Bijzondere reis
Het was allemaal zo terdege voorbereid: in het voorjaar van 2012 zou ik een grote reis gaan maken door Turkije, Georgië, Oekraïne en Roemenië. Een Rondje Zwarte Zee had ik die trip gedoopt. Maanden zou ik van huis zijn.
Het liep allemaal anders.
Het werd in 2012 een onderbroken reis, met toch nog een stedentripje naar Kyiv.
In 2013 ging ik weer op reis om dit maal mijn Rondje Zwarte Zee wel te realiseren.
Hoewel: daar was ook nog dat bezoek aan Chornobyl’…
Een reis in brokstukken dus.
Je kunt mijn belevenissen chronologisch van begin tot eind volgen, Op deze pagina staan de route, de overnachtingen en de verhalen van de afgebroken reis naar Oekraïne in april 2012.
Je kunt ook vanaf hier naar landen of steden ‘springen’. Klik daartoe op de vlag van ieder ‘brokstuk’. Kijk maar. Lees maar.
Voorbereiding #1
Er komt wel het een en ander kijken als je zo’n stevige trip gaat maken. Ik ben dan ook al lekker bezig met de nodige voorbereidingen. De eerste boodschappen zijn gedaan en kunnen het bussie in. Veel pakjes aardappelpuree, couscous, cup-a-soup en drie kistjes sigaren.
Maar eh… zo lang van huis en dan maar zo weinig sigaren mee?
Tsja, de invoerbepalingen voor rookwaren in de niet-EU-landen zijn behoorlijk streng: vijftig sigaren mag je meenemen over de grens. Geen nood. Als straks de wilde havanna’s op zijn, trek ik een pak aardappelpuree open. Ben ik door mijn doosje cigarillo’s heen, dan ga ik over op couscous en is het kistje mini-cigarillo’s leeg, dan wordt het tijd voor een pakje cup-a-soup. Kwestie van een ochtendje scannen, printen, knippen en plakken…
Voorbereiding #2
Mijn omgeving reageert kritisch op mijn scan-knip-en-plakactiviteiten met de ‘aardappelpuree’, de ‘couscous’ en de ‘cup-a-soup’. Mensen die minder naïef zijn dan ik wijzen me erop, dat ik aan de grens gigantisch tegen de lamp loop als de douaniers er straks achter komen, wat de eigenlijke inhoud van mijn ‘keukenvoorraadje’ is. Moedwillig smokkelen heet dat dan. Ze raden me aan de sigaren gewoon in de originele verpakking mee te nemen en de banderol te verbreken, zodat verkoop niet meer mogelijk is. En dat het dan boven de wettelijk toegestane in te voeren hoeveelheid is, tsja, dat kan ik natuurlijk niet weten…
Ze hebben (uiteraard) gelijk.
Dus alle verpakkingen weer verwijderd.
Frits gaat op de ‘eerlijke’ toer…
Voorbereiding #3
Om mijn aanstaande vertrek te ‘vieren’, organiseer ik een Frits-on-the-move-party voor mijn familie, vrienden en kennissen. Bijna iedereen is er en (bijna) iedereen heeft hetzelfde cadeau-idee: ‘Weet je wat? We geven Frits een echt Hollands ‘overlevingspakket’. Heeft-ie wat achter de hand als hij straks met z’n bussie rondtrekt.’
Te gek! Ik red me straks dus wel!
Dat wordt puur Hollands daar aan die Zwarte Zee!
En nu nog zien hoe ik het allemaal in m’n bussie opberg:
Ausfahrt
Het gaat niet goed met mijn moeder. Beter gezegd: het gaat eigenlijk heel slecht. Haar lichaam is letterlijk versleten: naast de nodige kwalen en kwaaltjes kan ze zich met twee ingezwachtelde benen nog nauwelijks verplaatsen met haar rollator, buiten komt ze al helemaal niet meer, behalve met rolstoelvervoer heen en weer naar het ziekenhuis en meer dan regelmatig moet ze haar alarmtelefoon gebruiken als ze weer eens gevallen is en machteloos op de grond ligt. De thuishulp komt twee keer per dag langs, iedereen springt bij en biedt hulp. Niet te verwonderen, dat ze op de wachtlijst staat voor opname in een verpleegtehuis.
