Video & fotoboek
Eerste indruk
Als vriendin-en-ik in de taxi zitten die ons van het vliegveld van Moskou naar de stad zal brengen, vraag ik de gids of het ver rijden is naar ons hotel.
‘Nee hoor’, is haar antwoord, ‘het is maar zestig kilometer.’ Een paar uur geleden vertrokken van Amsterdam-Schiphol realiseer ik me, dat ik de Nederlandse afstanden en reistijden achter me moet laten. Het Moskouse vliegveld ligt ‘maar’ zestig kilometer buiten de stad. Ik ben in Rusland…
Tweede indruk
In de winter van 1989/1990 bezocht ik Moskou voor de eerste keer.
Twintig jaar later geloof ik mijn ogen niet als ik de verwesterde Russische samenleving aanschouw. Als de taxi vanaf het vliegveld de weg opdraait naar de stad zie ik door het zijraampje de enorme M van McDonald’s en een filiaal van Ikea. Ben ik in Rusland?
Witte wijn
Hotel Vega aan de Izmailovskoe Shosse in Moskou is vooral heel groot.
Dat geldt ook voor het restaurant waar we na het beklimmen van een reusachtige trap terecht komen: groot, heel veel tafeltjes, heel veel grote gele lampen aan het plafond, een uitgebreid buffet, een reusachtige spiegelwand, maar ook compleet uitgestorven. Behalve een Duits gezinnetje zijn vriendin-en-ik de enige gasten. Personeel is er niet te bekennen. We kiezen -keuze genoeg- voor een tafeltje bij het raam. Even twijfelen we nog ergens anders te gaan zitten, maar ook op alle andere tafeltjes zitten de gele tafelkleedjes vol vette vlekken.
Bij het buffet hebben we een ruime keus uit veel gerechten. Vlees en vis in alle soorten. Als we ons bord hebben gevuld en aan tafel de eerste happen nemen, komen we tot de voorzichtige conclusie, dat de overeenkomst tussen alle gerechten de mindere kwaliteit en het hoge vetgehalte is.
Na een klein kwartiertje (…) verschijnt er personeel in het restaurant. Eén van de serveersters (wat is ze nog jong!) komt naar ons tafeltje en vraagt in het Russisch ons kamernummer. Of ze ook Engels spreekt. Haar a little blijkt wel heel erg little te zijn, want mijn vraag om een fles witte wijn levert slechts een opgetrokken wenkbrauw en niet begrijpende ogen op. Met handen en voeten slagen we erin haar duidelijk te maken wat onze bedoeling is. Na een poosje loopt ze met een begrijpend yes, yes, yes weg in de richting van de keuken aan de andere kant van het restaurant.
Benieuwd of ze het allemaal wel echt begrepen heeft, volgen we haar bewegingen. Na drie minuten verschijnt ze alweer in de deuropening, lacht wat schichtig onze kant op, loopt op een drafje in de richting van de uitgang van het restaurant en gaat de trap af. We halen onze schouders op en vullen nog maar een klein bordje vettigheid. Als we net weer aan tafel zitten, komt ons serveerstertje terug. Ze heeft inderdaad een fles witte wijn bij zich.
In een hoek van het restaurant staan twee collega’s van haar en daar loopt ze naar toe. Met z’n drieën gaan ze in de weer om de fles te ontkurken. Eerst wordt de kurkentrekker van alle kanten bekeken, vervolgens probeert nummer 1 de fles open te krijgen. Als dat niet lukt, neemt nummer 2 de kurkentrekker over en doet verwoede pogingen de kurk uit de fles te krijgen. Regelmatig werpen ze een schichtige blik achterom naar ons tafeltje, waar wij met stijgende verbazing deze operatie volgen.
Het gaat allemaal zo onervaren en klungelig, dat we op het punt staan de helpende hand te bieden als we op dat moment wat gesmoorde vreugdekreetjes horen: de fles is ontkurkt! Helemaal tevreden zijn ze niet met het resultaat, want ze staan wat beteuterd naar de geopende fles te kijken. Ons serveerstertje pakt de fles op. In plaats van naar ons tafeltje te komen om (eindelijk, we zijn bijna klaar met eten) onze glazen te vullen, loopt ze -nerveus naar ons glimlachend- rechtstreeks naar de keuken. Bijna opgelucht komt ze even later weer tevoorschijn, stevent op ons tafeltje af en zet met gepaste trots de fles wijn op tafel.
De fles is inderdaad open, maar helaas is de kurk naar binnen geschoten. Geen probleem voor onze serveerster, want trots wijst ze op het buigrietje (…) dat in de hals is gestoken en waarmee de kurk naar beneden kan worden geduwd. Normaal gesproken zouden we er niet over piekeren een dergelijke wijnmishandeling te accepteren, maar ach, ze zijn zo bezig geweest en ach, ze hebben zo hun best gedaan en ach, ze zijn nog zo jong, dus vooruit maar. Wel maken we haar duidelijk, dat witte wijn gekoeld moet worden gedronken, dus als ze wat ijs heeft? Kijk en dat begrijpt ze meteen, want binnen de kortste keren is ze terug met een dessertbakje met ijsklontjes. Kunnen we die bij de wijn doen. Met handen- en voetenwerk maken we haar duidelijk, dat we een koeler met ijsblokjes bedoelen waar we de fles in kunnen zetten. We beginnen medelijden met haar te krijgen als we haar weer naar de keuken zien lopen, even later het restaurant zien doorkruisen en voor de tweede maal de trap naar beneden zien nemen. Het duurt even (we zijn maar vast aan het dessert begonnen) als ze weer terug komt. Met twee handen omklemt ze een grote kom, een soort pispot-zonder-oor, tot de rand gevuld met ijsblokjes. We laten het maar zo, bedanken haar vriendelijk en wurmen de wijnfles tussen de blokjes ijs, een ervaring rijker.
