijken wat ik voor u kan doen.’
Als ze de telefoon neerlegt, krijg ik te horen, dat de man die over de parkeerbekeuringen gaat pas halverwege de middag bereikbaar is. Ze schrijft zijn naam en telefoonnummer op een briefje. ‘Succes ermee’, zegt ze als ze me het briefje overhandigt, ‘een fijne dag nog en ik hoop dat dit voorval uw Zeeuwse vakantieplezier niet al te veel bederft.’
‘Mijnheer Biermans? Goedemiddag, met Frits Mahn. Ik heb vanmorgen in Vlissingen een parkeerbekeuring gekregen en daar wil ik graag even met u over praten.’ Als ik de situatie heb uitgelegd, wordt het stil aan de andere kant van de lijn. ‘Mijnheer Biermans? Bent u daar nog?’
‘Ja, eh…jawel. Wat is precies het nummer van uw beschikking? Juist ja. Ik ga wat organiseren.’
‘Organiseren? Wat moet ik me daarbij voorstellen?’
‘Dat ik eh…, dat ik de beschikking ongedaan ga maken.’
‘Dank u wel, mijnheer Biermans en een prettige dag nog.’
Wat ik op dat moment nog niet kon weten, is dat er aan het einde van de week bij mijn thuiskomst een envelop van het Centraal Justitioneel Incassobureau op de map zou liggen. Heb ik door rood licht gereden. Kost me € 237. Tsja, en dat kan ik dan weer niet weerleggen…
Dikke pret?
Wat erg!
Het bezoekerscentrum Neeltje Jans is veranderd in een ‘spectaculair’ aquapark. Er is een speelkasteel, een waterspeelplaats, een waterglijbaan en (nieuw!) een aqua-splash. Op het terrein bevindt zich een Noodzeeaquarium met kraamkamer en een tropisch aquarium, waar je zelfs met de haaien kunt zwemmen. Ook kun je naar Seadreams the Movie, de mosselexpo, de walvisexpo of in een treintje stappen. En alsof dat allemaal nog niet genoeg is, ga je naar de zeehondenshow (durf je ermee op de foto?), de presentatie en het voederen van de haaien, de zeeleeuwenshow of de roofvogelshow.
Ik weet niet wat ik zie als ik de € 20 voor mijn seniorenkaartje heb neergeteld en het complex binnen stap. ‘Waar is de maquette van de Deltawerken?’, vraag ik bij de balie waar mijn kaartje wordt gecontroleerd. Het meisje kijkt me vriendelijk, maar ook een beetje meewarig aan. ‘De maquette? Die is er al heel lang niet meer, mijnheer. Op die plek vertonen we nu de film Delta Experience.’
‘En voor de rest is het pret, pret, pret?’, vraag ik, het antwoord eigenlijk al wetend.
‘U kunt nog naar de stormvloedkering zelf. Dat is door die zwarte deur naar buiten en meteen links af. Sorry, dat het u zo tegenvalt.’
‘Ligt aan mij hoor’, stel ik haar gerust, ‘ik heb gewoon de laatste vijftien, twintig jaar niet opgelet. Dacht dat de Neeltje Jans nog steeds alleen educatief was. Prima hoor voor al die gezinnetjes die hier rond lopen, maar niet voor mij.’ *)
Het is nog een takkeneind lopen naar de echte stormvloedkering. En het miezert. Ik word er niet vrolijker van en besluit het hele ‘spectaculaire aquapark’ verder voor gezien te houden.
Als ik terug bij de balie mijn € 7 voor het uitrijmuntje heb betaald en vraag of ik voor dat bedrag ook een nachtje op de immense parkeerplaats mag overnachten, is het antwoord ontkennend. Dan niet. Parkeer ik een paar kilometer verderop toch lekker ‘wild’ voor een overnachting naast een klein jachthaventje?
*)
Niet voor mij? Ook voor sommige andere bezoekers niet.
Bij de kassa sta ik achter een vader met drie kinderen. Hij laat aan zijn kroost op zijn mobieltje zien, dat het de volgende dag droog, zonnig en twintig graden zal zijn. ‘Kunnen jullie fijn naar het strand’, meng ik me ongevraagd in het gesprek, ‘en (ik wend me tot de vader) hoef je al die binnenactiviteiten niet meer af, zoals je dat, vermoed ik, de afgelopen dagen hebt gedaan.’ ‘Klopt’, zegt de man, ‘papa heeft het allemaal wel gezien en -erger nog- papa loopt er ook helemaal op leeg!’
Stom toevallig tref ik hem weer als ik op het punt sta de Neeltje Jans te verlaten. ‘En?’, vraag ik, ‘heb je het naar je zin? Vermaken de kinderen zich een beetje?’
‘Gaat nogal’, zegt-ie zuinigjes, ‘binnen het half uur was ik in dat gewoel hier de jongste al kwijt. Heb ik moeten laten omroepen. Nou ja, ze zijn er alle drie weer, maar kijk eens om je heen. Zeker de helft van alle activiteiten hier zijn buiten. En het blijft maar regenen. En daar heb ik dan dik zeventig euro voor neergeteld om hier met z’n viertjes naar binnen te mogen. Ik zei het toch al: papa loopt er op leeg!’
Pieren
Tegen het vallen van de avond wordt het druk op mijn ‘allenige’ overnachtingsplekje bij de haven. De een na de andere auto stopt voor en achter m’n bussie. Er stappen mannen uit, die -beladen met hengels en grote viskoffers- naar hun bootje lopen. Ze varen op naar de sluis om buitengaats te gaan vissen.
De volgende morgen word ik om vijf uur gewekt door stemmen en geloop over de steiger. Een tiental vissermannen stapt aan boord van een grote vissersboot om even later de haven uit te varen.
Kort daarna keren de ‘hengelaars’ van gisterenavond terug. Mijn deur en ramen staan wagenwijd open en een van de mannen stapt met een kistje op m’n bussie af. ‘Lekker’, denk ik, ‘die komt wat van hun vangst aanbieden. Heb ik wel trek in bij mijn ontbijt: vers gevangen gebakken visje.’
‘Goeiemorgen’, begint-ie, ‘we hebben wat pieren over. Kan ik u daarmee van dienst zijn?’
‘Pieren?’
‘Ja, om mee te vissen.’
‘Ik vis niet, ik heb hier illegaal geslapen.’
‘Oh, de meeste auto’s staan hier om te gaan vissen. Nou ja, als u maar lekker geslapen heeft.’
‘Dat heb ik zeker, maar bedankt voor het aanbod.’
Hij loopt terug naar zijn auto, stapt in en rijdt weg. Daar gaan mijn gebakken visjes. Jammer. Ik kijk op de klok: half zes. Ik moest maar eens gaan ontbijten. Ach ja, een broodje met een plak ontbijtkoek. Ook lekker.