Bezig met de voorbereiding van mijn Rondje Zwarte Zee heeft die voor haar onhoudbare situatie er de afgelopen maanden meerdere malen toe geleid, dat ik ernstig twijfelde of ik wel zo lang op reis zou gaan. Kan ik onbezorgd op stap gaan? Kan ik het ’thuisfront’ opzadelen met de zorg voor mijn moeder? Datzelfde thuisfront verzekerde me keer op keer, dat ik mijn plannen moest doorzetten. Dat ik later spijt zou krijgen als ik niet op reis zou gaan. Lief hoor, maar mijn twijfel bleef bestaan.
Ik heb de knoop doorgehakt, mijn bussie ingericht en thuis alles geregeld voor een lange afwezigheid. ‘Op weg naar de Zwarte Zee’ ga ik voor een kop koffie nog even bij mijn moeder langs. Natuurlijk: ze staat helemaal achter mijn plan, vindt dat ik absoluut op reis moet gaan, maar als ik afscheid van haar neem, krijg ik een extra knuffel en staan de tranen in haar ogen…
Ik weet heus wel, dat die borden langs de Duitse autowegen een andere betekenis hebben dan wat veel Nederlanders-op-reis er onbewust van maken, maar met twee recente crematies vlak voor mijn vertrek en die tranen van mijn moeder op mijn netvlies, zit ik toch een beetje te piekeren en te somberen als ik de eerste dag kilometers maak op de Autobahn.
Had ik dan toch niet beter…
Is het nou wel verstandig dat ik…
In de loop van de dag slaat mijn stemming gelukkig om. De twijfel blijft, zal deze hele reis wel blijven, maar is niet bepalend voor mijn reisplezier. Oekraïne ik kom eraan!
Twee Duitsers
#Eins
Als ik het sanitairgebouw van de camping binnenstap, kijk ik rond waar de toiletten zijn. Ik zie wel een rijtje ‘pisbakken’, maar ik zit liever. Ik open een deur van een aangrenzende ruimte en zie daar vier toiletten. Ik stap die ruimte binnen, laat de deur achter me open staan en ga een van die toiletten in. Op dat moment komt een oudere medekampeerder binnen. We groeten elkaar. Ik zit nog maar net of de deur van de toiletruimte wordt met een woeste klap dicht gesmeten, niet nadat mijn medezeikerd me heeft toegebeten: ‘Die Türe sind zum schliessen, ja!’. Vanachter m’n wc-deur mompel ik een verbluft ‘entschuldigung‘. Entschuldigung? Waarom maak ik in vredesnaam mijn excuses? Ik lijk wel gek!
#Zwei
Als ik de volgende morgen de camping verlaat en me meld om af te rekenen, schudt de man bij de receptie me vriendelijk de hand en stelt zich voor. Of ik nog even wil aanwijzen waar ik precies heb overnacht, want hij moet de gebruikte stroom nog opnemen. Wandelend naar mijn overnachtingsplek vraagt hij belangstellend waar de reis naar toe gaat. Als ik hem vertel op weg te zijn naar Oekraïne, houdt hij me staand en klopt zoekend op mijn jas. ‘Oekraïne! En waar heeft u uw pistool verstopt?’
Terug in zijn kantoortje maakt hij de rekening op:
‘Dat is dan € 5 voor uw camper, € 4,50 voor uw persoon en (hij kijkt even op een lijst) € 0,34 voor de stroom…’ Ik betaal en krijg uit een mand nog een snoepje mee ‘voor onderweg’. De man draait het hek van de camping voor me open. Hij neemt zijn pet af, maakt een buiging, geeft me een hand en wenst me een goede reis. Als ik de camping afrijd, staat hij stram naast het hek en salueert.
Onderweg #1
Als ik invoeg op de A15 meldt Claire-mijn-Garminnetje: ‘Blijf deze weg volgen voor 552 kilometer.’ Saai, maar het schiet wel op. Twee-, vaak driebaans wegen. De cruisecontrole op 120, de radio aan, kilometers maken.
Saai?