Nog één keer verschijnt ons serveerstertje aan tafel.
Of we de wijn apart willen afrekenen: 600 roebel alsjeblieft.
Ach, hebben we voor een krappe veertien euro toch een gratis voorstelling gekregen.
En ze krijgt nog een fooitje ook.
Galina #1
Ons reisgezelschap in Moskou is niet groot. Sterker nog, het bestaat maar uit twee personen: vriendin-en-ik. Dat heeft voor- en nadelen.
Voordeel is, dat we gedurende onze dagen in Moskou een privéchauffeur en een privégids hebben die ons met een ‘eigen’ auto naar alle bezienswaardigheden brengen. Nadeel is, dat je doorlopend ‘bij de les’ moet blijven als vrouwelijke gids Galina iets staat te vertellen.
Kun je bij een groter reisgezelschap nog wel eens aan de buitenrand van de groep gaan staan als de uitleg wat al te uitvoerig wordt en met een half oor luisteren, in onze situatie is dat onmogelijk.
En Galina ontpopt zich als een strenge gids.
Ik val al snel door de mand als ze mij op de allereerste dag bij de allereerste bezienswaardigheid geforceerd vriendelijk en afgemeten te kennen geeft:
‘Ik merk, dat u meer belangstelling heeft voor uw videocamera dan voor mijn verhalen.’ Vertelde ze gisteren niet dat ze ook lerares Duits is?
Galina #2
Gids Galina is er een van de oude Intertourist-stempel.
Leidt al groepen rond sinds de hoogtijdagen van communistisch Rusland. Is dan ook weinig flexibel. Duldt nauwelijks inspraak, laat staan tegenspraak. Zelfs met een ‘groep’ van twee Hollanders is het programma en de daarbij behorende uitleg heilig. We krijgen dan ook (terwijl we met geen andere reizigers rekening hebben te houden) precies onze exacte twintig minuten om foto’s te maken op het Rode Plein, want ‘het schema, hè, we moeten door’.
Pas op onze laatste dag in Moskou kunnen we haar overhalen het vastgestelde programma eerder te stoppen, omdat vriendin-en-ik afwijkende plannen hebben. ‘Maar’, laat zij ons stellig beloven, ‘als er straks terug in Holland gevraagd wordt of de gids zich aan het schema heeft gehouden, moet u niet vertellen dat ik daarvan afgeweken ben’.
Al op de allereerste dag bewijst Galina hoe vasthoudend ze is in haar gidsgedrag.
‘Voor we naar het Rode Plein gaan, moeten we even bij een winkel stoppen, want Alexander moet batterijen kopen’, zegt ze als we hebben plaats genomen op de achterbank van onze taxi.
‘Batterijen?’, doen wij verbaasd. ‘Ja. Voor de microfoon.’
Galina zit naast chauffeur Alexander inderdaad met een microfoon te rommelen. Vriendin-en-ik kijken elkaar aan. Het zal toch niet zo zijn, dat… Onze taxi stopt, Alexander stapt uit en komt even later terug met twee penlight battterijtjes.
Galina stopt de batterijtjes in de microfoon, Alexander rommelt wat met knopjes en dan klinkt het luid en duidelijk door de taxi: ‘Dames en heren, aan uw linkerkant ziet u…’
Wat er te zien is, ontgaat ons even, zo verbouwereerd zijn ‘de dames en heren’ op de achterbank.
Kerstvrouw?
‘Sir! Sir! Beautiful coat for you? Come and see!’
Ik word bijna het kraampje op de markt binnengetrokken als ik even blijf staan en een blik werp op de leren jassen die er hangen. En natuurlijk laat ik me door de aardige Azerbeidzjaan met z’n tien woorden Engels binnen de kortste keren in een leren colbert hijsen. Het blijkt te klein.
Geen nood: zijn vrouw gaat -ondanks mijn tegenwerpingen- bij een buurkraam een ander jasje halen. Dat is weer te groot en bovendien een ander model. Met moeite wimpel ik verdere onderhandelingen af, maar de verkoper is vasthoudend.
Met een blik op vriendin troont hij ons mee naar achter waar hij nog meer beautiful coats heeft hangen. Hij wijst op een leren damesjasje, waarvan de kraag en de mouwen zijn afgezet met wit bont. ‘Look sir: for the lady, sir. Lady Santa Claus, sir!’
BEWEGENDE BEELDEN
Top-overweging
Sinds jaar en dag worden wij Hollanders in het buitenland voor Duitsers aangezien. Veel landgenoten -waaronder ik- haasten zich dan ook te verklaren dat we ab-so-luut géén Duitsers zijn.
Misschien is het sinds het optreden van de Toppers tijdens het songfestival in mei 2009 in Moskou verstandiger de Russen in de waan te laten dat ik de Duitse nationaliteit heb.
Vooruitgang?
Twintig jaar geleden liep ik onder leiding van een gids met een groep over het Rode Plein in Moskou. Toen ik me destijds een paar meter van de groep verwijderde om een stukje te filmen, snerpte er onmiddellijk een fluitje en werd ik door een bars kijkende soldaat terug naar de groep verwezen. Twintig jaar later lunch ik met vriendin op een westers aandoend terrasje aan datzelfde Rode Plein…
Twintig jaar geleden bezocht ik het toen grootste warenhuis van Moskou: het Gum. Ik filmde een grauwe mensenmassa in vormeloze jassen en vrouwen met grijze hoofddoeken. Ik zag winkeltjes met nauwelijks artikelen in de schappen. Twintig jaar later kijk ik mijn ogen uit in datzelfde Gum. De smoezelige winkeltjes hebben plaats gemaakt voor hypermoderne boetieks. Overal zie je de grote, westerse merken…
Twintig jaar geleden werd het straatbeeld in Moskou bepaald door Lada’s en Volga’s. Twintig jaar later zie ik de meest dure en westerse automerken door de straten rijden…
Twintig jaar geleden filmde ik schitterende historische gebouwen. Twintig jaar later zijn veel historische gevels ontsierd door grote, westerse reclames en billboards…
Twintig jaar later.