Na de grensovergang met Polen verandert de naam van A15 in E36. Maar dat is niet het enige verschil. Het wegdek is slecht, bar slecht, onbeschrijflijk slecht. Er mag niet harder gereden worden dan 80, op sommige stukken maar 60. En harder dan die voorgeschreven snelheid laat je wel uit je hoofd. M’n bussie vreet schoktrillend de kilometers weg, alles rammelt en schudt. Als het even kan, rijdt het verkeer op de linkerbaan, die iets minder gehavend is. Dat duurt zo’n vijftig kilometer. Met een zucht van verlichting rijd ik het gladde asfalt op.
Wisselgeld
Voor ik er erg in heb (…), rijd ik vanuit Polen onverwachts Slowakije binnen. Ik had in Polen nog even brood willen kopen en verbijt me nu, dat ik geen Slowaaks geld heb. Vervelend: moet ik eerst weer ergens stoppen om geld te wisselen. En dat voor een paar kleine boodschapjes! Maar dan zie ik de eerste kilometers op Slowaaks grondgebied op alle reclameborden prijzen in euro’s staan. Probleem opgelost. Hoe bedoel je: Frits gaat goed voorbereid op reis?
Oekraïne!
Er staan twee korte rijtjes auto’s voor de grensovergang van Slowakije naar Oekraïne. Ik sluit aan achter een vaalwit, geblutst en geroest bestelbusje, omdat ik in de gauwigheid gezien heb dat het tot aan het dak afgeladen vol zit met bagage. Ik ga er van uit, dat de beambten dat busje voor me wel nauwkeurig willen onderzoeken en dan bij mijn bussie minder zin hebben in een uitgebreide controle. Ik vraag me trouwens af waar die zes personen nog moeten zitten die naast het voertuig een sigaretje staan te roken en ongedurig op hun horloge kijken. Het is twaalf uur. Wachtend in de rij en om de zoveel tijd een stukje oprijdend, maak ik wat broodjes en koffie klaar.
Een Slowaakse grensbeambte komt mijn paspoort en ‘het paspoort van mijn bussie’ ophalen. Na enige tijd komt zij terug en wil de kilometerstand van de auto weten en hoeveel brandstof er in de tank zit. En of ik de achterdeuren even wil open maken. Ze werpt nauwelijks een blik naar binnen en loopt door naar de auto achter me.
Als ik net heb afgewassen (het leven gaat gewoon door nietwaar?) komt een tweede beambte. Hij gaat wat grondiger te werk. De motorkap moet open en hij schijnt met een zaklantaarn in alle hoeken en gaatjes. Dat doet hij ook binnen. Alle kastdeurtjes gaan open, de besteklade wordt gecontroleerd, de koelkast geïnspecteerd en er wordt onder het bed gekeken. Ik verbaas me eigenlijk over de oppervlakkigheid van zijn controle. Ik had verwacht, dat alles overhoop gehaald zou worden, maar dat valt reuze mee. Alleen de kist met honderd sigaren in de kledingkast trekt zijn aandacht. Wat daar inzit, is zijn vraag en of ik hem even wil openmaken. Hij maakt er geen probleem van. Dat doet hij ook niet als ik de achterdeuren voor hem open. Hij zucht bij de aanblik van zoveel kratjes, tikt even met zijn schroevendraaier op het kratje medicijnen, schijnt onder het bed naar binnen en stelt vast dat de hele ruimte gevuld is met voorraadkratjes. Hij haalt zijn schouders op en gebaart me, dat ik de deuren weer kan sluiten. Ik mag een stukje oprijden tot aan de douanehokjes. Hij gebaart me bij het loket te wachten tot mijn papieren in orde zijn gemaakt. Het bestelbusje voor me, waarvan de bagage naar buiten kieperde toen de achterdeuren open gingen, is inmiddels uit de rij gehaald en wordt door twee douaniers binnenstebuiten gekeerd… Ik krijg mijn papieren terug en mag doorrijden.
Na vijfhonderd meter niemandsland herhaalt zich het hele procedé, maar nu uitgevoerd door Oekraïense grensbeambten. Maar ook hier weer diezelfde nonchalance. Er wordt zelfs nog minder gecontroleerd dan aan de Slowaakse kant, de luikjes in de vloer worden niet eens open gemaakt en het enige verschil is, dat er gevraagd wordt of ik wapens bij me heb. Als ik dat ontken, mogen alle deurtjes weer dicht en krijg ik mijn papieren. Ik berg de paperassen op, start de motor en rijd Oekraïne binnen.
Maar ik heb te vroeg gejuicht. Tweehonderd meter verderop staat een marechaussee bij een slagboom die me laat stoppen. Hij maakt een gebaar dat hij mijn papieren wil zien. Hij blijkt niet geïnteresseerd in mijn paspoort en autopapieren, maar in het kleine briefje-met-stempel dat ik vijf minuten geleden van zijn collega heb gekregen. Hij pakt het van me aan, werpt er een blik op en doet dan de slagboom voor me open. Zes beambten, drie broodjes kaas, een kop koffie en een dikke sigaar later rijd ik na een twee uur durende controle Oekraïne binnen.
Geen zin meer vandaag nog veel te ondernemen, heb ik Claire-mijn-Garminnetje een camping laten zoeken. Die blijkt eenendertig kilometer verderop te zijn. Maar als ik na vijf kwartier (…) mijn ‘bestemming bereikt’ heb, sta ik aan het einde van een modderweggetje vol kuilen voor een groot hek met een enorm hangslot erop. Achter het hek is een groot huis in aanbouw en wat losse kleine gebouwtjes. Er komt een man naar het hek. Natuurlijk (die ervaring had ik al eerder bij mijn eerste contacten met de Oekraïners) spreekt hij alleen Oekraïens, Hongaars en Russisch. Maar veel gebaren zijn er niet nodig om me duidelijk te maken, dat er op deze plek geen camping is. Er komt een auto het modderpad oprijden. Aan zijn kleding te oordelen, schat ik in dat het de eigenaar is van het in aanbouw zijnde huis. Op mijn vraag of hij weet waar hier in de buurt een camping is, kijkt hij even bedenkelijk, maar maakt me dan -in het tiental woorden Engels dat hij beheerst- duidelijk hem te volgen. Opgelucht slinger ik achter de man aan. Na zo’n tien minuten rijdt hij de oprijlaan van een hotel op. ‘Kijk’, zegt hij, ‘een camping is hier niet, maar in dit hotel kun je heerlijk slapen!’ Ik bedank hem voor zijn moeite en stap het hotel binnen.
Ik pieker er niet over een hotelovernachting te maken, maar wil de man niet voor het hoofd stoten. Bij de receptie (alleen Oekraïens, Hongaars en Russisch natuurlijk) vraag ik -wijzend op mijn bussie- toestemming om naast het hotel de nacht te mogen doorbrengen. Tot mijn verbazing is dat geen enkel probleem. Overmoedig vraag ik of ik ook elektriciteit kan krijgen, maar dat gaat de receptioniste toch te ver. Ik parkeer mijn bussie, haal een borstel door m’n haar en wandel naar het vijfhonderd meter verder gelegen restaurant.
Met een uitnodigend gebaar wijst de ober me op een tafeltje, nadat ik het internationale gebaar voor eten heb gemaakt. Maar als het op bestellen aankomt, wordt het moeilijker. Gelukkig schiet een jongeman te hulp die Engels spreekt. Hij raadt me een ’typische Oekraïense’ maaltijd aan en terwijl ik op mijn bestelling zit te wachten, raken we in gesprek. Gabron heeft medicijnen gestudeerd, werkt noodgedwongen tijdelijk in een apotheek en verdient in de weekeinden een centje bij door in dit restaurant op het elektronisch orgel te spelen. Hij is zo in zijn schik nu eindelijk zijn kennis van de Engelse taal met iemand te kunnen delen, dat hij me aanbiedt speciaal voor mij wat Engelstalige liedjes te zingen. Mijn hartgrondige hekel aan ‘levende muziek’ tijdens een maaltijd verloochenend, reageer ik enthousiast op dit aanbod. Heb ik dat!