Moskou straalt rijkdom en vooruitgang uit.
Maar is het niet een flinterdunne rijkdom? Een rijkdom voor de happy few?
Heeft het merendeel van de Moskovieten het nu echt beter dan twintig jaar geleden?
BEWEGENDE BEELDEN
Slaaptrein
‘Reizen jullie met de nachttrein van Moskou naar Sint-Petersburg?’, had goede-vriend-uit-Brabant gevraagd. ‘Dat wordt genieten! Dat is zo’n belevenis!’ Zelf had hij deze rit enige tijd geleden gemaakt en hij vervolgde: ‘Dan komt er iemand ’s avonds je bed opmaken. Keurige, schone lakens en dekens. Dan heb je ieder een badjas en slippertjes. Dan komen ze langs met hapjes en drankjes. En je hebt een flatscreen. En nadat je je ’s morgens in je eigen coupé lekker hebt gewassen (natuurlijk zijn er handdoeken en toiletartikelen!) krijg je een heerlijk ontbijt geserveerd! Nee, een prima keus van jullie om die trein te nemen!’
Het enthousiasme van goede-vriend-uit-Brabant had aanstekelijk gewerkt en vriendin-en-ik keken dan ook uit naar die nachtelijke rit. En ja hoor, het klopt. Tenminste wat zijn opmerking over de stram in de houding staande spoorwegbeambte bij de deur van ons treinstel betreft. Ook schalmt het Moskouse volkslied uit de luidsprekers als onze trein om 23:55 uur vertrekt. Maar verder?
Vriendin-en-ik kijken elkaar eens aan.
Waar moeten we onze koffers laten? Daar had goede-vriend-uit-Brabant niets over gezegd. Met moeite proppen we ze onder de banken. En we voelen ook even aan die banken. Moeten we daar op slapen? En de badjas? En de slippers? En de toiletartikelen? Nergens te bekennen.
Het ziet er allemaal keurig uit hoor: het is schoon, er hangen gele, gedrapeerde gordijnen voor het raam met rode balletjes, er ligt een kleedje op tafel, maar het dekbed bestaat uit een paardendeken in een hoes. En het gezamenlijke toilet is aan het einde van het rijtuig en overwegend bezet. We gaan voor het raampje zitten en zien de lichtjes van de stad langzaam vervagen.
Er wordt op onze deur geklopt. Ha, daar zul je de beddenopmaker hebben! Maar het is een vrouw met een rieten mand vol eet- en drinkwaren. Of we iets nodig hebben? Nou, nog maar net begonnen aan de reis hebben we daar nog geen behoefte aan. Hadden we maar gekocht! Hadden we maar ingeslagen! Konden wij weten dat we die vrouw gedurende de hele reis niet meer zouden zien?
We klappen de banken uit, pakken kussen en dekbed en proberen wat te slapen.
We zijn de volgende morgen natuurlijk veel te vroeg wakker, maar vroeg genoeg om voor de meute uit ons te kunnen wassen in de toiletruimte.
Gelukkig kan ik een kop koffie halen bij onze ‘stewardess’*) en met dikke slaapogen zien we de buitenwijken van Sint-Petersburg aan ons voorbij rollen. Het kan ons niet snel genoeg gaan. Wat zijn we toe aan het ontbijt in ons hotel!
‘En?’, vroeg goede-vriend-uit-Brabant bij onze thuiskomst, ‘hoe vond je de nachttrein? Een heel aparte belevenis, toch?’
Ik deed verslag van onze ervaringen en we kwamen tot de conclusie, dat er meerdere nachttreinen rijden tussen Moskou en Sint-Petersburg. Pech. Hadden vriendin-en-ik waarschijnlijk net die ene sobere gehad. Of zou goede-vriend-uit-Brabant meer roebels voor zijn treinkaartje hebben neergeteld?
*) Nuchtere vaststelling: die nostalgische, romantische samowar is vervangen door de magnetron
Hotel Sovietskaya
In oude reisgidsen staat Hotel Sovietskaya nog vermeld als een van de accommodaties in Sint-Petersburg. Maar de tijden in Rusland zijn veranderd en zo’n naam doet het tegenwoordig niet meer. Sovietskaya heet tegenwoordig Hotel Azimut. Het interesseert me eigenlijk bar weinig.
Na een bijna slapeloze nacht in de trein van Moskou naar Sint-Petersburg heb ik alleen maar behoefte aan een goed ontbijt en dito kamer. Het valt niet tegen: Azimut heeft een prachtige lobby, grenzend aan een gezellig restaurantgedeelte. Het ontbijtbuffet is meer dan voortreffelijk en (oh, weelde!) onze nieuwe gids heeft het bij de receptie kunnen regelen, dat we onze kamer al kunnen betrekken.
Die kamer bevindt zich niet in het hoofdgebouw, maar in een zijvleugel. Die kamer bevindt zich niet in hotel Azimut, maar in Sovietskaya. Ik ben weer twintig jaar terug in de tijd.
Als ik de kamer binnenstap, slaat de hitte me tegemoet. Ik kijk op de thermometer aan de muur: 290 C! Ik zoek de bediening van de airco. Die is er niet. Vriendin-en-ik openen snel het enige raam van de kamer. In die hitte verschuiven we een kastje en wat lampen om de kamer tenminste een beetje beloopbaar te maken. In die hitte zoeken we tevergeefs naar een kluis en een kofferplank. Dan de paspoorten maar in de tas en de koffers aan het voeteneinde.