Als ik na de maaltijd terug kom bij m’n bussie, stapt er vanuit het hotel een man op me af. Ze blijken tijdens mijn afwezigheid toch te hebben nagedacht over die vreemde gast op de parkeerplaats. Natuurlijk mag ik blijven staan en ze kunnen ook elektriciteit voor me regelen. Voor € 15 maakt hij alles in orde! Het is inmiddels donker geworden, ik heb een biertje op bij het eten, dus er is geen keuze. Of toch wel? Als alles is geregeld en aangesloten, betaal ik het verschuldigde bedrag bij de receptie.
‘Hoeveel kost eigenlijk een kamer hier?’, vraag ik. ‘Twintig euro, mijnheer, inclusief ontbijt’, antwoordt Viktoria, terwijl ze een kamersleutel op de balie legt. ‘Nou nee, ik hoef geen kamer. Maar eh… kan ik een rekening krijgen voor mijn overnachting en stroomgebruik buiten?’ ‘Nee mijnheer, dat is in Oekraïne niet gebruikelijk.’
Voor vijf euro meer had ik dus in een heerlijk tweepersoonsbed kunnen slapen, de volgende morgen een lekkere douche kunnen nemen en uitgebreid kunnen ontbijten. Maar nee, ik loop naar m’n bussie, zet de verwarming aan en kruip na een poezenwasje onder het koud-klamme dekbed. Als ik me omdraai om te gaan slapen, begint het hard te waaien en te regenen. Vijf euro. Wie is er nou gek?
Wie is er nou gek?
Ik misschien als ik de volgende morgen mijn toiletspulletjes bij elkaar graai en me bij Viktoria-van-de-receptie meld om te gaan douchen. Geen probleem: ze stuurt iemand mee om me de douche te wijzen en ik krijg shampoo en zeepjes aangereikt. Als ik fris gedoucht het hotel weer wil verlaten, roept Viktoria vanachter de balie, dat de ontbijtzaal op de eerste verdieping is en dat ik daar terecht kan tot elf uur. Ik heb immers voor een overnachting betaald -weliswaar in m’n eigen bussie- maar dat is wel inclusief het ontbijt.
Ik laat het me smaken, ruim de rommel in m’n bussie op en vertrek. Mijn tocht door Oekraïne gaat vandaag dan echt van start.
Asfalt
Wat heb ik gemopperd op de slechte wegen toen ik twee dagen geleden Polen binnen reed! Maar vergeleken met de wegen hier stelde dat niks voor. De eerste kilometers op Oekraïens grondgebied verbaas ik me erover, dat de chauffeurs hier zo slingerend rijden. Alsof ze dronken zijn. Het duurt niet lang of ik neem die rijstijl over. Ik moet wel, om alle diepe gaten in het asfalt nog een beetje te ontwijken. Aangezien ook de tegenliggers op die manier over de weg laveren, is het rijden geen pretje, maar het went. Wat ben ik blij, dat ik in het voorjaar extra zware vering heb laten monteren waardoor m’n bussie hoger ‘op de poten staat’. Zo worden de ergste klappen (soms is er geen ontwijken aan) tenminste redelijk opgevangen .
M’n arme huis-op-wielen heeft het zwaar te verduren, ondanks het feit, dat de snelheid niet hoger komt dan zo’n veertig, vijftig kilometer per uur. Op sommige stukken ‘weg’ moet ik stapvoets rijden of uitwijken voor de zoveelste paard-en-wagen of loslopende honden. In de dorpjes die ik passeer, zitten mensen op bankjes voor hun huizen te genieten van het middagzonnetje. Verbaasd kijken ze op als ik voorbij stuiter. M’n lendenen worden behoorlijk op de proef gesteld, want ik word op de bestuurdersstoel stevig door elkaar geschud. Hebben motorrijders daar niet zo’n leren niergordel voor? Wat zou ik zo’n ding graag willen hebben, bedenk ik me als ik ’s avonds kreunend in bed stap. Of is dat gewoon de algemene ouderdom?
Toen ik als kind met mijn ouders voor het eerst lange autovakanties ging maken, genoten we van het voorbijrollende landschap. Mijn vader niet. Als we hem wezen op fraaie bezienswaardigheden onderweg, kregen we steevast als antwoord: ‘Ik zie niks. Ik zie alleen maar asfalt!’. Belachelijk en overdreven vond ik dat toen.
Ik moet aan die uitspraak van mijn vader denken als ik op de binnendoorweggetjes van Oekraïne rijd. Ik heb zo al mijn zintuigen nodig om de ergste putten in de weg te ontwijken, dat ik voor een groot deel inderdaad alleen maar asfalt zie…
Cryptisch Cyrillisch
Het is maar goed, dat ik me bij de voorbereiding op deze reis een beetje verdiept heb in het Cyrillische schrift dat ze hier in Oekraïne gebruiken, want vaak is er met de beste wil van de wereld geen touw aan vast te knopen. Ik heb thuis een lijst gemaakt van alle waypoints in het Cyrillisch. Handig soms als ik Claire-mijn-Garminnetje vergelijk met wat er op de borden staat.
Met een beetje goede wil en kennis van het schrift is Iванiвка nog wel te vertalen als Ivanivka, maar af en toe moet ik voor de zekerheid even op mijn lijstje spieken. Ik geef het je te doen: Oдесa, Ялта of Kиїв *), om maar eens drie grote, bekende plaatsen te noemen.
*) Odessa, Jalta en Kiev
Maar langs de weg staan ook vaak aanwijzingsborden.
Felgeel soms en met een uitroepteken bijvoorbeeld.
Dat iets verboden is? Dat je ergens op attent wordt gemaakt?
Het zal allemaal wel.
Ik let op mijn medeweggebruikers en handel net als zij, ervan uitgaand dat ze zich aan de regels houden…
En dat is nog maar het schrift van Oekraïne. Straks in Georgië wordt het nog leuker. Schrijven ze weer heel anders. Zal ik mijn spiekbriefje wel veel vaker nodig hebben. Een bord met bijvoorbeeld als opschrift დავითგარეჯის სამონასტრო კომპლექსი zal me dan de weg wijzen naar David Gareja…
Paasmandjes
Vanuit mijn ooghoek zie ik in een dorpje bij de kerk een dubbele rij mensen staan met voor zich keurig afgedekte mandjes. Het is Eerste Paasdag. Ik zet m’n bussie aan de kant en loop naar het kerkje. Net zo nieuwsgierig als ik ben naar het ritueel dat daar plaats vindt, kijken de kerkgangers naar die vreemde, grijsgebaarde kerel, die in gebarentaal toestemming vraagt om te mogen fotograferen. Het is even zoeken naar iemand in de rijen die Engels spreekt en mij kan uitleggen wat hier gebeurt.
‘Wij zijn van de Grieks-orthodoxe kerk’, fluistert Iva, ‘en binnen is de Paasmis bezig. Maar ons kerkje is zo klein, dat we niet allemaal naar binnen kunnen.’
‘En die mandjes? Wat zit daar in? En wat is daar de bedoeling van?’
Iva slaat het geborduurde kleedje wat opzij en laat me de inhoud zien.
‘Kijk, allemaal eten. En ernaast staat een flesje wijn. Na de mis komt de priester naar buiten om alle mandjes te zegenen. Daarna houdt hij buiten nog een Paaspreek en gaan we naar huis. Daar vieren we met het hele gezin Pasen. We drinken de gezegende wijn en maken een maaltijd met het eten uit het mandje.’
‘Jammer’, zeg ik, ‘dat jullie buiten in de kou moeten staan omdat die kerk zo klein is.’
Iva kijkt me even aan en glimlacht. ‘Binnen zitten de vaste kerkgangers’, legt ze uit. ‘Die komen iedere zondag naar de kerk. Wij hier buiten komen alleen met Pasen en Kerstmis…’
Drink!
Als ik aan de bar naar de menukaart vraag, zie ik dat alle gerechten in het Cyrillisch zijn geschreven. Ik kijk hulpeloos om me heen. Een jonge vrouw ziet mijn ongemak en komt naar me toe. De drie vrienden die bij haar aan het tafeltje zitten, voegen zich er ook bij en gevieren helpen ze me een keuze te maken.