Ik ben toe aan een verfrissende douche na het nachtje slaaptrein. Als ik de kraan opendraai, komt er bruin water uit. Vandaar dat briefje op het kastje met ‘excuses voor het ongemak’. Als ik de douche aanzet, spuit dat bruinige water alle kanten op, voornamelijk naar de zijkanten tegen het douchegordijn aan.
Een uurtje later meld ik me (opgefrist?) bij de receptie.
Dat het zo heet is in de kamer en of daar iets aan gedaan kan worden? Of ze misschien een fan hebben? De vriendelijke, goed Engels sprekende dame achter de balie belt meteen huishouding en vertelt me, dat het in orde komt: binnen een kwartiertje zullen ze de ventilator op onze kamer bezorgen.
Als we ’s middags terugkeren na een warm excursiedagje Sint-Petersburg is de temperatuur in de kamer met twee graden gedaald. Een ventilator staat er niet. Ik bel de receptie. ‘Hebben ze die niet neergezet? Ik ga dat meteen voor u regelen!’
Als we ’s avonds naar het restaurant gaan, meld ik bij de receptie, dat we nog steeds geen fan hebben. ‘Excuus, excuus, excuus, gaat u lekker eten. Wij zorgen dat het in orde komt.’
Als we na het eten op onze kamer komen… Ik blijf kalm (…) en bel de receptie. ‘Hebben ze dat nu weer vergeten? Ik stuur direct iemand naar uw kamer.’ Er wordt die avond niet meer op onze deur geklopt en het wordt een kleffe nacht.
Voor we de volgende morgen met de gids Sint-Petersburg intrekken, stap ik nog even naar de receptie. ‘Ah, mister Mahn. Is het nog niet in orde? Wat is uw kamernummer ook alweer? En waar gaat het precies om?’
Ik begin aan hun kennis van het Engels te twijfelen. Vroegen ze me gisteren ook al niet, wijzend op mijn haar, of ik een föhn wilde hebben? Ik vraag een pen en krabbel mijn verzoek op een papiertje.
In de loop van de dag slaat het weer in Sint-Petersburg volledig om. Het koelt af naar zo’n zestien graden en het regent. Als we aan het einde van de middag onze kamer binnen komen, staat daar een ventilator. Splinternieuw. Het prijskaartje zit er nog aan. Ik pak hem op en zet hem in een hoek. Het koude weer houdt aan en de ventilator is geen minuut gebruikt.
Fluiten
‘Niet fluiten! Mag niet!’
Onze lerares Duits/gids Galina sist me toe als ik in de hal van een Moskous museum loop te fluiten.
‘Mag je in Rusland niet in het openbaar fluiten?’
‘Niet fluiten!’, herhaalt ze alleen.
Ik haal m’n schouders op en mijn mond verder dicht.
Vier dagen later zit ik in het busje van het station naar ons hotel in Sint-Petersburg. Ik fluit een deuntje en corrigeer mezelf: ‘Oh nee, dat mag niet in Rusland.’ Aan onze Sint-Petersburgse gids vertel ik het verhaal van strenge Galina in Moskou.
‘Zo gek is dat niet van die Galina‘, zegt onze nieuwe gids, ‘binnenshuis fluiten betekent in Rusland, dat je het geld de deur uitfluit.’
Do you speak English? #1
Volgens de reisgids spreekt men in de meeste Russische hotels goed Engels. Is over het algemeen wel zo, maar communiceren ze ook?
Vanwege ons vroege vertrek uit het hotel kunnen we geen gebruik maken van het ontbijtbuffet. Bij de receptie bespreek ik een breakfastbox die we mee zullen krijgen als we uitchecken.
De volgende morgen zijn vriendin-en-ik (natuurlijk) veel te vroeg wakker. Ik bel de receptie en vraag of de ontbijtdozen op de kamer kunnen worden gebracht.
‘Ik ben bang van niet, mijnheer. Er is nog niemand van roomservice aanwezig. Maar u kunt ze wel zelf in het restaurant ophalen als u dat wenst.’ Dat doe ik dan maar.
Als we even later op onze kamer net aan ons ontbijt-uit-de-doos begonnen zijn, wordt er op de deur geklopt. ‘Good morning sir, u wilde de ontbijtdozen op uw kamer hebben? Alstublieft…’
Zeven hoge petten
Op de luchthaven van Sint-Petersburg word ik staande gehouden door twee geüniformeerde mannen. Nou, mannen. Melkmuiltjes. Grote jongens waarvan je je afvraagt of hun moeder wel weet dat ze hier bij het vliegveld rondlopen. Hun autoriteit moeten ze hebben van hun uniform, maar vooral van de bovenmaatse hoge ‘sovjetpetten’. Ik kan niet goed inschatten welke functie ze hebben. Politie? Bewaking? Militairen? Ik kan het ze ook niet vragen, want een van de twee praat in het Russisch tegen me, de ander staat er wat meesmuilerig bij te grijnzen.
Op mijn vraag of ze Engels spreken, rits de ene Hoge Pet zijn zwarte, leren jack open, haalt uit de binnenzak een klein boekje, bladert er wat in en leest dan hardop: ‘Please sir, show passport’. De andere Pet vindt dit kennelijk zo grappig, dat hij in een goofy-achtig, hikkend lachje uitbarst.
‘Mijn paspoort? Dat heb ik binnen in de vertrekhal in mijn handbagage. Maar waarom wilt u dat zien?’
‘Please sir, show passport’
‘Jawel, dat snap ik wel, maar waarom wilt u mijn paspoort zien?’
‘Please sir, show passport’
Nadat we dit gesprek vijf keer hebben herhaald, geef ik het op.
‘Luister, jongens’, zeg ik, ‘als je mijn paspoort wil zien, moet je even met me mee lopen. Ik begin het koud te krijgen in mijn shirtje met korte mouwen, dus ik ga naar binnen.’
Ik doe een paar passen in de richting van de vertrekhal. De Hoge-Pet-Met-Het-Boekje grijpt mijn arm om me tegen te houden, de andere Pet begint driftig in zijn mobilofoon te praten. Ik schud me los en ga naar binnen, op een paar meter afstand gevolgd door de twee Petten.
‘Wat heb je nou weer?’, vraagt vriendin als ik bij het tafeltje kom waar we koffie zitten te drinken. ‘Ik weet het niet. Die twee jongetjes daar willen zo nodig mijn paspoort zien. Ik snap ook niet waarom.’ ‘Je stond toch buiten te filmen? En je weet toch dat zoiets verboden is op een vliegveld.’ ‘Vroeger ja, maar tegenwoordig niet meer. Die mannetjes vervelen zich en vallen mij lastig. Volgens mij hebben ze hier binnen niet eens de bevoegdheid om ook maar iets te mogen doen.’
Intussen heb ik mijn paspoort tevoorschijn gehaald en loop ermee naar de twee Petten, die midden in de drukke vertrekhal zijn blijven staan. Ik laat mijn paspoort zien. Een van de twee Petten wil het van me aannemen, maar dat -pesterig- weiger ik. Op dat moment verschijnen er nog twee uniformen in de hal. Ze zijn ouder, hebben meer strepen en komen naar me toe. Ook de twee nieuw aangekomenen spreken geen woord Engels. Vier Petten om me heen beginnen om beurten om mijn paspoort te vragen.
‘Copy, copy, copy passport’, zegt de oudste van de vier.
‘Oh, een kopietje?’, doe ik begrijpend.
Ik begin plezier in het voorval te krijgen, loop weer naar mijn bagage en haal een kopietje van mijn paspoort tevoorschijn. Met een ‘Alsjeblieft, hier heb je een kopietje’ wil ik het papiertje aan de oudste Pet overhandigen, maar die wuift het weg. Mijn paspoort moet-ie hebben, zodat hij zelf een kopie kan maken. En dat weiger ik treiterig.
Ik zie inmiddels dat het inchecken gaat beginnen. Er vormt zich een rij passagiers en vriendin-en-ik pakken onze bagage en sluiten aan bij de groeiende rij. Op dat moment komt de vijfde Pet de vertrekhal in. Hij begint (in het Russisch) op me in te praten, de vier andere Petten staan om me heen. Als ik het nog steeds niet wil begrijpen, stapt Pet Vijf op de dame af die bij de ingang de paspoorten controleert.
‘Je komt er niet door’, zegt vriendin, ‘kijk maar.’ Ze heeft gelijk. Uit de gebaren en de blikken van Pet Vijf en de douanebeambte begrijp ik dat hij haar duidelijk maakt ‘die kerel met dat lange grijze haar en die baard’ niet toe te laten. Als er nog twee uniformen de vertrekhal binnen komen, die zich aan weerszijden van het toegangspoortje opstellen, besluit ik dat het lang genoeg geduurd heeft.
Omringd door de Hoge Petten wend ik mij tot de rij medepassagiers.
‘Is er iemand die én Russisch én Engels spreekt en die mij kan helpen?’, roep ik. Een echtpaar stapt naar voren. ‘Ze hebben u buiten bezig gezien met uw videocamera’, begint de vrouw, ‘en nu willen ze zien wat u precies gefilmd heeft.’
‘Oh, is dat het?’, doe ik ineens begrijpend, ‘waarom zeggen ze dat niet gewoon?’ Ik pak mijn camera. Twee Petten blijven naast de ingang geposteerd, vier Petten kijken toe hoe ik de video-opname terugspoel. Op het moment, dat ik de opname wil afspelen, voegt zich nog een zevende Pet bij het gezelschap. Hij heeft nog meer strepen en de andere Petten geven hem de ruimte om het beste zicht te hebben op mijn videobeelden.
‘Delete!’, is het enige dat de Hoogste Pet zegt nadat hij de beelden heeft gezien die ik zojuist buiten heb gemaakt. Nietszeggende beelden van een gebouw met sovjetarchitectuur. Ineens toegeeflijk (het inchecken gaat gestaag door) spoel ik de opname terug en film mijn schoenen. Vijf Petten kijken geïnteresseerd toe, zijn kennelijk tevreden, want verdwijnen uit de vertrekhal. Ook de twee Petten bij de paspoortcontrole stappen op. De hulpvaardige vrouw bijt ze een paar venijnige, boze zinnen toe.
Vriendin-en-ik stappen op de vrouw af.
‘Maakt u zich niet boos. Dat doen wij ook niet. Hartelijk dank voor uw hulp. We gaan inchecken. Enne… we hebben altijd de foto’s nog!’ Van een geheugenkaartje in een videocamera heeft kennelijk geen der Zeven Hoge Petten ooit gehoord…
En is die foto nou al die toestanden waard? Welnee. Maar het doodt wel die ellendige wachttijd op een vliegveld.
In het vliegtuig kijkt vriendin me aan. ‘En had je dit twintig jaar geleden toen je hier was ook gedaan?’, vraagt ze.
‘Van z’n leven niet! Zou ik toen nooit gedurfd hebben’, antwoord ik uit de grond van mijn hart.