Waar ik vandaan kom, wat ik hier te zoeken heb, wat ik zo leuk vind aan Oekraïne, ze stellen me de ene vraag na de andere. En ik moet beslist aan hun tafeltje komen zitten. Ik neem mijn bier mee en schuif aan. Of ik alleen bier drink, is hun vraag, want dat hoort niet in Oekraïne, daar hoort minstens een glas wodka bij. Nu weet ik, dat de Oekraïners het als beledigend ervaren als je een aangeboden drankje weigert, dus binnen de kortste keren staat er een Oekraïense ‘kopstoot’ voor mijn neus. ‘Drink’, klinkt het vierstemmig. Proost! De glazen worden geheven, er wordt geklonken en naar binnen geslagen.
Als ik daarna een sigaar pak, kijken ze belangstellend hoe ik hem aansteek. Sigaren. Daar hebben zij ook wel trek in. Hun pakjes sigaretten worden opzij geschoven, ik presenteer ze alle drie (de vrouw rookt niet) een dikke Havanna en binnen de kortste keren zitten ze te smakken en te puffen. Een sigaar, heerlijk, maar eh… eigenlijk hoort daar een glas cognac bij! Een brul naar de bar resulteert in vijf glazen cognac. Drink! Proost!
Een van de mannen staat op en verlaat de bar. Nog geen vijf minuten later is hij terug met een plastic boodschappentas. Triomfantelijk haalt hij een anderhalve literfles frisdrank tevoorschijn. Frisdrank? Mooi niet. Zelfgemaakte wijn, mijnheer en dat moet ik zeker proeven! Ik protesteer een beetje, maar de glazen worden al gevuld. En niet van die kleine wijnglazen, maar grote, hoge frisdrankglazen. Drink! Proost! Voor de zoveelste keer worden de glazen tegen elkaar getikt. Op Oekraïne! Op Holland! Op onze kennismaking! Op de vriendschap! Op… het maakt niet uit! Drink! Proost! In afwachting van mijn maaltijd heeft de serveerster gelukkig al een mandje brood neergezet. Ik begin er driftig van te eten…
Ze wijzen op mijn bierglas dat nog voor de helft vol is. Drink! Proost! Ze doen gezellig mee met nog een wodka, gevolgd door de nodige glazen wijn. Als ik even met een van de vier in gesprek ben, wordt mijn glas alweer bijgevuld. Dit gaat fout, helemaal fout. Mijn maaltijd wordt gebracht en ik begin te eten. Natuurlijk vinden ze dat daar wijn bij hoort, maar -of ik ze beledig of niet- ik weiger beslist. Mijn wodka is op, mijn cognacglas is leeg, mijn bier hoef ik niet meer en hun wijn, nou ja, met kleine nipjes werk ik dat nog naar binnen.
Dan gaat mijn telefoon. Ik krijg een sms’je. Saved by the bell! Met de mededeling dat ik beslist iemand moet bellen, schud ik handen (je hebt je wijn nog niet op: drink! proost!) en neem haastig afscheid. Ik had er al over gelezen: de Oekraïners staan bekend als stevige innemers. Na vanavond kan ik dat volmondig (zonder dubbele tong) beamen. En wat heb ik nog meer geleerd? Denken ze in het buitenland bij Holland nog steeds aan molens, tulpen en klompen? Nou, dit gezelschap niet: ‘Holland?’, zeggen de mannen, ‘dat is Arwin van Buren en cannabis!’ ‘En DJ Tïesto‘, voegt de vrouw eraan toe.
Kasteelbezoek
Uit de reisgids:
Het Palanok-kasteel, ook wel Mukacheve-kasteel genoemd, is de belangrijkste attractie van de stad Mukacheve in de regio Zakarpattia. Het kasteel staat op een 68 meter hoge heuvel van vulkanische oorsprong, de totale oppervlakte van het kasteel is 13.930 vierkante meter.
De exacte datum van de oprichting van het kasteel is onbekend. Voor het eerst werd het genoemd in documenten in de 11e eeuw. De vestingwerken werden verschillende keren gebouwd en herbouwd. De gebouwen van het kasteel die tot op de dag van vandaag bewaard zijn gebleven, behoren tot de 14e tot de 17e eeuw. Tegenwoordig is hier een historisch museum.