Toiletgedachten
♥ Twintig cent…
‘Gôh’, zegt vriendin als ze terugkomt van het toilet, ‘dat is wel wat anders dan bij ons in Nederland. Kom ik bij het toilet, zit daar een mevrouw en moet ik haar twintig cent betalen. Voor dat geld neemt ze je mee naar een toilet, maakt het eerst schoon met bleekwater, geeft je een rol wc-papier en dan mag je pas naar binnen.
♥ Rugklachten…
Eindelijk na zeven hotels een wc-rolhouder die op de juiste plek en hoogte hangt en niet op een onmogelijke plaats achter je aan de muur of (meegemaakt!) tussen je benen door half onder de pot.
♥ Leermomentje…
Pas op het toilet en na gedane arbeid kom ik erachter, dat je van die grote rol wc-papier in de centrale ruimte wat velletjes mee naar binnen had moeten nemen voor eigen gebruik.
♥ Buurman…
Als ik mijn handen sta te wassen, komt er een man aan de wasbak naast me staan, die daar op die plek doodgemoedereerd zijn broek dicht gaat staan maken en z’n gulp dichtknoopt.
♥ Spiegeltje, spiegeltje…
Behalve een penetrante urinelucht hangt er in de openbare toiletruimte ook een plafond van spiegelstroken. Modern vormgegeven, dat wel, maar ook een extra dimensie bij het toiletbezoek. Want behalve de onfrisse geluiden van buurman-rechts is één blik omhoog voldoende om daadwerkelijk te zien wie verantwoordelijk is voor dit toiletconcert.
Grootheidswaanzin
Aardig verhaal van onze gids.
Hotel Astoria in Sint-Petersburg was in de Sovjetperiode eigendom van de staat en alleen toegankelijk voor buitenlandse bezoekers en voorname leden van de communistische partij. Toen Hitler eind 1941 het plan opvatte Rusland in te lijven bij zijn grote Germaanse Rijk maakte hij ook al plannen voor de viering van zijn overwinning op Sint-Petersburg.
Er zou een parade komen langs het Winterpaleis en zijn legertroepen zouden hem daarna begeleiden naar het een paar huizenblokken achter de Hermitage gelegen hotel Astoria. In zijn grootheidswaanzin ging Hitler zelfs zo ver, dat hij de receptie in het hotel al had gereserveerd en de uitnodigingen had laten drukken. Na de feestelijkheden zou hij het hotel en de rest van Sint-Petersburg platbranden.
De geschiedenis heeft geleerd, dat het er allemaal niet van gekomen is: na een beleg van negenhonderd dagen trokken de Duitse troepen zich terug.
Eeuwige trouw
En dat vertelt de gids dan weer niet.
Vriendin-en-ik komen regelmatig bruggetjes tegen vol hangsloten. Willen we toch het fijne van weten. Komen we erachter dat die hangsloten onderdeel uitmaken van de Russische huwelijksceremonie.
Na de voltrekking van het huwelijk gaan bruid en de bruidegom naar de brug en binden er een blauw en roze lint aan, die hun toekomstige kinderen symboliseren. Het blauwe lint voor een jongetje, het roze voor een meisje. Daarna maakt het kersverse bruidspaar een hangslot aan de brug vast, symbool van de twee geliefden en het één worden met elkaar. Waar uiteindelijk de sleutel blijft, hebben we niet kunnen achterhalen.
Doorvragend kom je ook nog te weten, dat volgens de traditie een Russische bruidegom zijn kersverse bruid tijdens de gehele bruiloft niet uit het oog verliest: als hij zijn bruid niet meer kan vinden, kan ze worden ‘gestolen’ door zijn vrienden en moet de bruidegom hen een vergoeding betalen om zijn bruid weer terug te krijgen. Lief toch allemaal?
BEWEGENDE BEELDEN
Do you speak English? #2
Do you speak English?
Si signor!
Hermitage
Dé bezienswaardigheid en grootste toeristische trekpleister van Sint-Petersburg: de Hermitage. Uren kun je er ronddwalen. Dagen. En dan nog heb je maar een fractie gezien van alles wat daar tentoongesteld staat.
Onze gids kon het preciezer vertellen:
Om alle voorwerpen en kunstschatten van de Hermitage te bekijken, moet je dit museum vijf dagen per week, acht uur per dag bezoeken. Trek gedurende die bezoeken voor ieder kunstvoorwerp twintig seconden uit om het te bekijken. Doe dat gedurende een periode van acht jaar en je hebt alles gezien…
BEWEGENDE BEELDEN
Peterhof
Zo’n dertig kilometer ten westen van Sint-Petersburg ligt de zomerresidentie van tsaar Peter I. Schitterend! Wat een tuinen. Wat een gebouwen. Wat een pracht en praal. Maar ook en vooral: wat een strenge toeristenbegeleiding.
Onze gids moet zich melden en het aantal groepsleden opgeven voor we naar binnen mogen. Bij de ingang van het paleis staat een strenge, geüniformeerde dame de leden van iedere groep te tellen. Groepsgenote-Maaike-en-ik lopen achteraan onze groep, zijn in druk gesprek met elkaar, letten even niet op en komen daardoor vooraan bij een achteropkomende groep terecht. De strenge-dame-in-uniform houdt ons resoluut tegen. We worden niet toegelaten. Natuurlijk (?) spreekt het uniform geen Engels en met handen en voeten leggen we haar dat we bij een andere groep horen. Vriendin is inmiddels binnen en kijkt achterom waar ik blijf. Ik duw de uniform-arm opzij en stap het paleis binnen. Veel geschreeuw, veel geduw en getrek. Er komt zelfs bewaking aan te pas die ons het paleis weer uit wil zetten. Onze gids komt op het kabaal af en regelt het.
De rondgang door het paleis kent een strenge logistiek.
In iedere ruimte, in iedere zaal staat bij de in- en uitgang een vrouwelijke suppoost. Er kan geen lachje vanaf. Nauwlettend houden zij de groepen in de gaten. Als de groep naar hun zin te lang in een vertrek verblijft of als de gids haar verhaal iets te uitvoerig vertelt, grijpen ze in. De uitgang-dame geeft de gids nors te kennen, dat zij door moet lopen, de ingang-dame laat met een gebaar alsof het paleis van haar is de achteropkomende groep binnen. Hun werkwijze is zo irritant, dat ik op den duur meer let op al die regeldametjes, dan op de kunstschatten om me heen.
Ouderwets klant-onvriendelijk. Zo kan het dus ook nog.
Schoon
Tramlijn 1 naar Kadriorg stopt bij het eindpunt. Nog voor alle passagiers zijn uitgestapt, komen twee geelgehesde mannen met een bezem naar binnen. Als de tram helemaal leeg is, vegen zij het rijtuig van voor naar achter keurig schoon. Ze stappen uit en gaan weer bij de halte staan. Leunend op hun bezem wachten zij gelaten op de volgende tram.
Nattigheid
Het regent. En niet zo’n beetje ook. De hele morgen zitten vriendin-en-ik al tegen de zwiepende ruitenwissers aan te kijken. We rijden door Litouwen en zijn op weg naar Kaunas.
Uit de reisgids:
‘In Kaunas moet u zeker een bezoek brengen aan het op een na belangrijkste middeleeuwse gebouw van de stad: al in 1367 stond aan de monding van de Neris in de Memel een burcht met vier torens en negen meter hoge muren.’
Met wat zoeken vinden we de burcht. Die staat bovenop een heuvel. Een steile trap leidt naar de top. In de regen en met de nodige uitpuf-momenten onderweg beklimmen we die trap. Als ik bovenaan ben, kan ik een verwensing nauwelijks onderdrukken. Vlak voor de burcht is een parkeerterrein waar wat auto’s staan.
De burcht ziet er verlaten uit. Logisch, want wie wil op zo’n verregende dag een kasteel bezoeken? Op de gesloten deur hangt een bordje: ‘Drie keer kloppen.’
Vriendin klopt en er gaat een luikje open. Een vriendelijk jongemannengezicht kijkt ons aan en vraagt om het wachtwoord. Het wachtwoord? Ik krijg een onaangenaam vermoeden. Dat vermoeden wordt bevestigd als ieder woord dat je zegt, wordt geaccepteerd en de deur uitnodigend openzwaait.
Het jongemannengezicht is gekleed in historische kledij (zijn we in het Land van Ooit?) en hij troont ons mee naar een rek ridderhessen. Nou ja, ridderhessen. Het zijn een soort grove, juten poncho’s zonder capuchon. Met een gat in het midden waar je hoofd doorheen moet en een soort ridderkruis op de rug. Vriendin laat zich zo’n hes ‘aanmeten’; ik weiger al sinds jaar en dag kleding of attributen aan te trekken waar een heel seizoen andere, ongetwijfeld ongewassen toeristen in hebben lopen zweten…
Eén blik op de troosteloze, verlaten en verregende binnenplaats is voldoende om te zien, dat we helemaal verkeerd zitten. De burcht is veranderd in een kinderspeelparadijs.
Je kunt op een neppaard-met-wieltjes gaan zitten, je kunt stallen bekijken waar niets te zien is, je kunt op de tribune plaats nemen om een riddertoernooi te bekijken (dat vanwege de weinige bezoekers en de regen niet doorgaat), je kunt over de glibberige omgang langs de kantelen wandelen, je kunt in een van de torens het restaurant bezoeken (dat gesloten is) en je kunt in het onvermijdelijke souvenirwinkeltje een aandenken kopen. Een aandenken aan deze ‘historische’ burcht? Vriendin-en-ik hebben geen enkele behoefte.
Met een half uurtje hebben we het allemaal wel bekeken. Leuk voor de kleinkinderen, is onze conclusie. Als de zon schijnt. We glibberen de steile trap af en rijden zo snel mogelijk weg. In welk jaar is die reisgids eigenlijk geschreven?
Do you speak English? #3
Als ik op het terrasje een verse pijp opsteek, loopt op dat moment de ober voorbij. Hij blijft staan en vraagt: ‘Do you need an ashtray for… eh… that thing?’
Jezus!
Ik loop rond over de beroemde Kruisheuvel bij het plaatsje Šiauliai.
Verbaas me over de enorme hoeveelheid kruizen. Indrukwekkend.
Tot mijn oog valt op een oud, verweerd kruis.
Nooit geweten, dat Jezus zo’n atleet was…
Boos
Goedkeurend bekijk ik de uitgestalde etenswaren van het ontbijtbuffet. Ik heb het naar m’n zin en neurie zachtjes voor me uit. Naast me staat een grote, forse man van middelbare leeftijd zijn bord te vullen. Hij heeft grijs, borstelig haar en draagt een colbert dat zijn beste tijd gehad heeft.
‘Good morning!’, zeg ik vriendelijk, ‘ziet er allemaal lekker uit, hè?’
In plaats van me terug te groeten, krijg ik een snauwerige opmerking (in het Litouws?) en maakt hij een boos wegwerpgebaar. Daarna beent hij weg naar zijn tafeltje. Normaal gesproken zou ik mijn schouders ophalen over dergelijk gedrag, maar om de een of andere reden zit het me deze keer niet lekker.
Ik loop op zijn tafeltje af en vraag hem waarom hij zo reageert.
Met een kwaad gezicht begint de man me uit te foeteren. Tenminste, dat neem ik aan. Voor de zoveelste keer deze reis is er een taalbarrière: hij spreekt geen Engels, ik geen Litouws. Als er een serveerster voorbijkomt, vraag ik haar me te helpen. Ik leg uit wat er gebeurd is en dat ik graag wil weten waarom de man zo kwaad doet.