Onderweg #2
Terug naar huis
Ik mocht het nodig hebben over mijn twijfels om deze lange reis te maken met het oog op de slechte gezondheidstoestand van mijn moeder. Vanmiddag van het thuisfront te horen gekregen, dat zij in zorgelijke toestand is opgenomen in het ziekenhuis. Geen zin om naar een camping of overnachtingplaatsje voor m’n bussie te zoeken, stop ik na het telefoontje bij het eerste het beste hotel en boek een kamer. Ik breek mijn Rondje Zwarte Zee af en ga morgen naar huis.
Onderweg #3
Het is Tweede Paasdag. Ik ben vroeg wakker. Het bed in mijn bussie is toch beter dan in het hotel, maar wat wil je voor € 18 per nacht… Ik besluit te vertrekken zodra het licht is. Gisteren (op de eerste dag van mijn Rondje Zwarte Zee) ben ik niet verder dan vijfenveertig kilometer Oekraïne ingereden. Tot aan de grens met Hongarije doe ik over die vijfenveertig kilometer putten en kuilen anderhalf uur.
Ik ben onwijs vroeg op pad, maar in de dorpjes die ik passeer zie ik regelmatig al groepjes kinderen met rugzakjes op weg naar school. Het is Tweede Paasdag, ’s morgens half zeven…
Ontbijt thuis
Ik ben weer thuis en kijk met gemengde gevoelens naar het ontbijt dat voor mijn neus staat. Vreemd samenraapseltje: Mlieĉne žemle s kúskami ćokolády (chocoladebroodjes, zes dagen geleden gekocht in Slowakije), een glas sinaasappelsap (zeven dagen geleden gekocht in Emmen) en een kuipje Becel Dieet (zeven dagen geleden aangebroken meegenomen uit de koelkast in Goudswaard).
Het kan raar lopen: bereid je de grootste trip voor die je tot nu toe hebt gemaakt, ben je na exact een week weer in je eigen huis. Straks m’n bussie maar weer uitruimen en boodschappen doen. Ik heb welgeteld drie tijdschriften gelezen van de grote stapel die in het kastje lag en in het dikke-boek-voor-het-slapen-gaan zit mijn bladwijzertje op pagina 89.
Even op en neer naar Oekraïne: drie dagen autowegen heen, één dag 45 kilometer Oekraïne in (zie het gele rondje op de kaart) en drie dagen autowegen terug. 3852 kilometers weggetrapt, dat dan weer wel.
Ach, het voordeel is dat ik de komende tijd geen sigaren en tabak hoef te kopen, dat ik voorlopig bepaalde boodschappen niet hoef te doen en dat ik nu voor vier maanden medicijnen in huis heb (het enige trouwens waar ze aan de grenzen een beetje moeilijk over deden).
De Lonely Planets van Oekraïne en Georgië zet ik weer terug bij mijn andere reisboeken, de (ongebruikte) wegenkaarten van beide landen leg ik erbij en mijn dikke voorbereidingsmap Rondje Zwarte Zee zet ik in zicht, want één ding staat vast: van dit uitstel komt beslist geen afstel. Ik ruim de ontbijtboel op en zet de wasmachine aan. Eén vakantiewasje, het mag geen naam hebben.
Oh ja, mijn moeder.
Wonderbaarlijke herrijzenis. Het gaat iets beter. Ze ligt nog wel suf van de medicijnen in het ziekenhuis. De onderzoeken zijn nog niet allemaal afgerond. Bloed is in orde, longen zijn goed, vocht is uit haar benen, een mogelijke botinfectie moet nog worden onderzocht. Of haar hersenen zijn beschadigd of dat er sprake is van ouderdomsdementie is nog niet duidelijk. Eigenlijk komt het er op neer, dat de behandeling verder poliklinisch zou kunnen worden voortgezet, maar in de toestand waarin ze nu verkeert kan ze onmogelijk nog langer zelfstandig wonen en zal ze moeten worden opgenomen in een verpleegtehuis. Ik zie het allemaal wel.*)
*) Moeder overleed datzelfde jaar nog in juni