De serveerster wisselt enkele woorden met de hotelgast, krijgt een kleur en vertelt me dan, dat de man zich ergerde aan mijn goede humeur en vooral aan mijn geneurie. Ik ben stomverbaasd, maar steek mijn hand uit naar de man om hem mijn excuus aan te bieden (slaat natuurlijk nergens op, maar soms heb ik zo’n bui). Met een grauw slaat hij mijn hand weg, wijst naar de buitendeur en maakt vechtbewegingen. De serveerster staat er ongelukkig bij.
Ik schiet in de lach over zoveel agressie op de vroege morgen, bedank de serveerster voor haar hulp en loop naar vriendin, die al aan haar koffie-met-croissant zit.
‘Wat had je nou weer?’, vraagt ze als ik grinnikend bij haar aanschuif.
‘Geen idee’, antwoord ik naar waarheid, ‘ik sta net bij het buffet, onschuldig als de bruid, begint me daar een Litouwer…’
Smakelijk
♦ Chocolademelk
Vriendin neemt koffie, ik bestel hot chocolate. Het is wel aan de prijs, maar vooruit. De koffie wordt al snel gebracht, maar mijn chocolademelk laat op zich wachten. Verdorie, wat is dat nou? Is toch niet zo’n werk? Cacao in een kop, melk erbij, even roeren en klaar! Als vriendin de koffie al op heeft, brengt de serveerster mij een espresso-klein-kopje. Inwendig begin ik al te sputteren: zo’n klein kopje chocolademelk voor zo’n fors bedrag! Tot ik het kopje oppak. Het donkerbruine spul beweegt nauwelijks. En als ik voorzichtig een lepeltje ervan in mijn mond steek en proef, wordt alles me duidelijk: pure, gesmolten chocola!
♦ Kava su pieno
Bestel je in de Baltische Staten koffie met melk, dan krijg je een bak warme melk met een lichte afdronk van koffie.
♦ Met een rietje
Ontdek ik op de kaart een beer groc. Krijg ik een halve liter heet bier met honing, twee schijfjes citroen en… een rietje.
♦ Dubbel bier
Staat er in het restaurant zo’n kaartje op tafel. Met een plaatje van een maaltijd en een glas bier ernaast. In het Cyrillisch staat er iets bijgeschreven, maar dat kan ik niet lezen. Krijg ik even later een bord eten geserveerd met twee halve liters bier. Weet ik veel!
Heb dat ene glas maar weggegeven bij een tafeltje met jongelui. Moesten ze lachen.
♦ ’s Lands wijs
Blini is een traditioneel Russisch gerecht. Moet je een keer gegeten hebben. Dan ook maar meteen ‘zeppelins’ erbij besteld. Als de borden worden gebracht kijken vriendin-en-ik elkaar even aan. De zeppelins zijn duidelijk te herkennen aan de vorm. Ik snijd een stukje af en proef. Nou ja, gepaneerde rösti, niks bijzonders. De blini’s zien er onsmakelijk uit: een grijzige, pokdalige bol ter grootte van een flinke aardappel. Als ik die drillerige bal van gestold, lillend spul doormidden snijd, blijkt hij gevuld met een ondefinieerbare, vleesachtige massa. Voorzichtig neem ik een klein hapje. Ik kom er niet achter wat ik eet. Ik houd het op abattoirafval.
Vriendin heeft met afkeer en spanning naar mijn proeverij gekeken.
‘Lekker?’, vraagt ze.
‘Heerlijk!’, zeg ik manhaftig, ‘ziet er niet uit, maar heerlijk!’
Vriendin laat zich overhalen en neemt een muizenhapje.
We roepen de ober, betalen onze maaltijd en laten de borden verder onaangeroerd staan.
Het kleinste koekje-bij-de-koffie
Het grootste bord eten
Asfalt-weg
En, hoe zijn de wegen in de Baltische staten?
Prima hoor. En gelukkig word je steeds bijtijds gewaarschuwd als de (opgelapte) asfaltweg plotseling overgaat in onverharde, geel-beige steenslag…
Gezellig?
Het terras in de ondergaande zon is vol. Alle tafeltjes zijn bezet.
Schuin achter me zit een echtpaar van rond de vijftig. Ze horen bij een reisgezelschap. Er nadert een ander echtpaar van ongeveer dezelfde leeftijd. Ze kijken even rond en stappen dan op het tafeltje achter mij af.
‘Ist es gestattet (ach, selbstverständlig: hetzelfde reisgezelschap…), Ist es gestattet als wij bij u aan het tafeltje plaatsnemen?’
Natuurlijk is dat gestattet. Kun je moeilijk weigeren. Maar leuk vinden ze het geen van vieren.
Onafhankelijk van elkaar bestellen ze grote pullen bier, die ze langzaam naar binnen nippen. Ze wisselen geen stom woord met elkaar. Zitten daar maar. Gezellig, met z’n vieren aan een tafeltje. En dat hebben ze een half uur volgehouden.
Tot slot
Een serie reisverhaaltjes, aangevuld met belevenissen. En nog zoveel meer meegemaakt. En nog zoveel meer gezien.
Vliegtuig, bus, taxi, boot, tram, trein en metro. Kathedralen, kerken en kloosters. Hoofdsteden. Havensteden. Buitenwijken. Historische stadskernen. Watervallen. Natuurgebieden.
Maar daar heb je reisgidsen voor. Als je daar meer over wilt weten, moet je die maar lezen. Dit was mijn eigen, eigenwijze ‘reisverslag’
Enne… nee, dit is dus niet ‘vriendin-en-ik’